ECLI:NL:RBZWB:2023:1908

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
C/02/398110 / HA ZA 22-280 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Stoof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige hinder door geblaf van honden en privacy schending door cameratoezicht

In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 maart 2023, hebben eisers, bewoners van een woning, een vordering ingesteld tegen hun buren wegens onrechtmatige hinder door het blaffen van hun honden. Eisers stellen dat zij sinds 2018 ernstige hinder ondervinden van de honden van gedaagden, die vaak blaffen en als gevaarlijk worden ervaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het geblaf van de honden de grenswaarden van het Activiteitenbesluit overschrijdt, wat leidt tot de conclusie dat er sprake is van onrechtmatige hinder. De rechtbank heeft de vordering van eisers gedeeltelijk toegewezen, waarbij gedaagden werd verboden hun honden in de achtertuin te laten, behalve onder toezicht en binnen bepaalde tijdsvensters.

Daarnaast hebben gedaagden in reconventie gevorderd dat de camera's van eisers, die gericht zijn op hun perceel, verwijderd worden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de camera's een ernstige inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van eisers en heeft deze vordering toegewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/398110 / HA ZA 22-280
Vonnis van 22 maart 2023
in de zaak van

1.[eiser in conventie sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser in conventie sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. J. van der Valk te Tilburg,
tegen

1.[gedaagde in conventie sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde in conventie sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. H.H.G. Theunissen te Roermond.
Partijen zullen hierna gezamenlijk [eisers] en [gedaagden] genoemd worden. Afzonderlijk worden partijen aangeduid met [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 5 oktober 2022 en de daarin genoemde processtukken;
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties 7 tot en met 12;
  • de op 12 december 2022 door [eisers] toegezonden USB-sticks ter vervanging van de als productie 7 bij conclusie van antwoord toegezonden USB-sticks;
  • producties 13 tot en met 15 van [gedaagden] ;
  • de mondelinge behandeling van 7 februari 2023 en de daarvan door de griffier gemaakte zittingsaantekeningen;
  • de spreekaantekeningen van mr. Van der Valk en mr. Theunissen zoals voorgelezen tijdens de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] huren sinds 3 mei 2007 de woning aan de [adres 1] . [gedaagden] huren sinds september 2002 de naastgelegen woning op [nummer] . De woningen van partijen staan los van elkaar, maar zijn geschakeld via de garages. De achtertuinen van partijen grenzen direct aan elkaar. Zij delen een oprit.
2.2.
Beide partijen zijn liefhebbers van honden. [eisers] hadden tot september 2019 een boerenfox met de [naam hond 1] en tot eind 2016 een Jack Russell genaamd [naam hond 2] . [gedaagden] houden sinds het begin van 2017 de Zwitserse herder met de [naam hond 3] . Op 26 mei 2017 is daar de Zwitserse herder met de [naam hond 4] bij gekomen. [naam hond 4] is een pup van [naam hond 3] .
2.3.
Partijen hebben jarenlang een goed en vriendschappelijk contact met elkaar gehad. Daar is na enige jaren verandering in gekomen. [eisers] ervaren overlast door de honden van [gedaagden] Inmiddels is de verstandhouding tussen partijen ernstig verstoord.
2.4.
Op 10 april 2018 is er een woordenwisseling geweest tussen [eiser in conventie sub 2] en [gedaagde in conventie sub 2] . Die woordenwisseling was reden voor [eisers] om de honden te gaan filmen. In juni 2018 hebben [eisers] ook beveiligingscamera’s laten installeren. Er hangt een camera in de achtertuin, twee aan de voorzijde van de woning (bevestigd aan het dak van de garage, aan weerszijden van de garagedeur) en sinds oktober 2019 ook één op de eerste verdieping achter een zijraam.
2.5.
[gedaagden] hebben op zaterdag 21 april 2018 een schutting rondom hun achtertuin geplaatst. Op 14 december 2019 is het kattenluik in de voordeur dicht gemaakt.
2.6.
Op 20 augustus 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen partijen in bijzijn van de toenmalige verhuurder. Dit gesprek heeft niet tot een oplossing geleid.
2.7.
[eisers] hebben de gemeente Tilburg bij brieven van 15 mei 2019, 4 juni 2019 en 5 juli 2019 verzocht handhavend op te treden tegen de door hen ervaren overlast door de honden van [gedaagden] De gemeente heeft het handhavingsverzoek bij afzonderlijke besluiten van 10 februari 2020 en 28 augustus 2020 afgewezen. Het door [eisers] aangetekende bezwaar tegen de besluiten is ongegrond verklaard. [eisers] hebben beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft bij uitspraak van 17 juni 2021 geoordeeld dat de burgemeester en het college zich terecht op het standpunt hebben gesteld dat zij niet bevoegd waren om handhavend op te treden tegen de door [eisers] ervaren overlast door de honden van [gedaagden] De bestuursrechter overweegt onder meer:
“Eisers hebben in de loop van de procedure een grote hoeveelheid beeldmateriaal aangeleverd. Daarop is te zien dat de honden soms los op de oprit lopen en soms ook op de rijbaan. Maar daarin ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor de stelling van eisers dat de honden gevaarlijk of hinderlijk zijn. (…)”
2.8.
