ECLI:NL:RBZWB:2023:1927

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
C/02/406067 / KG ZA 23-52 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. van den Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een duurovereenkomst in kort geding

In deze zaak heeft eiseres, een groothandel in voedings- en genotmiddelen, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, die een producent van aardappelproducten zijn. Eiseres vordert nakoming van een duurovereenkomst, die volgens haar is ontstaan uit een langdurige handelsrelatie van ongeveer 20 jaar. De gedaagden hebben echter de samenwerking per 1 februari 2023 beëindigd en stellen dat er geen duurovereenkomst bestaat. De voorzieningenrechter heeft op 23 maart 2023 geoordeeld dat er geen duurovereenkomst is en dat de vorderingen van eiseres moeten worden afgewezen. De rechter overweegt dat de handelsrelatie niet exclusief was en dat eiseres niet afhankelijk was van gedaagden voor haar aardappelproducten. De rechter heeft ook geoordeeld dat de termijn van vier maanden voor de beëindiging van de leveringen redelijk was, gezien de omstandigheden. Eiseres is veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, die zijn vastgesteld op € 1.755,00, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/406067 / KG ZA 23-52
Vonnis in kort geding van 23 maart 2023
in de zaak van
[eiseres] BV,
te [plaats 1] ,
eisende partij,
advocaat: mr. O.R. van Hardenbroek,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

te [plaats 2] ,
2.
[gedaagde sub 2],
te [plaats 3] ,
3.
[gedaagde sub 3],
te [plaats 4] ,
gedaagde partijen,
advocaat mr. J.J. Bakker en mr. E.E.E. van de Ridder.
Eiseres zal hierna [eiseres] worden genoemd, gedaagden zullen hierna gezamenlijk [gedaagden] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen van 15 en 16 februari 2023, met producties genummerd 1 tot en met 9,
- de conclusie van antwoord, met producties genummerd 1 tot en met 4,
- de mondelinge behandeling, gehouden op 9 maart 2023,
- de spreekaantekeningen van de zijde van [eiseres] ,
- de spreekaantekeningen van de zijde van [gedaagden]

2.De feiten

2.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de onbetwiste inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast:
  • [eiseres] is een groothandel in voedings- en genotmiddelen, waaronder frites.
  • [gedaagde sub 1] V.O.F. (hierna: [gedaagde sub 1] ) is een producent van aardappelproducten en levert wereldwijd. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zijn de vennoten van [gedaagde sub 1] .
  • [eiseres] koopt sinds oktober 2019 aardappelproducten in bij [gedaagde sub 1] .
  • De prijsafspraken voor 2021 aan de hand van een staffel zijn neergelegd in een e-mailbericht d.d. 20 januari 2021 van [gedaagde sub 1] aan [eiseres] . Dit bericht vermeldt onder meer het volgende:
“(…) Naar aanleiding van mijn telefoongesprek met [naam 1] verleden week zullen we het voorstel aanpassen. Hierbij zal ik in ieder geval de 1 cent A&P opstellen bij de huidige staffels (…)
<500T = 0,09 / kg
500-600T = 0,10 / kg
600-800T = 0,11 / kg
800-1000T = € 0,12 / kg
1000-1250T = € 0,13 / kg
1250-1500T = € 0,14 / kg
1500-1750T = € 0,15 / kg
>1750T = € 0,16 / kg (…)”
- Bij e-mailbericht d.d. 3 januari 2023 bericht [gedaagde sub 1] [eiseres] :
“Ik zou nog bij jullie terugkomen of we de nieuw afgesproken korting (€ 0,13) direct af factuur konden doen. Na intern overleg kreeg ik de mededeling dat we dit niet kunnen.
We kunnen kortingen alleen voor een korte periode in het systeem zetten (bijvoorbeeld bij een actie). Voor een langere periode is dit niet mogelijk.
