ECLI:NL:RBZWB:2023:1975

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
C/02/407773 / JE RK 23-515
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Phillips
  • A. van Leuven
  • A. Jurkovich
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarige in verband met problematische ouderrelatie en noodzakelijke hulpverlening

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 maart 2023 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er zorgen zijn over de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige] in het licht van de problematische verhouding tussen de ouders. De ouders hebben een conflictueuze relatie, waarbij de vader betrokken is geweest bij incidenten van geweld, wat heeft geleid tot onveilige situaties voor [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige situatie onhoudbaar is en dat er hulpverlening noodzakelijk is om de communicatie tussen de ouders te verbeteren en een veiligheidsplan op te stellen. De kinderrechter heeft de William Schrikker Stichting aangewezen als de gecertificeerde instelling die de regie over de hulpverlening zal voeren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ondertoezichtstelling onmiddellijk kan ingaan, ondanks mogelijke hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/407773 / JE RK 23-515
Datum uitspraak: 24 maart 2023

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,

hierna te noemen: de Raad,
locatie Den Haag,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2017 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.P.J. Brouwers te Tilburg,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
advocaat: mr. S. Akpinar te ’s-Hertogenbosch.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het mondelinge verzoek van de Raad op 21 maart 2023, gevolgd door het schriftelijke verzoek, met bijlage, dat ter griffie is ontvangen op 23 maart 2023.
Op 21 maart 2023 heeft er een mondelinge behandeling met gesloten deuren plaatsgevonden bij de meervoudige kamer naar aanleiding van een door de moeder gestarte procedure (bekend onder zaaknummer C/02/393153 / FA RK 21-6119).
Bij die mondelinge behandeling waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de Raad.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 29 maart 2022 heeft de rechtbank in de procedure met kenmerk C/02/393153 / FA RK 21-6119 - voor zover hier van belang - bepaald dat de vader en [minderjarige] , totdat definitief is beslist danwel de ouders anders zijn overeengekomen, voorlopig gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar wekelijks op woensdag uit school (12.30 uur) tot 19.00 uur en op zaterdag van 12.00 uur tot 19.00 uur. Daarnaast heeft de rechtbank de verzoeken van de ouders aangehouden in afwachting van onderzoek door de Raad met betrekking tot de navolgende vragen:
1) Dient in het belang van [minderjarige] vervangende toestemming te worden verleend aan de vrouw om met [minderjarige] naar [plaats] te verhuizen (en dient er, daarmee samenhangend, toestemming te worden verleend voor het inschrijven van [minderjarige] op een basisschool in [plaats])?
2) Welke hoofdverblijfplaats komt het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige] ?
3) Welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen komt het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige] ?

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Het standpunt van de Raad

De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling van de procedure tussen de ouders op 21 maart 2023 mondeling verzocht om [minderjarige] onder toezicht te stellen.
Door de Raad wordt, samengevat, aangevoerd dat er sprake is van een oplopende reeks incidenten van de vader jegens de moeder. Afgelopen weekend was hiervan eveneens sprake; de vader heeft koffie over de moeder gegooid tijdens een overdracht, danwel wisselmoment. [minderjarige] was van dit incident getuige en is ook van eerdere incidenten getuige geweest. De Raad maakt zich zorgen over de situatie waarin [minderjarige] zich bevindt. Doordat zij getuige is van geweldsincidenten tussen de ouders wordt zij in haar ontwikkeling bedreigd. Zij heeft last van de onveilige dynamiek tussen haar ouders. De schoolgang van [minderjarige] komt in het geding, zij durft sinds het laatste incident tussen de ouders niet meer naar school. Ook de hulpverlening komt niet van de grond. Daarbij komt dat de voorlopige contactregeling onrustig verloopt en dat leidt tot onduidelijkheid. De politie is bij het gezin betrokken en er is een melding gedaan bij Veilig Thuis. De Raad bemerkt dat sinds het raadsonderzoek is afgerond, de incidenten tussen de ouders oplopen. In de visie van de Raad kan er weer contact plaatsvinden tussen de vader en [minderjarige] als er een gedegen veiligheidsplan ligt. Als beoogde gecertificeerde instelling (hierna: GI) acht de Raad de William Schrikker Stichting het meest passend, dit gelet op de doelgroep van de ouders en het gegeven dat die GI landelijk opereert. Mocht de moeder toestemming krijgen om met [minderjarige] te verhuizen, dan kan een ondertoezichtstelling ook in dat kader helpend zijn.