De bestuursrechter heeft het beroep van [eisers] ongegrond verklaard. Het door [eisers] tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State loopt nog.
2.9.
M+P raadgevende ingenieurs B.V. (hierna: “M+P”) heeft in opdracht van [eisers] (onbemande) geluidsmetingen uitgevoerd. M+P heeft op 27 augustus 2020 meetapparatuur geplaatst tegen de achtergevel van de garage in de achtertuin van [eisers] De apparatuur is op 18 september 2020 weer verwijderd. Gedurende de meetperiode van drie weken zijn continu metingen verricht en geluidsopnamen gemaakt voor beoordeling achteraf. [eisers] hebben gedurende de meetperiode een logboek bijgehouden met de blaftijden van de honden. Het rapport van M+P van 30 september 2020 vermeldt:
“Het blaffen van de honden geeft een kenmerkend geluidsspectrum. (…). Op basis van dit kenmerk hebben we een algoritme ontwikkeld om het blaffen automatisch in het multispectrum te detecteren. Met dit algoritme kunnen vrijwel alle momenten die de bewoners in het logboek hebben aangemerkt, worden teruggevonden. Uitzonderingen hierop zijn sommige momenten waarop de honden blijkens de aantekeningen van de bewoners binnenshuis blaften of momenten met veel stoorgeluid uit de omgeving. Het algoritme spoort meer blafmomenten op dan in het logboek staan. Dit kan deels verklaard worden doordat de bewoners soms niet thuis waren. Wij hebben gecontroleerd of het hier daadwerkelijk om blafgeluid gaat. Hierbij hebben we gebruik gemaakt van de geluidsopnamen. In alle gevallen was er inderdaad sprake van blafgeluid.”
2.10.
M+P heeft in de meetperiode ook binnenshuis metingen verricht, op dezelfde wijze als buitenshuis. Daarover vermeldt het rapport van M+P van 30 september 2020:
“Vanwege leefgeluiden in de woning is het geblaf van de honden niet direct uit het multispectrum te halen. We hebben momenten waarop geblaft werd wel teruggeluisterd. Onze bevinding is dat het geblaf duidelijk hoorbaar is. We schatten in dat het maximale geluidsniveau tijdens het blaffen binnenshuis 50-60 dB(A) bedraagt. Omdat de tijdsignalen geen meerwaarde bieden, presenteren we in dit rapport alleen de meetgegevens van de in de buitenlucht geplaatste microfoon.”
2.11.
De resultaten van de metingen van de buitenapparatuur laten zien dat de gemeten blaftijd per dag varieert van 30 tot 225 seconden en het equivalente geluidsniveau tijdens het blaffen ligt tussen de 79 en 81 dB(A). Het gemeten maximale geluidsniveau bedraagt ongeveer 88 dB(A). Tussen 22.00 uur en 06.00 uur blaffen de honden volgens de metingen sporadisch.
2.12.
M+P heeft voor de waardering van de metingen aansluiting gezocht bij de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. In het rapport zijn de volgende beschouwingen opgenomen:
“Het blaffen van honden is een impulsachtig geluid. Het is standaard dat voor hondengeluid een impulstoeslag van 5 dB wordt toegepast op het geluidsniveau dat wordt getoetst aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. De metingen zijn uitgevoerd voor de gevel zodat op het geluidsniveau een gevelcorrectie van -3 dB wordt toegepast. Verder is een bedrijfsduurcorrectie Cᵇ toegepast voor de tijd dat er geblaft wordt in de beoordelingsperiode. Uit het logboek van de bewoners blijkt dat het blaffen van de honden voornamelijk in de dagperiode heeft plaatsgevonden met een aantal uitzonderingen in de avondperiode. (…)
Uit de tabel blijkt dat op basis van de metingen de geluidsbelasting bijna iedere dag boven de (…) 50 dB(A) ligt, met een maximum van 59 dB(A). Het maximale geluidsniveau dat optreedt is na aftrek van de gevelreflectie 85 dB(A). Dit is 15 dB(A) boven de standaard grenswaarde van (…) 70 dB(A) in de dagperiode en 20 dB(A) boven de grenswaarde van (…) 65 dB(A) in de avondperiode.
Op basis van de regels uit de APV kan worden gesteld, dat sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder vanwege de honden van de buren. (…)”
2.13.
