ECLI:NL:RBZWB:2023:1865

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 21_3639
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV-besluit over compensatie transitievergoeding

In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. A.J.H.M. Borgers-Leermakers, beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 9 juli 2021, waarin de hoogte van de compensatie voor de betaalde transitievergoeding werd vastgesteld. Op 24 januari 2023 heeft het UWV dit besluit gewijzigd en de compensatie vastgesteld op € 12.396,83. Na deze wijziging heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten. Het UWV heeft aangegeven bereid te zijn de forfaitaire proceskosten en het griffierecht te vergoeden, maar zal dit pas doen na uitspraak van de rechtbank over de proceskosten.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De rechtbank concludeert dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om het UWV te veroordelen in de proceskosten.

De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 837,00, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank beslist dat het UWV in de proceskosten van verzoekster wordt veroordeeld tot dit bedrag. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande en openbaar gemaakt op 16 maart 2023. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3639 CRTV
uitspraak van 16 maart 2023 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. A.J.H.M. Borgers-Leermakers,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Rotterdam) verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 9 juli 2021 (bestreden besluit) van het UWV inzake de vaststelling van de hoogte van de compensatie voor de betaalde transitievergoeding.
Bij besluit van 24 januari 2023 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd en de hoogte van de compensatie vastgesteld op € 12.396,83.
Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft aangegeven bereid te zijn om de forfaitaire proceskosten en het griffierecht te vergoeden. UWV zal tot vergoeding overgaan nadat de rechtbank uitspraak heeft gedaan over de proceskosten.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 24 januari 2023 dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 360,00 aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 837,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 16 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.