ECLI:NL:RBZWB:2023:2026

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
C/02/398876 FA RK 22-2776
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Oomes
  • mr. Reijerse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot echtscheiding wegens geen erkenning van traditioneel huwelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot echtscheiding. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. T. Möller, verzocht de rechtbank om de echtscheiding uit te spreken. De man, vertegenwoordigd door mr. M.S. Odink, verbleef feitelijk in een penitentiaire inrichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen op een onbekende datum in Turkije een traditioneel huwelijk hebben gesloten, maar dat dit huwelijk niet is geregistreerd in het register van de burgerlijke stand. Dit is een vereiste voor de rechtsgeldigheid van een traditioneel huwelijk volgens het Turkse recht. De vrouw heeft geen recent afschrift of uittreksel van de huwelijksakte overgelegd, wat ook een vereiste is volgens de Nederlandse wetgeving. De rechtbank concludeert dat het huwelijk van partijen niet kan worden erkend in Nederland, waardoor het verzoek tot echtscheiding niet kan worden ingewilligd. De rechtbank wijst het verzoek af.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/398876 FA RK 22-2776
beschikking
in de zaak van
[de vrouw],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. T. Möller,
(advocaat was mr. D.P.F. Arens),
en
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
feitelijk verblijvende in de PI in Alphen aan den Rijn,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. M.S. Odink.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 28 juni 2022 ontvangen verzoekschrift, met bijlagen;
- de brieven van mr. Möller van 25 oktober 2022 en 31 januari 2023;
- het F9-formulier van mr. Odink van 8 december 2022;
- het e-mailbericht van mr. Odink van 31 januari 2023, met bijlage.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 2 februari 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en de advocaat van de man. Tevens was voor de vrouw een tolk aanwezig.

2.De feiten

Op grond van de stellingen en overgelegde stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- in de Basisregistratie Personen (BRP) is opgenomen dat partijen op [huwelijksdatum] met elkaar zijn gehuwd te [plaats] ;
- partijen hebben het volgende nu minderjarige kind: [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2020;
- partijen hebben beiden de Syrische nationaliteit.

3. Het verzoek

De vrouw verzoekt nu echtscheiding.

4.De beoordeling

4.1.
De vrouw stelt dat partijen op [huwelijksdatum] te [plaats] met elkaar zijn gehuwd en verzoekt de echtscheiding uit te spreken.
4.2.
De Nederlandse rechter komt rechtsmacht toe met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, aangezien ten tijde van de indiening van het verzoek partijen hun gewone verblijfplaats hadden in Nederland. De rechtbank zal hierbij Nederlands recht toepassen ingevolge artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.3.
Ingevolge artikel 815 lid 5 aanhef en sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet bij de indiening van het verzoekschrift een recent afschrift of uittreksel van de huwelijksakte worden overgelegd. Door de vrouw is geen recent afschrift of uittreksel van de huwelijksakte overgelegd. Zij heeft verklaringen onder ede van partijen overgelegd. Daarnaast is door de man aangegeven dat partijen gevlucht zijn uit Syrië en dat uit de verklaring die is afgelegd ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand blijkt dat er geen of onvoldoende (originele) aktes zijn. Gelet op het voorgaande dient de rechtbank te beoordelen of anderszins kan worden vastgesteld dat het door partijen gestelde huwelijk rechtsgeldig is gesloten.
4.4.
Uit artikel 10:31 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt het uitgangspunt dat een buiten Nederland gesloten huwelijk in Nederland wordt erkend wanneer het volgens het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden.
4.5.
Op de mondelinge behandeling is door de vrouw verklaard dat zij en de man niet zijn getrouwd op [huwelijksdatum] te [plaats] , maar in [maand en jaar] te Turkije . Zij zijn gehuwd in huiselijke kring. Dit huwelijk is gesloten door een vriend van de man. Daarbij waren aanwezig de vader van de man, de vader van de vrouw en de oom van de vrouw. Dit huwelijk is nergens geregistreerd.
4.6.
Namens de man is op de mondelinge behandeling bevestigd dat partijen in Turkije zijn gehuwd in huiselijke kring, waarbij meer dan twee getuigen aanwezig waren. Er is volgens de man sprake van een traditioneel huwelijk, een urfi-huwelijk. Dit huwelijk is na voltrekking echter niet geregistreerd in het register van de burgerlijke stand. De advocaat van de man heeft aangegeven niet te weten op welke datum partijen zijn gehuwd.
4.7.
Op de mondelinge behandeling is aldus onduidelijk gebleven wanneer het huwelijk van partijen precies is gesloten en of dit huwelijk rechtsgeldig is gesloten volgens de vereisten die het Turkse recht hieraan stelt. Gebleken is dat het huwelijk na voltrekking niet is ingeschreven in het register van de burgerlijke stand, hetgeen in ieder geval een vereiste is voor de rechtsgeldigheid van een traditioneel huwelijk. Dit heeft tot gevolg dat het thans gestelde huwelijk van partijen op grond van artikel 10:31 lid 1 BW niet in Nederland kan worden erkend.
4.8.
Nu geen sprake is van een huwelijk dat in Nederland wordt erkend, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van het verzoek tot echtscheiding zoals door de vrouw verzocht. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Oomes, en, in tegenwoordigheid van mr. Reijerse, griffier, in het openbaar uitgesproken op
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.