ECLI:NL:RBZWB:2023:184

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
394056_T11012023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Mr. Van der Weide
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis benoeming deskundige in civiele procedure met betrekking tot whatsapp communicatie

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 11 januari 2023 een tussenvonnis uitgesproken waarin de rechtbank heeft besloten een deskundige te benoemen. De zaak betreft een geschil tussen een besloten vennootschap (eiseres) en twee gedaagden over de inhoud en ontvangst van een whatsapp-bericht. De rechtbank heeft eerder, in een tussenvonnis van 30 november 2022, vastgesteld dat een deskundigenbericht noodzakelijk is om de zaak verder te kunnen beoordelen. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hun wensen en vragen met betrekking tot de deskundige en het onderzoek kenbaar te maken.

Eiseres heeft voorgesteld om een specifieke deskundige te benoemen, maar staat open voor andere opties. De rechtbank heeft de vragen die aan de deskundige voorgelegd worden, zorgvuldig overwogen en enkele voorstellen van eiseres afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank heeft besloten dat de deskundige zich moet richten op de technische mogelijkheden van whatsapp en de relevantie van de communicatie tussen partijen. De deskundige, de heer [deskundige], is benoemd en het voorschot voor zijn werkzaamheden is vastgesteld op € 650,00 exclusief BTW. Partijen zijn verplicht om mee te werken aan het onderzoek en dienen de deskundige toegang te verlenen tot noodzakelijke informatie en plaatsen.