Daarom moeten we verder zoals we het voorheen ook deden, dus per kwartaal wordt het uitbetaald. (…)”
- Bij e-mailbericht d.d. 18 januari 2023 bericht [eiseres] [gedaagde sub 1] :
“Beste [naam 1] ,
Naar aanleiding van ons gesprek van vandaag (18 januari 2023) stuur ik je deze mail. Een aantal punten zijn nog steeds niet duidelijk voor mij. 15 november zijn wij en [naam 1] bij jou op het hoofdkantoor bijeengekomen. We hebben in goed overleg afspraken gemaakt voor 2023. Helaas kreeg ik vandaag echter de indruk dat jullie de gemaakte afspraken niet meer willen nakomen. Als reden werd er aangegeven dat er onrust is in de etnische markt. Daarnaast kreeg ik mee dat er bij 8 klanten iets zou zijn. Zou je mij hier een duidelijke uitleg over kunnen geven, want op 15 november 2022 was er helemaal geen sprake van onrust in de etnische markt. Ik heb altijd met veel professionaliteit en passie [gedaagde sub 1] vertegenwoordigd.
Ik heb verschillende voorstellen gedaan om er onderling uit te kunnen komen:
o
Adviesprijs voor alle partijen bindend
o
Gesprek met alle partijen
Ik zou onze samenwerking namelijk graag voor de komende jaren willen voortzetten; zeker na wat ik voor jullie de afgelopen jaren heb betekend.”
- Bij e-mailbericht d.d. 25 januari 2023 bericht [gedaagde sub 1] [eiseres] :
“Ik ben van mening dat ik tijdens ons gesprek duidelijk heb uitgelegd waarom wij tot deze beslissing zijn gekomen.
Hetgeen jij hebt voorgesteld als oplossing is in onze optiek niet werkbaar en ook niet te controleren.
Wij blijven daarom bij onze beslissing, nogmaals zoals ook toegelicht in ons gesprek, te stoppen met onze leveringen met ingang van 1 februari 2023.
We danken je oprecht voor de bestellingen de laatste jaren en wensen je alle goeds voor de toekomst.”
- Bij e-mailbericht d.d. 25 januari 2023 bericht [eiseres] [gedaagde sub 1] :
“Op 15 november 2022 hebben wij in goed overleg afspraken gemaakt voor de samenwerking in 2023. Wij hebben zelfs betere condities afgesproken bij een bepaald volume.
Deze afspraken hebben wij gemaakt in het bijzijn van [naam 1] bij jou op kantoor in [plaats 2] . Ik houd je aan deze afspraken en ga daarom niet akkoord met deze abrupte beëindiging van onze goede samenwerking. (…)”
- Bij e-mailbericht d.d. 25 januari 2023 bericht [eiseres] [gedaagde sub 1] :
“Beste mevrouw [naam 2] ,
Ik zal mij even aan u voorstellen. Ik ben [naam 3] , van [eiseres] . Ik heb 20 jaar erg prettig samengewerkt met [gedaagde sub 1] .
Helaas is er iets gebeurd waar ik totaal door overvallen ben.
In november 2022 ben ik samen met mijn zakenpartner op kantoor bij [naam 4] geweest. Wij hebben in goed overleg afspraken gemaakt voor het jaar 2023. In december kreeg ik een mail van de heer [naam 4] om een afspraak te maken voor januari 2023. Ik kreeg daar ineens te horen dat er onrust was in de etnische markt bij 8 klanten die bij mij bestellen. Ik heb geen duidelijke uitleg gekregen waarom dit een probleem zou zijn, omdat ik heel goed contact heb met deze klanten. We hebben het gesprek afgesloten met de afspraak dat er nog een vervolgafspraak zou komen, maar helaas is dit niet gebeurd. Gisteren 24 januari kreeg ik van de heer [naam 4] een mail met de mededeling dat onze samenwerking per 1 februari 2023 wordt beëindigd. Er is nooit eerder sprake geweest van een beëindiging van onze samenwerking. Ik ga niet akkoord met deze abrupte beëindiging van onze samenwerking, naar mijns inziens zonder een goede verklaarbare reden.
