ECLI:NL:RBZWB:2023:1943

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
9815858_E15032023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Mr. Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in civiele procedure over betalingsvordering en buitengerechtelijke kosten

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 15 maart 2023 een vonnis gewezen in een zaak tussen een eiser en een gedaagde. De eiser, die procedeert in persoon na het onttrekken van zijn gemachtigde, heeft een betalingsvordering ingediend tegen de gedaagde, die eveneens in persoon procedeert. De zaak is ontstaan uit een geschil over een openstaande hoofdsom van € 912,28, die de gedaagde aan de eiser verschuldigd zou zijn.

Bij tussenvonnis van 5 oktober 2022 is een comparitie van partijen gelast, maar geen van beide partijen is verschenen op de zitting van 16 februari 2023, zonder enige berichtgeving. De kantonrechter heeft hieruit afgeleid dat partijen geen behoefte hebben aan bewijslevering en heeft de vordering van de eiser toegewezen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde nog een bedrag van € 912,28 aan hoofdsom verschuldigd is, met wettelijke handelsrente vanaf 10 januari 2022.

Daarnaast heeft de eiser aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke kosten, welke zijn toegewezen tot het wettelijke tarief van € 136,48. De proceskosten zijn eveneens toegewezen aan de eiser, omdat de gedaagde de factuur van de eiser ten onrechte onbetaald heeft gelaten. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten, en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Zander op 15 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Locatie Tilburg
zaak/rolnr.: 9815858 CV EXPL 22-1424
vonnis d.d. 15 maart 2023
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
voormalige gemachtigde: R&R Gerechtsdeurwaarders en Incasso, thans procederend in persoon,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
procederend in persoon.

1.Het verdere verloop van het geding

Bij tussenvonnis van 5 oktober 2022 is bepaald dat de kantonrechter een comparitie van partijen zal gelasten. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor opgave van verhinderdata van partijen. [eiser] heeft verhinderdata toegezonden en [gedaagde] heeft niet gereageerd. De mondelinge behandeling is vervolgens, rekening houdende met de verhinderdata van [eiser] , bepaald op 16 februari 2023. Op 9 februari 2023 heeft de voormalige gemachtigde van [eiser] de rechtbank bericht dat hij zich als gemachtigde onttrekt en dat hij niet weet of [eiser] op de zitting verschijnt.
Ter zitting van 16 februari 2023 is geen van beide partijen verschenen, zonder bericht van verhindering of verzoek tot verplaatsing. Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
De kantonrechter volhardt bij het in het tussenvonnis van 24 augustus 2022 overwogene voor wat betreft de overwegingen die de hoofdsom betreffen.
2.2
In dat vonnis heeft de kantonrechter als voorlopige conclusie uiteengezet dat [gedaagde] nog een bedrag van € 912,28 aan hoofdsom verschuldigd is aan [eiser] .
2.3
Zoals volgt uit het tussenvonnis van 24 augustus 2022 en dat van 5 oktober 2022 bestaat over een aantal geschilpunten tussen partijen onduidelijkheid.
Meer in het bijzonder kan niet worden vastgesteld dat:
- het overeengekomen uurtarief voor [bedrijf 1] € 25,- is;
- [eiser] 54 uren heeft gewerkt voor [bedrijf 1] ;
- [bedrijf 2] niet hoeft te betalen voor het op 27 november 2021 en 1 december 2021 door [eiser] verrichte werk, aangezien dat inleerdagen zouden betreffen.
Uit het feit dat partijen zonder bericht niet ter zitting zijn verschenen, leidt de kantonrechter af dat zij geen prijs stellen op bewijslevering. Dat betekent dat deze stellingen niet leiden tot het beoogde rechtsgevolg.
2.4
Daarom zal worden toegewezen het bedrag van € 912,28, zoals (aanvankelijk slechts voorlopig) geconcludeerd. De wettelijke handelsrente zal worden toegewezen vanaf de vervaldatum van de factuur, te weten 10 januari 2022, tot de dag van voldoening.
2.5
In het navolgende wordt afgeweken van hetgeen in het tussenvonnis van 24 augustus 2022 is overwogen, welke overwegingen, zoals aangegeven, uitsluitend zijn bedoeld om partijen een voorlopig inzicht te geven in hun procespositie en hun proceskansen. Uit het feit dat partijen zonder bericht niet ter zitting zijn verschenen, leidt de kantonrechter af dat zij geen prijs stellen op de gelegenheid om zich over deze afwijking uit te laten. Hen zal die gelegenheid daarom niet worden geboden.
2.5
[eiser] maakt aanspraak op buitengerechtelijke kosten.
De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [eiser] heeft bij repliek verschillende aanmaningsbrieven in het geding gebracht. Hiermee heeft hij onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij nooit de kans heeft gehad om de vordering te voldoen zonder bijkomende kosten. Het heeft [gedaagde] echter vrij gestaan om (een erkend deel van) de gevorderde hoofdsom te voldoen. Dat heeft hij nagelaten. Hij is dan ook buitengerechtelijke kosten verschuldigd. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, namelijk € 136,48.
2.6
Voor wat betreft de proceskosten geldt het volgende.
Aangezien [bedrijf 2] de factuur van [eiser] van 3 januari 2022 ten onrechte geheel onbetaald heeft gelaten, zal [bedrijf 2] worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Deze kosten bestaan uit:
  • Explootkosten van € 112,30;
  • Vastrecht van € 214,-;
  • Twee punten als bijdrage in het salaris van de gemachtigde à € 132,- per punt (uitgaande van de toe te wijzen hoofdsom) van € 264,-.

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te voldoen het bedrag van € 912,28, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf 10 januari 2022 tot de dag van voldoening;
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te voldoen het bedrag van € 136,48 aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te voldoen het bedrag van € 590,30 ter zake proceskosten;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander, en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2023.