De rechtbank heeft ook aangegeven dat als gedaagden een toevoeging aanvragen, zij geen voorschot hoeven te betalen, maar dat dit wel moet gebeuren binnen de gestelde termijn. De beslissing over het voorschot is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de zaak zal op een later moment verder worden behandeld, afhankelijk van de voortgang van het deskundigenonderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/394056 / HA ZA 22-46
Vonnis van 11 januari 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. D. Vong te Rijen,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. M. Harte te Terneuzen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] genoemd worden. Gedaagden worden apart aangeduid als [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 30 november 2022 en de daarin genoemde processtukken;
  • de akte uitlating deskundigenbericht van 7 december 2022 van [eiseres] ;
  • de akte uitlating deskundigenbericht van 7 december 2022 van [gedaagden] ;
  • de brief van 22 december 2022 van de rechtbank waarbij partijen in de gelegenheid zijn gesteld om te reageren op de persoon van de deskundige, zijn uurtarief en de begroting van het voorschot;
  • de reactie daarop van [eiseres] d.d. 24 december 2022 en van [gedaagden] d.d. 22 december 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenvonnis van 30 november 2022 heeft de rechtbank het voorshands nodig geacht om een deskundigenbericht in te winnen. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld
zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
2.2.
Uit de akte uitlaten deskundigenbericht van [eiseres] volgt dat zij het wenselijk vindt dat een deskundige benoemd wordt. [eiseres] stelt een medewerker van de [firma] voor, maar sluit zich aan bij andere mogelijke (of goedkopere) opties die de rechtbank heeft. Wat betreft de in het tussenvonnis voorgestelde vragen, stelt [eiseres] voor een koppeling te maken met het whatsapp account van [gedaagde sub 1] in plaats van met (enkel) zijn telefoon. Het is denkbaar dat [gedaagde sub 1] een andere telefoon heeft dan ten tijde van het (vermeend) verzenden van het betreffende bericht. Het is wenselijk dat de deskundige zich ook uitlaat over het antwoord op de vraag of de telefoons die partijen thans in gebruik hebben destijds (eind 2021) ook al in gebruik waren. Volgens [eiseres] zou het zinvol zijn ook de vraag te stellen of het bericht in kwestie daadwerkelijk op reguliere wijze is ontvangen in de whatsapp account van [naam] en/of dat bericht er door manipulatie tussen is gekomen. Tot slot acht [eiseres] het van belang om antwoord te krijgen op de vraag hoe lang het mogelijk was om berichten uit een gesprek te verwijderen op een zodanige wijze dat het bericht zowel bij de ontvanger als bij de verzender verwijderd werd op en omstreeks 1 december 2021.
2.3.
[gedaagden] laten bij akte weten het uitvoeren van een deskundigenbericht wenselijk te vinden, en zich aan te sluiten bij hetgeen door de rechtbank is opgemerkt omtrent de vereiste deskundigheid en de voor te leggen vragen. [gedaagden] hechten er aan dat door de rechtbank een deskundige wordt benoemd en dat dit niet iemand is die door partijen is voorgedragen.
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige, met kennis van mobiele telefonie en de (technische) mogelijkheden van whatsapp.
De aan de deskundige voor te leggen vragen
2.5.
De rechtbank acht het nuttig de vraagstelling (mede) te koppelen aan het whatsapp account van partijen, en niet enkel aan de telefoon. [eiseres] merkt terecht op dat het versturen van whatsappberichten ook mogelijk is met een ander middel dan een mobiele telefoon. Datzelfde gegeven maakt echter dat de vraag of partijen nog beschikken over dezelfde telefoon als destijds overbodig. [eiseres] stelt dat het overzetten van whatsapp berichten van de ene naar de andere telefoon invloed zou kunnen hebben op de uitkomst van het onderzoek. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, valt dit echter niet in te zien. Met haar vraag naar onderzoeken van de spiegelbeeldige situatie -geconcentreerd op de ontvangst van het bericht, in plaats van het verzenden ervan- miskent [eiseres] dat de te beantwoorden vraag ziet op de vraag of [gedaagde sub 1] de in het bericht opgenomen wilsverklaring heeft geuit. De rechtbank acht het dan ook niet zinvol de voorgestelde vraag over te nemen. Datzelfde geldt voor de vraag naar de tijdspanne waarin verwijdering van berichten eind 2021 mogelijk was; [eiseres] heeft het belang bij een antwoord op deze vraag onvoldoende onderbouwd. De rechtbank voegt aan de vraagstelling toe dat de noodzaak van onderzoek van de telefoon of individuele whatsapp accounts van [naam] en [gedaagde sub 1] ter beoordeling aan de deskundige is. Juist omdat op afstand uitlezen of een deskundig oordeel over de (on)mogelijkheden van whatsapp wellicht ook zonder fysieke beschikking over de telefoons c.q. accounts mogelijk zijn, wenst de rechtbank de meest efficiënte onderzoeksmethode aan de deskundige over te laten.
2.6.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank de navolgende vragen aan de deskundige voorlegt:
Kunt u -indien beantwoording van de vraagstelling dat vereist- na onderzoek van de mobiele telefoons en/of whatsapp accounts van [naam] en/of van [gedaagde sub 1] een uitspraak doen over de vraag of het appbericht van 9 december 2021 te 21.28 uur, dat wel (in de whatsapp geschiedenis) op de telefoon van [naam] en niet (in de whatsapp geschiedenis) op de telefoon van [gedaagde sub 1] te lezen is, is verzonden vanaf de telefoon c.q. het whatsapp account van [gedaagde sub 1] ?
Zo ja, kunt u vanuit uw deskundigheid een verklaring geven voor het feit dat het betreffende appbericht niet zichtbaar is (in de whatsapp geschiedenis) op de telefoon van [gedaagde sub 1] ?
Zo nee, kunt u vanuit uw deskundigheid een verklaring geven voor het feit dat het betreffende appbericht wel zichtbaar is (in de whatsapp geschiedenis) op de telefoon van [naam] ?
Indien op een van de voorgaande vragen het antwoord ontkennend is, kunt u dan aangeven of, en zo ja welk, nader onderzoek mogelijk wel tot beantwoording van de vraagstelling zou kunnen leiden?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
De persoon van de deskundige
2.7.
De door de rechtbank aangezochte deskundige, de heer [deskundige] , werkzaam bij [bedrijf] , gevestigd te [vestigingsplaats 2] , heeft - uitgaande van de vraagstelling zoals opgenomen in 2.6 - het voorschot begroot op € 650,00 exclusief BTW. Zijn uurtarief bedraagt € 130,-- exclusief BTW. Partijen hebben geen bezwaren geuit tegen de persoon van de deskundige, de hoogte van het voorschot en het uurtarief. De rechtbank gaat over tot het gelasten van het aangekondigde deskundigenbericht. De rechtbank zal de heer [deskundige] benoemen tot deskundige en hem de in de beslissing vermelde vragen voorleggen.
2.8.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.9.
In de vorige beslissing is aangekondigd dat door [gedaagden] het voorschot op de kosten van de deskundige moet worden gedeponeerd. Nadien hebben [gedaagden] de rechtbank echter bericht dat een toevoeging is aangevraagd. Een kopie van de aanvraag is toegezonden. Op het moment van wijzen van dit vonnis is nog geen beslissing op de aanvraag ontvangen door de rechtbank. Indien de verkregen toevoeging alsnog aan de griffier wordt overgelegd, zal aan [gedaagden] geen voorschot worden opgelegd. In het geval [gedaagden] geen verkregen toevoeging indienen, zal het voorschot door hen moeten worden betaald.
2.10.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.11.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan. Zij zal de beslissing over het voorschot ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
3.2.
benoemt tot deskundige:
De heer [deskundige],
[adres]
[telefoonnummer] ,
[e-mailadres] ,
het voorschot
3.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 650,00 exclusief BTW,
3.4.
legt aan [gedaagden] geen voorschot op indien hij
binnen twee weken na hedenaan de griffier een toevoeging ingevolge de Wet op de rechtsbijstand doet toekomen,
3.5.
bepaalt dat [gedaagden] , indien zij niet tijdig een toevoeging aan de griffier doen toekomen, het voorschot dienen over te maken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum Rechtspraak,
3.6.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.7.
bepaalt dat [gedaagden] het procesdossier in afschrift aan de deskundige dienen te doen toekomen,
3.8.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.9.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
3.10.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.11.
draagt de deskundige op om uiterlijk twee maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.12.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.13.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.14.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
4 oktober 2023,
3.15.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eiseres] op een termijn van vier weken,
3.16.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
3.17.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Weide en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2023.