ECLI:NL:RBZWB:2023:1976

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
C/02/406125 / KG ZA 23-61 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Römers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzorgvuldig handelen bestuur met betrekking tot beëindiging overeenkomst met handbaltrainster

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres], een handbaltrainster, en de Handbalschool, een vrijwilligersorganisatie. [Eiseres] vorderde dat de Handbalschool haar taken als trainer-coach van de trainingsgroep Jongens C zou hervatten, nadat haar overeenkomst met de Handbalschool per direct was beëindigd. De Handbalschool had deze beëindiging gebaseerd op meldingen van ongewenst gedrag en een enquête onder ouders, waaruit bleek dat niet alle ouders achter [eiseres] stonden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Handbalschool onzorgvuldig had gehandeld door de overeenkomst te beëindigen, omdat de in de overeenkomst genoemde opzeggingsgronden zich niet hadden voorgedaan. De rechter kon niet vaststellen dat er een overeenkomst was dat [eiseres] zou stoppen als trainer bij gebrek aan 100% commitment van de ouders. De rechter wees de vordering tot hervatting van de werkzaamheden af, maar gaf wel de rectificatie van de Handbalschool aan [eiseres] toe, omdat de beëindiging van de overeenkomst onterecht was. De Handbalschool werd veroordeeld tot het betalen van proceskosten en een dwangsom bij niet-nakoming van de rectificatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Locatie Breda
Cluster II Handelszaken
zaaknummer / rolnummer: C/02/406125 / KG ZA 23-61
Vonnis in kort geding van 22 maart 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. C. Teiwes te 's-Gravenhage,
tegen
de stichting
[handbalschool],
gevestigd te Tilburg,
gedaagde,
advocaat mr. M. Brokx te Breda.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de Handbalschool genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 maart 2023,
  • producties 1 t/ 15 van [eiseres] ,
  • producties 1 t/m 21 van de Handbalschool,
  • de mondelinge behandeling op 10 maart 2023,
  • de pleitnota van [eiseres] ,
  • de pleitnota van de Handbalschool.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Handbalschool is een onafhankelijke vrijwilligersorganisatie die een opleidingsprogramma aanbiedt aan talentvolle jeugdspelers- en speelsters in Brabant en Limburg.
2.2.
[eiseres] is handbaltrainster. Zij is 4 jaar assistent-trainer geweest bij de Handbalschool. In de loop van 2022 heeft de Handbalschool [eiseres] gevraagd of zij hoofdtrainer wilde worden.
2.3
Partijen hebben daartoe op 2 oktober 2022 een overeenkomst gesloten. (hierna: De Overeenkomst). De Overeenkomst houdt in dat [eiseres] voor de periode 1 september 2022 tot 31 juli 2023 voor de Handbalschool handbaltraining geeft, coaching van wedstrijden verzorgt en zeggenschap heeft over het technisch beleid van de Handbalschool. Zij ontvangt daarvoor een vrijwilligersvergoeding. [eiseres] heeft vanaf september 2022 Jongens C (in de leeftijd van 12 tot 14 jaar) getraind en gecoacht.
2.4.
In artikel 11 van de Overeenkomst staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“De [handbalschool] kan te allen tijde deze overeenkomst ontbinden, wanneer blijkt dat de trainer [handbalschool] in diskrediet heeft gebracht en/of wanneer de trainer de gemaakte afspraken niet nakomt en/of de wisselwerking met de groep niet functioneert. Voorafgaand neemt het bestuur hierover een besluit.”.
2.5.
De Handbalschool heeft een vertrouwenspersoon aangesteld waar meldingen over ongewenst gedrag binnen de Handbalschool kunnen worden gedaan.
2.6.
Op 26 september 2022 is bij de vertrouwenspersoon een melding binnengekomen over [eiseres] . Deze melding hield in dat de zoon van melder vond dat hij tijdens de trainingen door [eiseres] op negatieve, onprettige en intimiderende wijze werd behandeld. Naar aanleiding van deze melding heeft op 1 oktober 2022 een gesprek plaatsgevonden tussen de vertrouwenspersoon en [eiseres] .
2.7.
Op 9 november 2022 heeft de vertrouwenspersoon aan het bestuur medegedeeld dat een vertrouwelijk bericht is ontvangen van trainers Jongens B. Zij zouden van een aantal spelers, die het jaar ervoor door [eiseres] en [naam 1] getraind werden, hebben gehoord dat zij de trainingsstijl van het vorig seizoen niet fijn vonden en dat zij daar hinder van ondervinden, in de vorm van motivatieproblemen, verminderd zelfvertrouwen of angst om iets fout te doen en dat zij daardoor geen plezier meer hadden in de trainingen.
2.8.