[gedaagde sub 1] is een groot bedrijf en voor mij is het daarom ondenkbaar dat er zo met klanten wordt omgegaan. Dit heeft voor mij grote financiële gevolgen. Ik hoop dat u hierin een bemiddelende rol kunt spelen. Als w hier onderling niet uitkomen, ben ik genoodzaakt om juridische stappen te ondernemen. (…)”
- Bij e-mailbericht d.d. 30 januari 2023 bericht [gedaagde sub 1] [eiseres] :
“Beste [naam 3] ,
Onderstaand bericht kreeg ik doorgestuurd door onze CHRO.
We begrijpen je teleurstelling over het eindigen van de levering. We kennen elkaar inderdaad al enige tijd, maar het is niet zo dat we altijd een bestendige en doorlopende handelsrelatie hebben gehad. De werkwijze van [eiseres] sluit niet aan bij het [gedaagde sub 1] merk en past ook niet langer in onze strategische marktbenadering en klantportfolio. Daarnaast dwingen de huidige marktomstandigheden ons om scherpe keuzes te maken en betekent soms ook discontinuering van een account. Daarom nemen we nu afscheid. We hebben de laatste bestelling met een leverdatum op 1 februari as. Nog geaccepteerd, dus dat zal dan de laatste levering zijn.
Normaals danken we je voor je eerdere bestellingen en we wensen je alle succes in de toekomst.”
  • Bij brief d.d. 31 januari 2023 is [gedaagde sub 1] door [eiseres] gesommeerd om binnen twee dagen te bevestigen dat zij [eiseres] zal blijven doorleveren ook na 1 februari 2023.
  • Bij brief d.d. 2 februari 2023 heeft [gedaagde sub 1] aangeboden tot 31 maart 2023 te leveren. Vervolgens is dit voorstel verlengd naar eind mei 2023 met inachtneming van een korting over de af te nemen producten van € 0,13 per kilo).

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de navolgende voorlopige voorziening treft:
Primair
I. [gedaagden] veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het vonnis de overeenkomst weer na te gaan komen (bestaande onder meer uit het opnemen en leveren van (gebruikelijke) orders van [eiseres] , met inachtneming van de overeengekomen korting van € 0,13 bij een volume tot 1000 ton), op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat nakoming uitblijft tot en met 31 december 2023, danwel een andere in goede justitie te bepalen termijn;
Subsidiair
II. [gedaagden] veroordeelt om bij opzegging een redelijke termijn in acht te nemen, waarbij als redelijke termijn geldt dat tot en met 31 december 2023 moet worden doorgeleverd, met inachtneming van de overeengekomen korting van € 0,13 bij een volume tot 1000 ton, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat nakoming uitblijft tot en met 31 december 2023 danwel een andere in goede justitie te bepalen termijn;
en in beide gevallen
III. [gedaagden] veroordeelt in de kosten en nakosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het ter dezer zake te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
[gedaagden] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat de relatie tussen partijen dient te worden gekwalificeerd als een raamovereenkomst die is uitgegroeid tot een duurovereenkomst. [eiseres] stelt daartoe dat de samenwerking tussen partijen ongeveer 20 jaar geleden startte. Toentertijd met het familiebedrijf van de familie [naam 3] . In 2013 is dit bedrijf verkocht aan [naam 5] en is de samenwerking met [gedaagde sub 1] tot 2017 onder die vlag voortgezet. In 2017 is de heer [naam 3] – bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf] BV die op haar beurt bestuurder en enig aandeelhouder van [eiseres] is – uit dienst getreden en nadat het concurrentiebeding was verlopen sinds 2019 weer zelfstandig actief onder de naam [eiseres] . Partijen maakten over de jaren 2020, 2021, 2022 en 2023 volumeafspraken en afspraken over bonus betalingen bij afname van bepaalde volumes. Op 15 november 2022 werd een korting van € 0,13 afgesproken bij een volume tot 1000 ton over 2023. De producten van [gedaagde sub 1] maken een belangrijk onderdeel uit van het assortiment van [eiseres] . Door de opzegging van [gedaagde sub 1] (uiteindelijk) per 1 mei 2023, is het voor [eiseres] niet mogelijk op een dergelijk korte termijn de producten op te vangen door met een andere leverancier te gaan samenwerken. [eiseres] dreigt door de opzegging van [gedaagde sub 1] met een opzegtermijn van vier maanden in ernstige financiële problemen te geraken en vordert dan ook nakoming van de overeenkomst tot en met 31 december 2023.
