ECLI:NL:RBZWB:2023:1955

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5952
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WIA-uitkering en proceskostenveroordeling na intrekking beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De verzoekster, die een WIA-uitkering ontving, had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van verweerder waarin werd vastgesteld dat zij te veel aan voorschot had ontvangen. In het primaire besluit van 11 augustus 2022 werd vastgesteld dat verzoekster over de periode van 1 januari 2022 tot en met 28 februari 2022 een bedrag van € 1.163,64 (bruto) te veel had ontvangen. In een tweede besluit van 25 augustus 2022 werd bepaald dat zij € 1.057,95 (netto) moest terugbetalen. Het bezwaar van verzoekster tegen deze besluiten werd in het bestreden besluit van 14 november 2022 ongegrond verklaard, waarna verzoekster beroep instelde.

Echter, op 26 januari 2023 heeft verweerder het bezwaar alsnog gegrond verklaard, waardoor de terugvordering van € 1.057,95 verviel. Verzoekster trok haar beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dit verzoek, waarop verweerder akkoord ging met de proceskostenvergoeding conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster en heeft de proceskosten voor de beroepsfase toegewezen. De kosten voor rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 837,-. Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5952

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2023 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [plaatsnaam] , verzoekster

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 11 augustus 2022 (primair besluit I) heeft verweerder de WIA-uitkering van verzoekster over de periode van 1 januari 2022 tot en met 28 februari 2022 vastgesteld en bepaald dat verzoekster € 1.163,64 (bruto) te veel aan voorschot ontvangen heeft. In het besluit van 25 augustus 2022 (primair besluit II) heeft verweerder bepaald dat verzoekster een bedrag van € 1.057,95 (netto) terug dient te betalen.
In het besluit van 14 november 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen de primaire besluiten I en II ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
In het besluit van 26 januari 2023 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster alsnog gegrond verklaard. Verweerder heeft bepaald dat de inkomsten van verzoekster over de periode januari en februari 2022 ten onrechte zijn gekort op haar IVA-uitkering. De terugvordering van €1.057,95 (netto) is daarmee komen te vervallen.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat zij akkoord gaat met een veroordeling tot vergoeding van proceskosten conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb. Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster.
Bij het nieuwe besluit heeft verweerder al een proceskostenveroordeling voor de bezwaarfase toegekend. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 1).
De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van C.A.F. Kalb, griffier, op 24 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.