3.1.[eisers] vorderen – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
A. voor recht verklaart dat [gedaagden] onrechtmatig handelen en hebben gehandeld jegens [eisers] en op grond van art. 5:37 jo. art. 6:162 BW aansprakelijk zijn voor de door [eisers] geleden en te lijden schade;
[gedaagden] gebiedt om hun honden in de voortuin en oprit altijd aangelijnd te houden vanaf het moment van openen van de voordeur, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere overtreding van dit gebod, met een maximum van € 10.000,00;
[gedaagden] verbiedt om hun honden toe te laten tot de achtertuin van hun woning op straffe van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere overtreding van dit verbod, met een maximum van € 10.000,00;
[gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 15.000,00 als schadevergoeding verbonden aan de plaatsing en het gebruik van de geluidmetingsapparatuur, zoals door M+P in de achtertuin van [eisers] te plaatsen;
[gedaagden] hoofdelijk veroordeelt om onvoorwaardelijk medewerking te verlenen aan een door [naam 2] en M+P uit te voeren onderzoek om in de woning van [gedaagden] zodanige geluids- en isolerende en beperkende voorzieningen te treffen waarmee het blafgeluid wordt teruggebracht tot onder de wettelijk geldende geluidsnormen voor woningen (Activiteitenbesluit milieu), en de schriftelijke bevindingen van deze partijen ( [naam 2] en M+P) vervolgens binnen 21 dagen volledig uit te voeren, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat gedaagden in gebreke blijven aan deze vordering te voldoen met een maximum van € 100.000,00;
[gedaagden] hoofdelijk veroordeelt om op eerste schriftelijk verzoek van [eisers] binnen een maand na het desbetreffende verzoek zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek van een door [eisers] aan te wijzen deskundige om vast te stellen of de vanwege het vonnis getroffen voorzieningen en maatregelen voldoende zijn om het geluidsoverlast veroorzaakt door de honden van [gedaagden] terug te brengen en te houden tot onder de wettelijk geldende geluidsnormen voor woningen op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat gedaagden in gebreke blijven aan deze vorderingen te voldoen met een maximum van € 100.000,00;
[gedaagden] reeds nu hoofdelijk veroordeelt om de honden te verwijderen en verwijderd te houden uit de woning en de tuin en voorts daar geen honden of andere dieren te houden of te zullen gaan houden, voor het geval de maximale dwangsom voortvloeiende uit (één of meer van) de vorderingen onder B t/m E is volgelopen, danwel indien blijkt uit het onderzoek van de onder F genoemde deskundige dat de getroffen voorzieningen en maatregelen onvoldoende zijn om de geluidsoverlast, veroorzaakt door de honden, onder de wettelijk geldende geluidsnormen te brengen en te houden en nadat [gedaagden] ook na een schriftelijke ingebrekestelling, waarbij een termijn voor deugdelijke nakoming wordt gesteld van 14 dagen, nalaat om alsnog aan de bovengenoemde vorderingen A t/m D te voldoen, op straffe van een dwangsom van € 100.000,00;
[gedaagden] hoofdelijk veroordeelt in de (na)kosten van de procedure, vermeerderd met de wettelijke rente over de (na)kosten vanaf de 15de dag na het vonnis.