ECLI:NL:RBZWB:2023:191
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de omgevingsvergunning voor het plaatsen van garages
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning die het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert heeft verleend aan de vergunninghouder voor het plaatsen van drie garages. De rechtbank behandelt de zaak op 12 januari 2023, waarbij eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. A.C.P.M. van Dun, het college vertegenwoordigd door mr. Z.A.E. Piroe, en de vergunninghouder, vertegenwoordigd door twee gemachtigden, aanwezig zijn. De rechtbank concludeert dat het college de vergunning terecht heeft verleend, ondanks de bezwaren van eisers over de ontvankelijkheid van de vergunninghouder en de strijdigheid met het bestemmingsplan.
Eisers, eigenaren van percelen aan de [adres] in [plaatsnaam 1], betogen dat de vergunninghouder niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard omdat hij geen belanghebbende is. De rechtbank oordeelt dat de vergunninghouder, als eigenaar van het perceel waar de garages worden geplaatst, wel degelijk belanghebbende is. De rechtbank stelt vast dat de vergunninghouder de garages kan bouwen, ook al de garagedeuren op de erfgrens met de percelen van eisers komen te staan. Dit betekent niet dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt.
Daarnaast betogen eisers dat de garages in strijd zijn met het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelt dat de bestemming 'gemengd' voor het perceel voldoende ruimte biedt voor de garages, die zowel voor detailhandel als voor andere functies kunnen worden gebruikt. De rechtbank concludeert dat de vergunninghouder terecht is aangemerkt als belanghebbende en dat de vergunning niet in strijd is met het bestemmingsplan. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, en het bestreden besluit blijft in stand. Eisers krijgen het betaalde griffierecht niet terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.