Naar aanleiding van dit bericht heeft op 11 januari 2023 een (telefonisch) gesprek plaatsgevonden tussen [eiseres] en de heer [naam 2] , technisch bestuurslid van de Handbalschool (hierna: [naam 2] ). In dat gesprek is door [naam 2] aan [eiseres] medegedeeld dat er meerdere meldingen zijn gedaan door de ouders van Jongens C. Door de Handbalschool is vervolgens diezelfde dag via whatsapp een enquête gehouden onder de ouders van de spelers, met als optie 1: Ja ik wil dat [eiseres] blijft als trainster en als optie 2: Nee ik wil geen training meer van [eiseres] . Van degenen die aan de enquête hebben deelgenomen heeft 88,9% gekozen voor optie 1 en 11,1% voor optie 2.
2.9.
Bij email van 12 januari 203 heeft de Handbalschool aan [eiseres] bericht:
“Gisteren heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen jou en technisch bestuurslid (…) [naam 2] (…) van de Handbalschool. [naam 3] heeft met jou besproken dat er meerdere meldingen zijn gedaan door de ouders van de jongens C. Jij gaf aan jezelf niet in die meldingen te kunnen identificeren. In dit gesprek heb jij aangegeven per direct te stoppen als trainster van de handbalschool.
Op jouw verzoek is er een enquête gehouden om te zien of er 100% commitment is. Vanuit de enquête blijkt dit niet het geval te zijn. (…).
(…) als voorzitter van de Handbalschool moet ik jou mededelen dat we helaas per direct afscheid van elkaar moeten nemen. (…)
Vandaag sturen wij de ouders van de deelnemers een brief zodat zij op de hoogte zijn(…)”
2.10.
De Handbalschool heeft de ouders/verzorgers van Jongens C op 12 januari 2023 een email gestuurd waarin is medegedeeld dat de samenwerking met [eiseres] per direct is geëindigd op basis van de impact van de meldingen en de uitslag van de enquête, waaruit is gebleken dat er geen 100% commitment is.
2.11.
[eiseres] heeft bij email van 13 januari 2023 aan het bestuur en de ouders op de email van 12 januari 2023 gereageerd. Vervolgens heeft zij bij brief van haar advocaat van 17 januari 2023 de Handbalschool te kennen gegeven dat zij het oneens is met het besluit om de samenwerking te beëindigen en dat de meldingen waarover het bestuur spreekt haar niet bekend zijn. De Handbalschool is gesommeerd om binnen 5 dagen na datum brief de volgende informatie te verstrekken:
- een schriftelijke bevestiging dat er meldingen zijn binnengekomen
- opgave van het aantal meldingen dat is gedaan
- een al dan niet geanonimiseerde afschrift van alle klachten.
2.12.
De Handbalschool heeft daar niet aan voldaan, ook niet na daartoe nogmaals te zijn gesommeerd.
.
3. Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert als voorlopige voorziening:
I de Handbalschool te veroordelen tot per directe nakoming van de overeenkomst met [eiseres] , in die zin dat zij haar taken als trainer-coach van de trainingsgroep Jongens C weer zal kunnen verrichten, dit op straffe van een dwangsom;
II de Handbalschool te veroordelen om binnen 2 dagen na dit vonnis tot rectificatie over te gaan, door het plaatsen van de in het petitum van de dagvaarding vermelde tekst op haar én verzending van een e-mail met de rectificatietekst aan alle ouders van trainingsgroep Jongens C, zulks op straffe van een dwangsom;
III de Handbalschool te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder begrepen de nakosten.
3.2.
[eiseres] grondt haar vordering I op nakoming van de Overeenkomst. Deze is door de Handbalschool niet rechtsgeldig opgezegd omdat de in artikel 11 van de Overeenkomst genoemde opzeggingsgronden zich niet hebben voorgedaan. [eiseres] betwist dat er sprake is van meldingen die het besluit van de Handbalschool kunnen dragen. Zij heef van de Handbalschool, hoewel herhaaldelijk verzocht, nooit een afschrift van de meldingen ontvangen zodat zij zich daartegen niet heeft kunnen verweren. Het besluit van de Handbalschool is eenzijdig genomen en niet onderbouwd. [eiseres] heeft niet aangegeven dat zij alleen zou doorgaan als hoofdtrainster als uit de enquête zou blijken dat 100% van de ouders achter haar zouden staan. De enquête was een initiatief van de Handbalschool. De Handbalschool had kennelijk haar besluit al genomen en de enquête is alleen uitgevoerd om haar besluit achteraf te kunnen rechtvaardigen. Omdat de Handbalschool de Overeenkomst niet mocht opzeggen heeft zij jegens [eiseres] onrechtmatig gehandeld door de ouders van Jongens C daarover te informeren. [eiseres] voelt zich aangetast in haar eer en goede naam. Ook lijdt zij reputatieschade. Zij heeft daarom recht en belang bij de door haar onder II gevorderde rectificatie.
