In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van SaBeWa Zeeland over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de uitspraak op bezwaar van 25 augustus 2020, waarin de heffingsambtenaar de waarde van de woning op 1 januari 2019 had vastgesteld op € 151.000. Na het bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 143.000, maar de belanghebbende was het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 15 maart 2023 hebben partijen een compromis bereikt over de waarde van de woning, waarbij de waarde werd vastgesteld op € 139.000. De rechtbank heeft dit compromis gevolgd en het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard. De rechtbank heeft de eerdere uitspraak op bezwaar vernietigd en de WOZ-waarde verlaagd naar het overeengekomen bedrag. Tevens is de heffingsambtenaar gelast om het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep, dat binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal kan worden ingediend bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.