De gemeente Tilburg heeft de Nederlandse Stichting Geluidshinder (hierna: “NSG”) opdracht gegeven om de rapportage van M+P te toetsen aan de hand van de door NSG ontwikkelde richtlijn voor de beoordeling van hinder door hondengeblaf. Uit de beoordeling van NSG d.d. 5 mei 2021 blijkt dat het door M+P uitgevoerde onderzoek goed en deugdelijk is volgens NSG. Volgens NSG concludeert M+P terecht dat er sprake is van ernstige hinder. Slechts op het punt van de toegepaste correctiefactor voor tonaal kunnen vraagtekens worden gesteld. Naar de mening van NSG is de toegepaste waarde van 5 dB te laag, en had dit 8,5 dB moeten zijn:
“Daarnaast wordt in de paragraaf van het “Toetsingskader” niet benoemd dat het blaffen van honden extra hinderlijk is en dat hiervoor een toeslag mag worden toegepast alvorens het aan de grenswaarde wordt getoetst. Het geluid van een blaffende hond kan namelijk worden aangemerkt als een piekgeluid met een impulsachtig karakter (korte snelle toename in de geluiddruk met een stijgtijd van minder dan 1 seconde). De toe te passen correctie bedraagt volgens onze richtlijn 8,5 dB. (…)
Echter met de toegepaste berekenwijze van M+P worden de toegepaste grenswaarden van het Activiteitenbesluit al ruimschoots overschreden. Als de volgens onze toeslag tonaal zou worden toegepast worden de overschrijdingen 3,5 dB hoger.”
2.14.
De fokker mevrouw [naam 1] (hierna: “ [naam 1] ”) omschrijft [naam hond 3] in een mail van 11 mei 2021 als zeer onderdanig en zeer zeker niet agressief. [naam 1] geeft aan dat zij nooit een fokteef met agressief gedrag zou gebruiken. Uit het feit dat [naam hond 3] meerdere nestjes heeft gehad volgt dan ook dat zij niet agressief is, aldus [naam 1] .
2.15.
[eisers] heeft hondengedragsdeskundige mevrouw [naam 2] (hierna: “ [naam 2] ”) gevraagd op basis van filmopnames van [naam hond 3] en [naam hond 4] een gedragsbeoordeling van de herders te maken. [naam 2] schrijft in haar verslag van 6 september 2021:
Conclusie
De vraag van de opdrachtgever luidt als volgt:
Is er sprake van een onveilige situatie op het eigen terrein? Is het terecht dat opdrachtgever zich onveilig voelt wanneer ze wordt geconfronteerd met de twee witte Herders die te zien zijn op de videobeelden? En is er sprake van onvoldoende controle van de eigenaren?
Het antwoord op deze vragen is: Ja.
Op de beelden is duidelijk te zien dat zeker een van de honden (volgens opdrachtgever [naam hond 4] genoemd) in meerdere situaties dreig- opwinding- en bijtgedrag vertoont naar diverse personen. Deze hond vertoont gedragingen als: versneld naderen, aanblaffen, uitvallen en bijten met als doen de persoon te verdrijven. Dit gedrag kan leiden tot een bijtincident (op de video’s zijn zelfs al bijtincidenten te zien)
Ook is er onvoldoende controle door de eigenaren. De honden lopen regelmatig los, de geleider heeft vaak geen zich op de honden en het gedrag van de honden, de geleider is zich in vele situaties niet bewust van prikkels uit de omgeving.
Bij de mannelijke geleider is nog het meest controle te zien. De honden zijn vaak aangelijnd, de geleider reageert op prikkels uit de omgeving. (Terug de oprit oplopen wanneer er bijv een andere hond passeert). Het feit dat deze geleider dit doet, wil zeggen dat hij zich ook bewust is van het dreig- en uitval gedrag van zijn honden naar andere honden en naar personen.
Op de beelden is ook te zien dat de honden dus dreig- en opwinding en uitvalgedrag vertonen naar andere honden. Ook hier is er een risico op een bijtincident bij onvoldoende controle.”
2.16.