3.3.
De Handbalschool heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] met veroordeling van [eiseres] in de kosten van dit geding. Samengevat is het verweer als volgt. In het gesprek op 11 januari 2023 zijn [eiseres] en de Handbalschool overeengekomen dat [eiseres] zou stoppen als trainer als uit de enquête zou blijken dat er geen 100% commitment was. Dit is het geval.
In augustus 2022 heeft het bestuur een eerste (mondelinge) melding ontvangen naar aanleiding van een incident tijdens een toernooi in Denemarken. Daarna kwamen de meldingen van 26 september en 9 november 2022. Deze meldingen zijn van zodanige aard dat de Overeenkomst ook op grond van artikel 11.1 kon worden opgezegd.
Overigens zijn er ook na het besluit op 22, 29 en 30 januari en 9 en 20 februari 2023 nog meldingen binnengekomen over het negatieve gedrag van [eiseres] , wat bevestigt dat de Handbalschool het juiste besluit heeft genomen. Gelet op de korte periode tot 7 april 2023 dat het seizoen nog zal duren én de omstandigheid dat de Overeenkomst in ieder geval per 31 juli 2023 eindigt, ontbreekt het (spoedeisend) belang om [eiseres] terug op de groep te zetten. De groep heeft inmiddels een andere trainer. De spelers zijn daar net aan gewend en de sfeer binnen de groep en tijdens de trainingen is positief.
Voor wat betreft de gevorderde rectificatie stelt de Handbalschool dat zij er juist bewust voor heeft gekozen om niet c.q. zo min mogelijk naar ouders inhoudelijk te communiceren over de meldingen en het besluit om de overeenkomst met [eiseres] te beëindigen, juist om haar en de spelers zo min mogelijk te beschadigen. Door toedoen van [eiseres] is deze kwestie “opgeblazen”: op haar verzoek heeft de enquête plaatsgevonden en zij heeft zelf naar ouders toe gereageerd op de aan haar gerichte email van 12 januari 2023.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uit de aard van de vorderingen vloeit voort dat [eiseres] daarbij voldoende spoedeisend belang heeft.
4.2.
De voorzieningenrechter kan in het kader van dit kort geding niet vaststellen of partijen zijn overeengekomen dat [eiseres] met onmiddellijke ingang zou stoppen als trainer -en daarmee de Overeenkomst zou eindigen- als uit de enquête zou blijken dat er geen 100% commitment was. De verklaringen van partijen verschillen op dit punt en de voorzieningenrechter kan niet vaststellen welke verklaring juist is. Daarvoor dient bewijslevering plaats te vinden, waarvoor in het bestek van dit kort geding geen plaats is. Dit betekent vooralsnog dat de Overeenkomst op deze grond niet kan worden opgezegd.
4.3.
De Handbalschool stelt voorts dat de opzeggingsgronden in artikel 11 van de Overeenkomst zich voordoen. Daaraan wordt ten grondslag gelegd dat uit de meldingen blijkt van grensoverschrijdend gedrag van [eiseres] , in die zin dat zij haar macht om de spelers te verbeteren op een verkeerde wijze heeft gebruikt. Het gaat daarbij met name om de verbale bejegening.
4.4.
De voorzieningenrechter stelt vast dat tot 12 januari 2023 sprake was van drie meldingen.
De eerste melding in augustus 2022 betrof het gedrag van de begeleiders tijdens het toernooi in Denemarken. Onduidelijk is wat de rol van [eiseres] daarbij is geweest. In ieder geval heeft de Handbalschool naar aanleiding van deze melding geen aanleiding gezien om tot actie over te gaan. Tijdens de mondelinge behandeling is namens de Handbalschool verklaard dat over deze melding niet is gesproken met [eiseres] .
De tweede melding van 26 september 2022 (productie 2 van de Handbalschool) is via de vertrouwenspersoon bij het bestuur van de Handbalschool terechtgekomen. Naar aanleiding van deze melding heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de vertrouwenspersoon en [eiseres] . In het gespreksverslag (productie 3 van de Handbalschool) staat:
“Mochten jullie uiteindelijk toch nog een keer met [eiseres] willen praten, om o.a. te horen waarom ze misschien bepaalde dingen aanpakt op de manier zoals zij het doet, dan hoor ik dat graag (of nog fijner dan zouden jullie haar daarvoor kunnen benaderen (...)). In sommige gevallen kan het sowieso geen kwaad om elkaar beter te leren kennen (…)
Mochten er dingen zin die jullie (opnieuw) zouden willen bespreken, laat het me weten, want hopelijk was dit voldoende, zo niet dan kunnen we altijd kijken wat we nog meer zouden kunnen doen”.
