Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
- de mondelinge behandeling van 6 maart 2023,
- de spreekaantekeningen van mr. J.P. Quist.
2.De feiten
artikel 14
artikel 15
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 529,00
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft eiseres, werkzaam als notarieel medewerker, een vordering ingediend tot schorsing van het concurrentie- en relatiebeding uit haar arbeidsovereenkomst met gedaagde, een besloten vennootschap. De arbeidsovereenkomst, die oorspronkelijk op 4 april 2016 is aangegaan, is per 1 februari 2023 door eiseres opgezegd. Eiseres heeft aangegeven per 1 maart 2023 in dienst te willen treden bij een nieuwe werkgever, Notariskantoor [naam 1]. Gedaagde heeft geweigerd om medewerking te verlenen aan de ontheffing van het concurrentie- en relatiebeding, wat heeft geleid tot deze rechtszaak.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 maart 2023 heeft eiseres betoogd dat zij geen concurrentiegevoelige informatie bezit die het bedrijfsdebiet van gedaagde zou kunnen schaden. Eiseres heeft ook aangeboden om zich gedurende twee jaar niet bezig te houden met werkzaamheden voor voormalige klanten van gedaagde. Gedaagde heeft echter aangevoerd dat het concurrentiebeding noodzakelijk is om haar bedrijfsbelangen te beschermen, aangezien eiseres kennis heeft van hun klanten en werkmethoden.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat het concurrentiebeding en het relatiebeding rechtsgeldig zijn, maar dat eiseres voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering. De rechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat eiseres over essentiële informatie beschikt die gedaagde zou kunnen schaden. Daarom heeft de rechter besloten om het concurrentie- en relatiebeding te schorsen totdat in de bodemprocedure anders is beslist. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op €746,08, vermeerderd met wettelijke rente.