[gedaagden] hebben [eisers] bij brief van hun gemachtigde van 14 oktober 2020 gesommeerd te stoppen met het filmen van de woning en de oprit van [gedaagden] [eisers] hebben geen gehoor gegeven aan de sommatie.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eisers] vorderen – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
A. voor recht verklaart dat [gedaagden] onrechtmatig handelen en hebben gehandeld jegens [eisers] en op grond van art. 5:37 jo. art. 6:162 BW aansprakelijk zijn voor de door [eisers] geleden en te lijden schade;
[gedaagden] gebiedt om hun honden in de voortuin en oprit altijd aangelijnd te houden vanaf het moment van openen van de voordeur, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere overtreding van dit gebod, met een maximum van € 10.000,00;
[gedaagden] verbiedt om hun honden toe te laten tot de achtertuin van hun woning op straffe van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere overtreding van dit verbod, met een maximum van € 10.000,00;
[gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 15.000,00 als schadevergoeding verbonden aan de plaatsing en het gebruik van de geluidmetingsapparatuur, zoals door M+P in de achtertuin van [eisers] te plaatsen;
[gedaagden] hoofdelijk veroordeelt om onvoorwaardelijk medewerking te verlenen aan een door [naam 2] en M+P uit te voeren onderzoek om in de woning van [gedaagden] zodanige geluids- en isolerende en beperkende voorzieningen te treffen waarmee het blafgeluid wordt teruggebracht tot onder de wettelijk geldende geluidsnormen voor woningen (Activiteitenbesluit milieu), en de schriftelijke bevindingen van deze partijen ( [naam 2] en M+P) vervolgens binnen 21 dagen volledig uit te voeren, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat gedaagden in gebreke blijven aan deze vordering te voldoen met een maximum van € 100.000,00;
[gedaagden] hoofdelijk veroordeelt om op eerste schriftelijk verzoek van [eisers] binnen een maand na het desbetreffende verzoek zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek van een door [eisers] aan te wijzen deskundige om vast te stellen of de vanwege het vonnis getroffen voorzieningen en maatregelen voldoende zijn om het geluidsoverlast veroorzaakt door de honden van [gedaagden] terug te brengen en te houden tot onder de wettelijk geldende geluidsnormen voor woningen op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat gedaagden in gebreke blijven aan deze vorderingen te voldoen met een maximum van € 100.000,00;
[gedaagden] reeds nu hoofdelijk veroordeelt om de honden te verwijderen en verwijderd te houden uit de woning en de tuin en voorts daar geen honden of andere dieren te houden of te zullen gaan houden, voor het geval de maximale dwangsom voortvloeiende uit (één of meer van) de vorderingen onder B t/m E is volgelopen, danwel indien blijkt uit het onderzoek van de onder F genoemde deskundige dat de getroffen voorzieningen en maatregelen onvoldoende zijn om de geluidsoverlast, veroorzaakt door de honden, onder de wettelijk geldende geluidsnormen te brengen en te houden en nadat [gedaagden] ook na een schriftelijke ingebrekestelling, waarbij een termijn voor deugdelijke nakoming wordt gesteld van 14 dagen, nalaat om alsnog aan de bovengenoemde vorderingen A t/m D te voldoen, op straffe van een dwangsom van € 100.000,00;
[gedaagden] hoofdelijk veroordeelt in de (na)kosten van de procedure, vermeerderd met de wettelijke rente over de (na)kosten vanaf de 15de dag na het vonnis.
3.2.
[eisers] voeren ter onderbouwing van hun vorderingen aan dat zij sinds 2018 ernstige hinder van de honden van [gedaagden] ondervinden. Die hinder bestaat uit geluidsoverlast, doordat de honden vaak blaffen, en uit gevaarzetting, doordat de bijtgrage honden los op de gezamenlijke oprit en de openbare weg komen. De hinder is volgens [eisers] zodanig ernstig dat sprake is van onrechtmatige hinder (artikel 5:37 BW jo. artikel 6:162 BW). Dit blijkt uit het logboek dat [eisers] sinds 2017 heeft bijgehouden, de filmopnames, en de rapporten van M+P, NSG en [naam 2] . [eisers] hebben geprobeerd met [gedaagden] tot een oplossing te komen, maar dit is niet gelukt. De door [gedaagden] getroffen maatregelen helpen onvoldoende. Ook de gemeente wil niet handhavend optreden, waardoor deze procedure noodzakelijk is geworden, aldus [eisers]
3.3.
[gedaagden] voeren verweer. Zij vinden dat de vorderingen van [eisers] afgewezen moeten worden en dat [eisers] de proceskosten moeten betalen. Blafgeluiden behoren in beginsel tot de normale leefgeluiden die buren in een redelijk dichtbevolkte wijk van elkaar hebben te dulden. De blaftijd van 15 seconden tot maximaal 225 seconden per dag zoals volgt uit het rapport van M+P is dermate beperkt dat niet gesproken kan worden van onrechtmatige hinder. Het (partij)rapport van M+P is niet representatief, nu in de zomer is gemeten en [eisers] de hinder ervaren als de honden buiten zijn. In de herfst en winter zijn de honden vooral binnen. Er is altijd toezicht op de honden, de honden worden gecorrigeerd en door het plaatsen van een schutting en het dichtmaken van het kattenluik zijn al verdere maatregelen genomen om eventuele overlast te beperken. Er zijn meer honden in de buurt, mogelijk is (ook) het geblaf van andere honden gemeten door M+P. De directe buren en achterburen hebben nooit geklaagd over geluidsoverlast. De honden vertonen in het bijzijn van [gedaagden] nooit agressief gedrag. Ook uit de verklaring van de fokker blijkt dat [naam hond 3] niet agressief is. De bestuursrechter heeft al geoordeeld dat uit de filmopnames niet blijkt dat de honden gevaarzettende situaties zouden veroorzaken. [gedaagden] voeren aanvullende verweren tegen de afzonderlijke vorderingen van [eisers] Indien al een dwangsom wordt toegekend, moet deze gematigd worden. Tot slot verzetten [gedaagden] zich tegen de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring.
in reconventie
3.4.