Omdat de Handbalschool zowel naar de vertrouwenspersoon als naar [eiseres] niet heeft laten weten dat nog verdere actie nodig is, staat vast dat deze melding met het gesprek is afgehandeld.
De derde melding is van 9 november 2022 (productie 4 van de Handbalschool) en heeft (volgens de Handbalschool in verband met een bestuurswisseling) pas op 11 januari 2023 tot een gesprek met [eiseres] geleid. De voorzieningenrechter stelt vast dat, anders dan de Handbalschool meent, uit deze melding niet blijkt dat er sprake was van grensoverschrij-dend gedrag van [eiseres] , maar dat het ging om de trainingsstijl van [eiseres] die door een aantal spelers (en de ouders daarvan) niet als prettig werd ervaren. In een situatie als deze lag het voor de hand dat het bestuur zo snel mogelijk na ontvangst van de melding daarover in gesprek was gegaan met [eiseres] . Door dat niet te doen heeft het bestuur onzorgvuldig gehandeld jegens [eiseres] . Daardoor is haar namelijk de mogelijkheid ontnomen om te reflecteren op haar trainingsstijl en deze eventueel aan te passen . De voorzieningenrechter neemt daarbij in aanmerking dat [eiseres] gedurende 4 seizoenen zonder problemen als assistent-trainer heeft gewerkt en dat zij sinds dit seizoen -op verzoek van de Handbalschool- voor het eerst als hoofdtrainer werkt. Daarbij is verder van belang dat [eiseres] onweersproken heeft gesteld dat zij de Handbalschool diverse malen heeft gevraagd om haar een assistent-trainer toe te wijzen en dat dit om onduidelijke redenen niet is gebeurd, ook niet nadat er bij het bestuur meldingen over de trainingsstijl van [eiseres] binnenkwamen.
4.5.
Conclusie van het vorenstaande is dat er op basis van deze meldingen geen grondslag is om de Overeenkomst tussentijds te beëindigen en dat de in artikel 11 van de Overeenkomst genoemde opzeggingsgronden zich niet hebben voorgedaan. De Handbalschool heeft, door de Overeenkomst toch tussentijds te beëindigen, onzorgvuldig gehandeld en schade toegebracht aan de eer en goede naam van [eiseres] . Dat er na 12 januari 2023 nog meldingen door de Handbalschool met betrekking tot [eiseres] zijn ontvangen doet hier niet aan af, nu deze niet aan de opzegging ten grondslag hebben gelegen en ook geen tegeneis is ingesteld om de overeenkomst alsnog te beëindigen.
4.6.
In beginsel zou het vorenstaande ertoe moeten leiden dat [eiseres] haar taken als trainer/coach weer zou kunnen verrichten, zoals onder I gevorderd. Een belangenafweging leidt echter tot een andere uitkomst. De Handbalschool heeft onweersproken gesteld dat de trainingen voor dit seizoen per 7 april 2023 stoppen. Gelet op de korte duur die dit seizoen nog rest, acht de voorzieningenrechter het niet in het belang van de spelers om nogmaals met een trainerswissel te worden geconfronteerd en dient de huidige toestand gehandhaafd te blijven.
4.7.
De onder II gevorderde rectificatie zal, op grond van wat onder 4.5. is overwogen, worden toegewezen als na te melden.
4.8.
De Handbalschool zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 129,14
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal € 1.522,14
4.9.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de Handbalschool om binnen één week na betekening van dit vonnis een rectificatie te plaatsen op de [website] en deze per e-mail toe te sturen aan alle ouders van de betrokken kinderen van Trainingsgroep Jongens C, met de navolgende inhoud:
“Het bestuur van de [handbalschool] vraagt uw aandacht voor het volgende.
Zoals bekend hebben wij het besluit genomen om de samenwerking met mevrouw [eiseres] te beëindigen. Dit besluit hebben wij per email van 12 januari 2023 aan de ouders van de kinderen van Trainingsgroep Jongens C medegedeeld. Dit besluit is genomen op basis van door het bestuur ontvangen meldingen over het functioneren van [eiseres] .
De voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West Brabant heeft in kort geding geoordeeld dat dit besluit ten onrechte is genomen en dat het bestuur daardoor schade heeft toegebracht aan de eer en de goede naam van [eiseres] .
Omdat de groep jongens C in de huidige situatie niet gebaat is om weer geconfronteerd te worden met een trainerswissel, hoeft het bestuur [eiseres] niet in haar functie te herstellen.“
5.2.
bepaalt dat de Handbalschool een dwangsom verbeurt van € 100,00 per dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat zij niet aan voormelde veroordeling voldoet, met een maximum van € 10.000,00 aan verbeurde dwangsommen;
5.3.
veroordeelt de Handbalschool in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] gevallen en tot op heden begroot op € 1.522,14;
5.4.
veroordeelt de Handbalschool in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de Handbalschool niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Römers en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2023.