In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Onderlinge Waarborgmaatschappij DSW Zorgverzekeraar U.A. (hierna: DSW) en een gedaagde partij die zich in persoon heeft verdedigd. DSW vorderde betaling van € 1.355,74 van de gedaagde, die in gebreke was gebleven met de betaling van zorgpremies over een deel van 2021 en 2022. De gedaagde was niet verschenen ter zitting en voerde aan dat hij geen premie verschuldigd was, omdat hij zichzelf beschouwde als 'levend mens van vlees en bloed' en 'enig erfgenaam en beneficiairy'. De rechtbank oordeelde dat deze argumenten onvoldoende waren om de betalingsverplichting te ontkennen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er tussen partijen een zorgverzekeringsovereenkomst bestond en dat de gedaagde de verschuldigde premies niet had betaald. DSW heeft de premies en bijkomende kosten, zoals wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, gevorderd. De rechtbank heeft de vordering van DSW toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten.
In reconventie heeft de gedaagde verschillende vorderingen ingesteld tegen DSW en andere partijen, maar deze zijn afgewezen of de gedaagde is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen. De rechtbank heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten van DSW, zowel in conventie als in reconventie. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.