[eisers in reconventie] vorderen samengevat - veroordeling van [verweerders in reconventie] tot het verwijderen en verwijderd houden van de in de eis in reconventie aangegeven camera’s, en [verweerders in reconventie] te verbieden tot het filmen (inclusief het maken van geluidsopnames) van [eisers in reconventie] en hun perceel, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag met een maximum van € 25.000,00 per veroordeling. Tot slot vorderen [eisers in reconventie] een proceskostenveroordeling van [verweerders in reconventie]
3.5.
Op de zitting hebben [eisers in reconventie] verduidelijkt dat de vordering tot verwijdering ziet op de twee camera’s die aan de voorgevel zijn bevestigd en op de camera die op de eerste verdieping achter het zijraam is geplaatst. Het perceel van [eisers in reconventie] en iedereen die daar komt en gaat worden permanent gefilmd. De camera achter het zijraam is direct op de voordeur van [eisers in reconventie] gericht, en kan als de deuren open staan zelfs tot in de woonkamer filmen. Ook filmt deze camera het badkamerraam en het slaapkamerraam van de dochter van [eisers in reconventie] De inbreuk die [verweerders in reconventie] met de camera’s maken op de privacy van [eisers in reconventie] is onrechtmatig (artikel 6:162 BW), aldus [eisers in reconventie]
3.6.
[verweerders in reconventie] voeren verweer. Zij vinden dat de vorderingen van [eisers in reconventie] afgewezen moeten worden en dat [eisers in reconventie] de proceskosten moeten betalen. [eisers in reconventie] hebben onvoldoende gesteld op welke wijze de camera’s een inbreuk maken op hun persoonlijke levenssfeer. [verweerders in reconventie] hebben bovendien een gerechtvaardigd belang bij behoud van de camera’s, (i) om de overlast veroorzakende feiten en omstandigheden goed te kunnen vastleggen, (ii) om goed voorbereid te zijn op gevaarzettende situaties met de honden en (iii) om hun bezittingen op beeld vast te leggen. Geen van de camera’s neemt geluid op.
3.7.
De rechtbank gaat hierna bij de beoordeling in op wat partijen naar voren hebben gebracht ter onderbouwing van hun vorderingen en verweren.

4.De beoordeling

in conventie
Is er sprake van onrechtmatige hinder?
4.1.
In conventie gaat het om de vraag of de honden van [gedaagden] door (a) geluidsoverlast en (b) gevaarzetting zodanige hinder (overlast) veroorzaken dat sprake is van onrechtmatige hinder (artikel 5:37 jo. 6:162 BW).
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat het enkele feit dat hinder wordt ondervonden niet zonder meer leidt tot de conclusie dat sprake is van onrechtmatige hinder. Enige hinder zullen (dicht) bij elkaar wonende buren immers van elkaar moeten accepteren. Met andere woorden: de subjectieve beleving van in dit geval [eisers] dat er sprake is van hinder, is niet voldoende. Wat de één ernstig en storend vindt, kan voor een ander onbeduidend en acceptabel zijn. Daarbij speelt ook mee hoe de onderlinge verstandhouding is; buren die op goede voet met elkaar staan accepteren over en weer vaak meer van elkaar. Het is dan ook nodig om de hinder objectief vast te stellen voordat getoetst kan worden of ook sprake is van onrechtmatige hinder. Het is aan [eisers] als eisers om voldoende te stellen en zo nodig te bewijzen dat daar sprake van is.
4.3.
Of (objectieve) hinder vervolgens ook als onrechtmatig moet worden beschouwd, is afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade, bezien in het licht van de omstandigheden ter plaatse. Daarbij moet onder meer rekening worden gehouden met de wederzijdse belangen van partijen. Ook de mogelijkheid en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van schade te nemen (mede gelet op de daaraan verbonden kosten) kan meespelen.
Geluidsoverlast
4.4.
Op de zitting heeft [eiser in conventie sub 2] toegelicht dat het geblaf van de honden als ze binnen zijn wel te horen is (zeker als de honden in de gang blaffen), maar dat dit geblaf niet als overlast wordt ervaren. Als het geblaf aanhoudend is levert dat ergernis op, maar geen overlast, aldus [eiser in conventie sub 2] . De overlast wordt ervaren als de honden buiten zijn. Nu [eisers] geen hinder ervaren als de honden binnen zijn, betekent dit dat er dan ook geen sprake kan zijn van onrechtmatige hinder. De zaak spitst zich dus toe op de vraag of de door [eisers] ervaren overlast als de honden buiten zijn als onrechtmatige hinder moet worden bestempeld.
4.5.