Het standpunt van belanghebbenden

Door en namens de moeder is, samengevat, aangevoerd dat zij niet onwelwillend tegenover een ondertoezichtstelling staat, maar dan voor de duur van zes maanden. Het is daarbij van belang dat er gelijk actie kan worden ondernomen en er een jeugdzorgwerker kan worden benoemd. De moeder vindt het betreurenswaardig dat [minderjarige] getuige is geweest van het incident van afgelopen weekend. De verstandhouding tussen de ouders is vertroebeld. Zij hebben getracht een ouderschapsplan op te stellen, maar dat is niet gelukt. De moeder heeft laten zien hiertoe bereidwillig te zijn, maar met de vader zijn geen afspraken te maken. Ook is de communicatie tussen partijen slecht. Zij communiceren met elkaar via e-mail, dit op aanraden van het Veiligheidsteam. Dit ging – op zich – best goed, tot afgelopen weekend. Binnen de ondertoezichtstelling zal aandacht moeten zijn voor de communicatie tussen de ouders. Daarnaast maakt de moeder zich zorgen dat de vader zich niet aan de contactregeling gaat houden op het moment dat zij met [minderjarige] verhuist naar [plaats] . Wanneer sprake zal zijn van een ondertoezichtstelling, dan dient de jeugdzorgwerker te beoordelen wat haalbaar is in het kader van het contact tussen de vader en [minderjarige] .
Door en namens de vader is, samengevat, aangevoerd dat hij een andere lezing heeft van het incident dan hoe dat door anderen wordt geschetst. Ook betwist hij dat de contactregeling niet goed zou zijn verlopen de afgelopen periode. De vader acht een ondertoezichtstelling alleen nuttig als de moeder in [woonplaats] blijft wonen. Alleen dan kan er in het kader van de ondertoezichtstelling gewerkt worden aan de oudercommunicatie. Krijgt de moeder toestemming om met [minderjarige] te verhuizen, dan heeft een ondertoezichtstelling geen zin. Immers, dan heeft de vader er geen vertrouwen in dat de contactregeling van de grond komt.

De beoordeling

Op basis van de mondelinge behandeling en de overgelegde stukken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
Naar het oordeel van de kinderrechter wordt [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling bedreigd, met name op het gebied van veiligheid. De kinderrechter neemt daarbij in aanmerking dat er sprake is van een zeer problematische verhouding tussen de ouders, met ruzies, spanningen en geweld. [minderjarige] is hiervan getuige. De communicatie tussen de ouders staat geregeld onder druk, hetgeen veel spanningen oplevert. De kinderrechter acht dit zorgelijk nu dit zijn weerslag heeft op [minderjarige] .
De kinderrechter overweegt dat in de komende periode hulpverlening moet worden ingezet ten behoeve van het verbeteren van de communicatie tussen de ouders. Ook moet er worden ingezet op ouderschapsbemiddeling en dient er onderzoek te worden verricht naar welke contactregeling het meest in het belang van [minderjarige] is. Voorts zal in de komende periode aandacht moeten zijn voor het opstellen van een veiligheidsplan en in het kader daarvan een contactregeling tussen [minderjarige] en de vader. Van de GI wordt verwacht dat zij hierin de regie neemt.
De kinderrechter heeft er onvoldoende vertrouwen in dat de ouders in het vrijwillig kader de problemen tussen hen kunnen oplossen. Thans is gebleken dat ambulante hulpverlening niet voldoende is. De ouders zijn onvoldoende in staat om onder eigen verantwoordelijkheid de ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] weg te nemen en een (emotioneel) veilige omgeving voor haar te creëren.
Als doelen waaraan tijdens de ondertoezichtstelling in het kader van de ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] gewerkt moet worden, worden aangemerkt:
-[minderjarige] ervaart veiligheid, stabiliteit en duidelijkheid in de opvoedingssituatie.
- [minderjarige] wordt niet geconfronteerd met ruzies/geweld/spanningen tussen de ouders, danwel tussen de ouders en hulpverlening.
- De ouders gaan op een respectvolle manier met elkaar om. Zij zien elkaar als ouders, niet als ex-partners.
- De ouders communiceren op een onbelaste, constructieve manier met elkaar en [minderjarige] heeft geen last van communicatieproblematiek tussen haar ouders.
- Er is een gedegen veiligheidsplan wat wordt gedragen door de ouders.
- [minderjarige] heeft een fijn en positief contact met haar beide ouders.
Gelet op al het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW. De kinderrechter zal daarom [minderjarige] onder toezicht stellen van de GI voor de verzochte duur van twaalf maanden. Gelet op de complexe situatie ziet de kinderrechter geen reden om de ondertoezichtstelling in duur te bekorten.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing, ondanks een eventueel hoger beroep, meteen uitgevoerd kan worden.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De rechtbank:
stelt [minderjarige] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 24 maart 2023 tot 24 maart 2024.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2023 door mrs. Phillips, Van Leuven en Jurkovich, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
- door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.