4.2.
[gedaagde sub 1] voert verweer. Ten eerste voert zij aan dat het vereiste spoedeisend belang ontbreekt. [gedaagde sub 1] betwist de stelling van [eiseres] dat zij niet op een dergelijk korte termijn met een andere leverancier kan gaan werken. [eiseres] neemt op dit moment bij verschillende partijen aardappelproducten af en er zijn ook voldoende andere leveranciers waar [eiseres] haar aardappelproducten kan afnemen, zodat [eiseres] niet afhankelijk is van [gedaagde sub 1] , zoals zij stelt. Ook de stelling van [eiseres] in dit kader dat zij in financiële problemen zal geraken wordt door [gedaagde sub 1] betwist.
Voorts stelt [gedaagde sub 1] zich – kort gezegd – gezegd op het standpunt dat van een duurovereenkomst geen sprake is, zodat zij gerechtigd is op ieder moment de leveranties aan [eiseres] te stoppen.
Spoedeisend belang
4.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat de vordering van [eiseres] ziet op het verkrijgen van producten van [gedaagde sub 1] na 31 mei 2023. [eiseres] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij daarbij belang heeft. Nu voorts een vonnis in een bodemprocedure niet te verwachten is vóór 31 mei 2023, heeft [eiseres] voldoende aangevoerd om een spoedeisend belang aan te nemen.
Duurovereenkomst
4.4.
In deze procedure moet worden beoordeeld of de handelsrelatie tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1] dient te worden gekwalificeerd als een duurovereenkomst, of [gedaagde sub 1] gehouden is de door [eiseres] gestelde duurovereenkomst na te komen in die zin dat deze niet voor 31 december 2023 kan worden beëindigd, dan wel dat [gedaagde sub 1] een langere opzegtermijn in acht dient te nemen dan de vier maanden die zij [eiseres] heeft gegeven.
Hiertoe dient de voorzieningenrechter te beoordelen of het in zodanig hoge mate waarschijnlijk te achten is dat deze vorderingen in een eventueel aan te spannen bodemprocedure toewijsbaar zijn, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Hierbij komt het aan op de vragen of het bestaan van een duurovereenkomst voldoende aannemelijk is, of deze voor opzegging vatbaar was en de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat in de gegeven omstandigheden een langere opzegtermijn in acht moet worden genomen.
4.5.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het belangrijkste kenmerk van een duurovereenkomst is dat deze niet verplicht tot eenmalige, voorbijgaande prestatie, maar – gedurende bepaalde of onbepaalde tijd – tot prestaties die gedurende zekere tijd voortduren, herhaald worden of elkaar opvolgen. Het antwoord op de vraag of een duurovereenkomst tot stand is gekomen, is afhankelijk van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten afleiden. Onder omstandigheden kan een langdurige handelsrelatie in het kader waarvan opeenvolgende transacties worden verricht, na verloop van tijd uitgroeien tot een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Voor de beantwoording van de vraag of er (al) sprake is van een duurovereenkomst of (nog) slechts van een reeks losse contracten worden in de jurisprudentie als relevante omstandigheden onder meer aangemerkt: de duur van de relatie, de exclusiviteit van de samenwerking, de intensiteit van het overleg c.q. contact, de afspraak tot het gebruik van telkens dezelfde standaardovereenkomst en jaarlijkse prijsonderhandelingen, terwijl leveranties doorlopen op grond van oude prijzen.
4.6.