Er bestaan geen landelijke normen voor het toetsen van burengeluid. Partijen zijn het erover eens dat voor de toets van het hondengeblaf aansluiting kan worden gezocht bij de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Uit de bevindingen van M+P blijkt dat het geblaf van de honden van [gedaagden] die grenswaarden overschrijdt. De enkele stelling van [gedaagden] dat het rapport van M+P een partijrapport is, is onvoldoende om geen waarde aan het rapport toe te kennen. Daarvoor heeft [gedaagden] onvoldoende inhoudelijk gemotiveerd waarom de door M+P gepresenteerde resultaten niet juist zouden zijn. Dit geldt te meer gelet op de bevindingen van NSG, waarin wordt aangegeven dat M+P een deugdelijk onderzoek heeft uitgevoerd en tot terechte conclusies is gekomen. [eisers] hebben onweersproken gesteld dat [gedaagde in conventie sub 1] gedurende een week van de meetperiode door M+P niet thuis was. [gedaagde in conventie sub 1] heeft ter zitting gesteld dat hij ‘de alfa’ is voor de honden en dat de honden daarom het beste naar hem luisteren. Deze stellingen corresponderen ook met de bevindingen van M+P. Gelet hierop geven de metingen naar het oordeel van de rechtbank een representatief beeld. Ook geldt dat de metingen uitgevoerd zijn nadat [gedaagden] de schutting rondom de tuin hebben geplaatst, zodat ook het effect van die maatregel is meegenomen in het onderzoek.
De rechtbank vindt ook dat is komen vast staan dat de gemeten resultaten het geblaf van de honden van [gedaagden] weergeven, en niet van andere honden op de buurt, gelet op de niet weersproken toelichting van [eisers] dat iedere hond een eigen geluid heeft (wat ook door M+P wordt aangegeven in het rapport). De rechtbank neemt de inhoud van de bevindingen van M+P en NSG dan ook tot uitgangspunt en is van oordeel dat daaruit de objectivering van de door [eisers] gestelde hinder volgt.
4.6.
Hondengeblaf kenmerkt zich volgens NSG als piekgeluid met een impulsachtig karakter. Dit maakt hondengeblaf volgens de rechtbank naar haar aard hinderlijk. Uit het rapport van M+P blijkt, naast het feit dat het hondengeblaf de grenswaarden van het Activiteitenbesluit overschrijdt, ook dat de honden regelmatig blaffen. Bij het rapport zijn dagrapporten gevoegd, waaruit dit duidelijk blijkt. De door M+P gemeten blaftijd ligt in de gemeten periode tussen de 15 en 225 seconden per dag. Op 5 van de 21 gemeten dagen ligt de blaftijd rond de 3 minuten. Het enkele feit dat de totale blaftijd per dag op sommige dagen laag blijft, maakt niet dat geen sprake kan zijn van onrechtmatige hinder. Als de ene dag veel overlast is door regelmatig blaffende honden, streept dat niet zomaar weg tegen een dag waarop weinig overlast is. De weersomstandigheden zijn in de zomer zodanig dat de honden buiten zijn, maar ook in de lente of in het najaar nodigt het weer wel uit om buiten te zijn. Dat maakt dat de overlast gedurende een niet te verwaarlozen deel van het jaar plaatsvindt. Het rapport van M+P toont aan dat het geblaf van de honden als ze buiten zijn goed hoorbaar is in de woning van [eisers] [eiser in conventie sub 2] werkt vanuit huis. Ook [eiser in conventie sub 1] werkt sinds de coronapandemie meer vanuit huis. Onder al deze omstandigheden merkt de rechtbank het geblaf van de honden voor zover zij buiten zijn aan als onrechtmatige hinder.
Gevaarzetting
4.7.
De onrechtmatige hinder bestaat er volgens [eisers] ook uit dat de honden te vaak los lopen op de gezamenlijke oprit en op de openbare weg, terwijl de honden gevaarlijk zijn. Zij wijzen op de beoordeling door [naam 2] en op de filmopnames. Anders dan [eisers] stellen, kan naar het oordeel van de rechtbank op basis van de beoordeling door [naam 2] niet worden vastgesteld dat de honden agressief zijn. [gedaagde in conventie sub 1] heeft tijdens de zitting aangegeven dat [naam 2] docent is, en dat zij zowel [naam hond 3] als [naam hond 4] in haar groep heeft getraind. Bij een hondentraining zijn er 12 of 13 honden tegelijk op het veld. Als de honden agressief zouden zijn, zou dat opgevallen moeten zijn, aldus [gedaagden] [eisers] hebben dit niet weersproken. [naam 2] heeft de honden enkel beoordeeld op basis van een aantal filmfragmenten. De eigen ervaringen die zij als docent met de honden heeft opgedaan heeft zij niet vermeld. De rechtbank vindt alleen de verklaring van [naam 2] daarom onvoldoende om te concluderen dat de honden van [gedaagden] agressief zijn en een gevaar vormen. Uit de filmbeelden die [eisers] in het geding hebben gebracht, blijkt voorts niet dat de honden van [gedaagden] daadwerkelijk een andere hond of een mens hebben aangevallen. De bestuursrechter is eerder ook tot dit oordeel gekomen. [gedaagden] wijzen verder op de verklaring van de fokker, dat [naam hond 3] niet agressief is. Ook is onweersproken door [gedaagden] aangevoerd dat er geen bijtincidenten zijn gemeld bij de politie. De rechtbank komt tot het oordeel dat [eisers] gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagden] hun stelling dat de honden agressief zijn en een gevaar vormen, onvoldoende hebben onderbouwd. Dit betekent dat er geen sprake is van onrechtmatige hinder voor zover het de gevaarzetting betreft.
