Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 21 september 2022 en de daarin genoemde processtukken;
- de door de advocaat van [eiser] bij brief van 24 januari 2023 toegezonden aanvullende productie 13;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 3 februari 2023 met aangehechte spreekaantekeningen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .
2.De feiten
- [gedaagde sub 1] voerde sinds 1 januari 2004 de eenmanszaak [gedaagde sub 2] en bemiddelde in de verkoop van onroerend goed van (tweede) woningen en/of appartementen in Spanje.
- Omstreeks september 2005 heeft [gedaagde sub 2] bemiddeld bij de tussen [eiser] en de Spaanse vennootschap [vennootschap] (hierna [vennootschap] ) gesloten koopovereenkomst (op 19 september 2005) voor drie mobilhomes dat een investeringsproject betrof.
- Ondanks verzoeken en een verkregen vonnis in Spanje tegen [vennootschap] heeft [eiser] de mobilhomes, waarvoor hij in totaal € 34.796,52 aan [vennootschap] had betaald, niet geleverd gekregen en evenmin heeft hij de overeengekomen rendementsuitkeringen ontvangen.
- [eiser] heeft [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aangeschreven vanwege uitblijvende levering van de mobilhomes en het niet ontvangen van rendementsuitkeringen.
- [gedaagde sub 1] heeft zijn eenmanszaak [gedaagde sub 2] per 1 januari 2006 ingebracht in de besloten vennootschap [gedaagde sub 2] die vervolgens op 31 december 2013 is ontbonden en uitgeschreven uit het handelsregister.
3.Het geschil
4.De beoordeling
ten aanzien van [gedaagde sub 2]
1.532,00(2 punten × tarief € 766,00)