Voor de duur van de handelsrelatie van partijen gaat de voorzieningenrechter uit van 3,5 jaar. Partijen hebben weliswaar een langere voorgeschiedenis aangezien de heer [naam 3] al ruim 20 jaar zaken doet met [gedaagde sub 1] , maar dit deed hij namens verschillende rechtspersonen en daarbij is de relatie voorafgaand aan de huidige relatie voor een periode van zo’n 2 jaar onderbroken geweest. Van een, door [eiseres] gestelde, handelsrelatie van 20 jaar tussen (deze) partijen is dan ook geen sprake. Bovendien kan uit het enkele bestaan van een dergelijk langdurige handelsrelatie nog niet het bestaan van een duurovereenkomst worden afgeleid. Daarvoor zijn voornoemde bijkomende omstandigheden vereist.
4.7.
Ten aanzien van de aangevoerde bijkomende omstandigheden overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Van een exclusieve samenwerking tussen partijen is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. Vast staat immers dat [eiseres] één van de vele afnemers van aardappelproducten van [gedaagde sub 1] is, [eiseres] niet verplicht is om af te nemen bij [gedaagde sub 1] en [eiseres] ook daadwerkelijk producten inkoopt bij andere leveranciers. Partijen hadden ten aanzien van de inkoop een aantal keer per jaar overleg. Jaarlijks werd er een staffelregeling besproken en overeengekomen, hetgeen blijkt uit het e-mailbericht d.d. 20 januari 2021. Echter, uit dit e-mailbericht – en evenmin uit het emailbericht d.d. 3 januari 2023 – kan niet worden afgeleid dat voor [eiseres] andere prijzen of voorwaarden golden dan voor andere klanten van [gedaagde sub 1] . Ter zitting heeft [gedaagde sub 1] toegelicht dat de aan [eiseres] aangeboden staffelkorting aan ongeveer 80% van haar klanten wordt aangeboden. Over deze korting wordt niet onderhandeld, maar dit betreft een aanbieding van [gedaagde sub 1] die al dan niet kan worden geaccepteerd. Dat partijen een bijzondere (van andere klanten afwijkende) wijze van afname zijn overeengekomen en/of dat sprake was van een afnameverplichting voor [eiseres] is niet gesteld of gebleken.
4.8.
Gelet op de beoordelingscriteria acht de voorzieningenrechter het voorshands niet aannemelijk dat er een duurovereenkomst tot stand is gekomen tussen partijen, zodat tussen partijen sprake is van losse overeenkomsten. In dit licht bezien brengt de omstandigheid dat jaarlijks een staffelkorting is afgesproken, laatstelijk voor het jaar 2023, voorts nog niet met zich mee dat sprake is van een verplichting aan de zijde van [gedaagde sub 1] om tot het einde van 2023 de leveringen aan [eiseres] voort te zetten.
Termijn
4.9.
Hetgeen hiervoor is overwogen neemt niet weg dat gelet op de duur van de handelsrelatie en de omvang en frequentie van de bestellingen en leveranties zoals die tussen partijen hebben plaatsgevonden en de afwezigheid van een aan [eiseres] te verwijten goede reden om direct de leveranties te staken - zoals een tekortkoming aan de zijde van [eiseres] - [gedaagde sub 1] vanaf het moment dat zij aangaf te willen stoppen met het leveren aan [eiseres] gehouden was om rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van [eiseres] en [eiseres] nog gedurende een redelijke termijn te leveren. De termijn die [eiseres] daarbij (uiteindelijk) voor in acht heeft genomen van 4 maanden acht de voorzieningenrechter redelijk. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat er meer (grote) leveranciers zijn van aardappelproducten dan [eiseres] alsmede dat in het kader van dit kort geding niet aannemelijk is geworden dat in deze periode in het geheel geen vervangende producten kunnen worden verkregen door [eiseres] . Het voorgaande brengt met zich mede dat de vorderingen van [eiseres] dienen te worden afgewezen.
proceskosten
4.10.
[eiseres] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] als volgt vastgesteld:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal
1.755,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt eiseres in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden tot dit vonnis vastgesteld op € 1.755,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart de hiervoor genoemde proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Heuvel en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2023.