Wat betekent het voorgaande voor de vorderingen van [eisers] ?
4.8.
De onder A gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagden] jegens [eisers] onrechtmatig handelen en hebben gehandeld, is gelet op het feit dat de rechtbank niet op alle punten mee gaat in het standpunt van [eisers] te ruim geformuleerd om geheel te kunnen toewijzen. De rechtbank wijst de gevorderde verklaring voor recht gedeeltelijk toe, namelijk voor zover de vordering ziet op onrechtmatige hinder door hondengeblaf. [eisers] hebben niet gesteld welke schade zij als gevolg van de onrechtmatige hinder hebben geleden of naar verwachting zullen lijden. Een verklaring voor recht dat [gedaagden] aansprakelijk zijn voor geleden en te lijden schade is dan ook niet toewijsbaar.
4.9.
Nu de rechtbank tot het oordeel komt dat er geen sprake is van gevaarzettend handelen, is er geen juridische grondslag om de vordering zoals geformuleerd onder B toe te wijzen. De rechtbank wijst de vordering om [gedaagden] te gebieden de honden altijd aangelijnd te houden vanaf het moment dat de voordeur wordt geopend dan ook af, maar merkt daarover ten overvloede wel het volgende op. Op de zitting heeft [gedaagde in conventie sub 1] aangegeven dat in ieder geval [naam hond 4] mensen op de oprit aanblaft en dat het ook is voorgekomen dat de hond buiten tegen iemand opsprong. [gedaagde in conventie sub 1] gaf aan zich zonder meer te kunnen voorstellen dat dat angstig kan zijn voor iemand. Ook de rechtbank kan zich inbeelden dat een blaffende en opspringende witte herder angst in kan boezemen. [gedaagde in conventie sub 1] heeft aangegeven dat de honden op de oprit altijd (op een enkele keer na) aangelijnd zijn. De rechtbank gaat ervan uit dat [gedaagden] zich daaraan houdt.
4.10.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het geblaf van de honden voor zover zij buiten zijn tot onrechtmatige hinder leidt voor [eisers] De vordering onder C is daarom toewijsbaar, maar niet volledig. De vordering gaat uit van een geheel verbod voor de honden van [gedaagden] om in de eigen achtertuin te komen. Een geheel verbod gaat de rechtbank te ver. Zoals al aangehaald, geldt dat buren over en weer wel iets van elkaar te dulden hebben en ook met elkaars belangen rekening moeten houden. De rechtbank wijst de vordering toe, in die zin dat de honden alleen in de tuin mogen komen als er toezicht is (en [gedaagde in conventie sub 1] of een andere bewoner van de woning in de tuin is om de honden indien nodig te corrigeren), en ook alleen tussen 12.00 en 13.00 uur en 18.00 en 19.00 uur. Buiten deze tijdvakken mogen de honden dus ook niet met toezicht in de achtertuin komen.
4.11.
De gevorderde dwangsom wordt afgewezen. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat [gedaagden] niet vrijwillig aan de inhoud van het vonnis zullen voldoen. [gedaagde in conventie sub 1] heeft tijdens de zitting ook te kennen gegeven te zullen voldoen aan de inhoud van het vonnis.
4.12.
De vordering onder D wordt afgewezen wegens gebrek aan belang. De rechtbank heeft een oordeel gegeven over de geluidshinder, en de vordering die ziet op het wegnemen van de daarmee gepaard gaande onrechtmatige hinder grotendeels toegewezen. De vordering onder D is ingesteld om te kunnen controleren of [gedaagden] zich aan het verbod zullen houden. Ook zonder geluidsmeting kunnen [eisers] constateren of er een einde komt aan de onrechtmatige hinder door hondengeblaf in de tuin.
4.13.
De vorderingen onder E en F hangen met elkaar samen en hebben betrekking op de woning van [gedaagden] Zoals is overwogen, is er geen sprake van onrechtmatige hinder door de honden zolang zij in de woning verblijven. Daarop stranden de vorderingen.
4.14.
Ook de vordering onder G wordt afgewezen. De dwangsom wordt afgewezen en de rechtbank ziet geen aanleiding om vooruit te lopen op onzekere toekomstige omstandigheden.
Uitvoerbaar bij voorraad verklaring
4.15.
[gedaagden] verweren zich tegen de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het vonnis, waarbij wordt aangevoerd dat de vordering onder C voor de honden van [gedaagden] dermate ingrijpend is dat [gedaagden] er groot belang bij hebben dat zij niet aan de betreffende veroordeling hoeven te voldoen voordat het gerechtshof in hoger beroep heeft beslist.
4.16.
