In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de weigering van zijn omgevingsvergunning voor het realiseren van een bedrijfswoning op een kleinschalig bedrijventerrein in Tilburg. De vergunning was geweigerd door het college van burgemeester en wethouders op 4 februari 2022, en het bezwaar van eiser werd op 25 mei 2022 ongegrond verklaard. Eiser, eigenaar van een nabijgelegen pand, had de vergunning aangevraagd in het kader van zijn bedrijf in betonmortel. De rechtbank heeft op 23 februari 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van het college aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het college op goede gronden de omgevingsvergunning heeft geweigerd. Eiser voerde aan dat zijn argumenten, waaronder het tekort op de woningmarkt en het gelijkheidsbeginsel, niet voldoende waren meegenomen in de besluitvorming. De rechtbank concludeert echter dat het college voldoende heeft gemotiveerd waarom de vergunning niet kon worden verleend, onder andere omdat de aanvraag niet voldeed aan de bestemmingsplanvereisten en er geen noodzaak was aangetoond voor de bedrijfswoning.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de weigering van de omgevingsvergunning. Wel wordt het college opgedragen het griffierecht aan eiser te vergoeden, omdat er een motiveringsgebrek in het bestreden besluit is vastgesteld. De uitspraak is gedaan door rechter E.J. Govaers op 17 maart 2023.