De rechtbank ziet geen aanleiding de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring af te wijzen. Met de belangen van (de honden van) [gedaagden] is rekening gehouden bij de toewijzing van het onder C gevorderde. Daarbij geldt dat in een procedure altijd twee belangen tegenover elkaar staan. Naar het oordeel van de rechtbank weegt het belang van [eisers] bij het stoppen van de onrechtmatige hinder zwaarder dan het belang van [gedaagden] om hun honden onbeperkt in de tuin te kunnen laten verblijven.
In reconventie
4.17.
In reconventie gaat het om de vraag of de door [verweerders in reconventie] geplaatste camera’s (de twee aan de voorgevel en de camera op de eerste verdieping achter het zijraam) een zodanige inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van [eisers in reconventie] , dat er sprake is van onrechtmatigheid (artikel 6:162 BW).
4.18.
De twee camera’s aan de voorgevel, aan weerszijden van de garagedeur, filmen niet alleen de oprit van [verweerders in reconventie] , maar ook de oprit van [eisers in reconventie] [verweerder in reconventie] heeft tijdens de zitting aangegeven dat het de bedoeling is dat beide camera’s enkel het perceel van [verweerders in reconventie] filmen. De camera’s zijn opgehangen om de eigen eigendommen te beschermen en zijn niet bedoeld om het perceel van [eisers in reconventie] te filmen. [verweerders in reconventie] hebben op de zitting aangegeven dat het beeld van de camera’s aan de voorgevel technisch zo aangepast kan worden, dat het perceel van [eisers in reconventie] geblurd of anderszins onzichtbaar kan worden gemaakt. [gedaagde in conventie sub 1] heeft tijdens de zitting aangegeven dit voldoende te vinden. De vordering tot verwijdering en verwijderd houden van deze twee camera’s zal worden afgewezen, nu [verweerders in reconventie] wel gerechtigd is het eigen perceel te filmen. De vordering om [verweerders in reconventie] te verbieden met deze camera’s (het perceel van) [eisers in reconventie] te filmen is wel toewijsbaar.
4.19.
Het enige doel van de camera die op de eerste verdieping achter het zijraam is geplaatst, is om vast te stellen of [eisers in reconventie] hun honden los op de oprit laten. Dit doel rechtvaardigt op geen enkele wijze de ernstige inbreuk die de camera op de persoonlijke levenssfeer van [eisers in reconventie] maakt. Dit geldt te meer gezien het oordeel van de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat de honden van [eisers in reconventie] agressief en gevaarlijk zijn. [verweerder in reconventie] heeft tijdens de zitting aangegeven dat de camera alleen filmt als het licht is, maar ook in dat geval geldt dat het doen en laten van [eisers in reconventie] (en de personen die hen thuis bezoeken) al sinds oktober 2019 dagelijks gedurende een ruim deel van de dag gefilmd wordt. Dit gaat te ver, en is onrechtmatig jegens [eisers in reconventie] De vordering tot verwijdering en verwijderd houden van deze camera wordt toegewezen.
[eisers in reconventie] hebben onweersproken gesteld dat met name [verweerder in reconventie] met haar mobiele telefoon opnames maakt van [eisers in reconventie] , bijvoorbeeld wanneer zij bij de overburen op de oprit staan te praten. De rechtbank is van oordeel dat ook het filmen van [eisers in reconventie] met een mobiele telefoon een ernstige inbreuk is op de persoonlijke levenssfeer van [eisers in reconventie] en dat [verweerders in reconventie] zich daarvan moeten onthouden. Ook dit deel van de vordering is daarom toewijsbaar.
4.20.
De gevorderde dwangsom wordt afgewezen nu de rechtbank geen aanleiding heeft om te veronderstellen dat [verweerders in reconventie] niet zullen voldoen aan hetgeen waartoe zij worden veroordeeld.
In conventie en reconventie
Proceskosten
4.21.
Beide zaken samen genomen geldt dat zowel [eisers] als [gedaagden] (deels) ongelijk hebben gekregen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het redelijk is om de proceskosten in conventie en in reconventie te compenseren, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagden] onrechtmatig jegens [eisers] handelen en hebben gehandeld doordat het geblaf van hun honden onrechtmatige hinder oplevert;
5.2.
verbiedt [gedaagden] hun honden in de achtertuin van hun woning te laten, behalve tussen 12.00 – 13.00 uur en 18.00 – 19.00 uur, maar ook dan alleen onder toezicht van [gedaagde in conventie sub 1] , [gedaagde in conventie sub 2] of een andere bewoner van [adres 2] ;
5.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
verklaart het vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
5.6.
gebiedt [verweerders in reconventie] om de achter het zijraam op de eerste verdieping van de woning geplaatste camera te verwijderen binnen 48 uur na betekening van dit vonnis, en deze camera verwijderd te houden;
5.7.
verbiedt [verweerders in reconventie] om [eisers in reconventie] en het perceel van [eisers in reconventie] te filmen;
5.8.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.9.
verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Stoof en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2023.