ECLI:NL:RBZWB:2023:2028

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
C/02/403843/ FA RK 22-5365
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Struijs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om mondelinge behandeling en getuigenhoren; toewijzing ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 maart 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de minderjarigen van partijen, die eerder met elkaar getrouwd zijn geweest. De vrouw verzocht de rechtbank om het gezamenlijk gezag over de minderjarigen te beëindigen en het eenhoofdig gezag aan haar toe te wijzen. De man, die kampt met psychische problematiek, heeft de minderjarigen erkend, maar heeft al geruime tijd geen contact met hen gehad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omstandigheden rondom de minderjarigen zijn veranderd en dat de man niet in staat is om zijn gezag op een verantwoorde manier uit te oefenen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het verzoek van de vrouw toe te wijzen, wat de rechtbank heeft gedaan. De rechtbank heeft ook het verzoek van de vrouw om het contact tussen de man en de minderjarigen te ontzeggen afgewezen, maar heeft wel benadrukt dat er al geruime tijd geen uitvoering wordt gegeven aan de contactregeling. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/403843/ FA RK 22-5365
datum uitspraak: 16 maart 2023
beschikking over gezag en omgang
in de zaak van
[de vrouw]
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. A. Koop-van Vliet te Breda,
tegen
[de man]
hierna: de man,
wonende in [woonplaats] .
Over de minderjarigen:
-
[minderjarige 1] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2015
.
-
[minderjarige 2] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2018.
-
[minderjarige 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 3] 2019
.
Hierna gezamenlijk te noemen: de minderjarigen.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 23 november 2022 ontvangen verzoek van de man, met producties 1 tot en met 8.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 16 februari 2023. Bij die behandeling zijn verschenen de vrouw met haar advocaat. De man was aanwezig via een Teamsverbinding.
Ook was een vertegenwoordiger aanwezig namens de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. Bij beschikking van deze rechtbank van 6 juli 2020 is de echtscheiding uitgesproken en deze beschikking is op 16 juli 2020 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand die daarvoor zijn bedoeld.
2.2
Tijdens het huwelijk van partijen zijn voornoemde minderjarigen geboren.
2.3
De minderjarigen verblijven bij de vrouw.
2.3
De man heeft de minderjarigen erkend.
2.4
Partijen hebben samen het gezag over de minderjarigen.
2.5
Bij de echtscheidingsbeschikking van 6 juli 2020 heeft de rechtbank beslist dat de onderlinge regelingen uit het aangehechte en gewaarmerkte convenant en ouderschapsplan deel uitmaken van deze beschikking.
2.6
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek en de standpunten

3.1
De vrouw verzoekt de rechtbank om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat het gezamenlijk gezag over de minderjarigen wordt beëindigd onder toewijzing van het eenhoofdig gezag aan de vrouw.
II. de man het recht op contact en/of omgang met de minderjarigen te ontzeggen.
III. kosten rechtens.
3.2
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om het verzoek te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

Gewijzigde omstandigheden
4.1
Uit de inhoud van de stukken is gebleken dat na de vaststelling van het ouderschapsplan, dat is aangehecht aan voornoemde beschikking van de rechtbank, de omstandigheden met betrekking tot de genoemde minderjarigen daarna op relevante wijze zijn veranderd. Immers is er sinds september 2021, met uitzondering van het Suikerfeest, geen contact en/of omgang meer geweest tussen de man en de minderjarigen. De vrouw kan daarom worden ontvangen in haar verzoek.
Gezag
4.2
In artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) staat dat de rechter op verzoek van de ouders die niet met elkaar zijn getrouwd of een van hen het gezamenlijk gezag kan beëindigen. Dat kan als de omstandigheden zijn veranderd sinds de ouders samen het gezag hebben gekregen of als de rechtbank van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan toen het gezamenlijk gezag is vastgesteld. In dat geval beslist de rechtbank wie van de ouders voortaan alleen het gezag over de minderjarigen krijgt. In artikel 1:253n lid 1 BW staat dat artikel 1:251a lid 1 BW van toepassing is. In dat artikel staat dat de rechter kan beslissen dat het gezag over een kind naar één ouder gaat als er een onacceptabel risico is dat, als allebei de ouders het gezag houden, dit kind klem komt te zitten tussen die ouders en het er niet naar uitziet dat dit binnen korte tijd verbetert of als een verandering van het gezag op een andere manier in het belang van het kind noodzakelijk is.
4.3
De vrouw stelt zich op het standpunt dat handhaving van het gezamenlijk gezag niet langer in het belang van de minderjarigen is. De vrouw moet voortaan alleen beslissingen kunnen nemen over de minderjarigen. De man is al enige tijd afwezig in het leven van de minderjarigen en geeft al langere tijd geen invulling meer aan het gezag. Hij heeft daarom ook geen zicht op de ontwikkeling van de minderjarigen. Hierdoor kan hij niet beoordelen welke beslissingen in het belang van de minderjarigen genomen moeten worden. De man kampt met psychische problematiek, hetgeen eveneens de reden voor de echtscheiding was. Als gevolg hiervan is de man onvoorspelbaar en vertoont hij onverantwoordelijk gedrag en houdt hij zich niet aan afspraken. Dit is al jaren zo. De man is niet in staat om keuzes te maken in het belang van de minderjarigen en blijft zich passief opstellen. Gelet daarop is de vrouw van mening dat niet van haar verlangd kan worden dat zij contact onderhoudt met de man om gezamenlijk beslissingen over de minderjarigen te nemen. Daarnaast heeft de man op 25 augustus 2022 per e-mail aan de vrouw laten weten dat hij afstand wil doen van het gezamenlijk gezag en dat hij vanwege zijn ziekte niet voor de minderjarigen kan zorgen.
4.4
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling bevestigd dat partijen onderling hebben afgesproken dat de vrouw kan worden belast met het eenhoofdig gezag. De man had echter niet begrepen dat dit betekent dat hij dan ook niet meer betrokken wordt in bijvoorbeeld zaken met betrekking tot de school en medische afspraken voor de minderjarigen. De man wil wel graag betrokken blijven in het leven van de minderjarigen, maar vindt het anderzijds ook prima dat de vrouw de beslissingen over de minderjarigen neemt. Verder erkent de man dat hij kampt met psychische problematiek waarvoor hij thans nog steeds in behandeling is.
4.5
De Raad maakt zich zorgen over het gebrek aan continuïteit in het contact tussen de man en de kinderen. Zij overweegt dat het lastig is om de mogelijkheden van de man op dit punt goed in te schatten. Daarnaast is het de vraag wat de kinderen aankunnen. Enige afspraak omtrent contact tussen de man en de kinderen zal dan ook laagdrempelig moeten zijn, zoals bijvoorbeeld videobellen.
De Raad adviseert om het verzoek tot eenhoofdig gezag toe wijzen, omdat dit anderszins in het belang van de minderjarigen is. De man is handelingsverlegen en er is sprake van onvoldoende continuïteit in het contact tussen de man enerzijds en de vrouw (en de minderjarigen) anderzijds, waardoor de man niet structureel beschikbaar is. Het toekennen van het eenhoofdig gezag aan de vrouw kan bijdragen aan de stabiliteit voor de minderjarigen. De Raad neemt bij haar advies in aanmerking dat de man in het verzoek berust en dat de vrouw heeft aangegeven het contact tussen de man en de kinderen, ook in geval van eenhoofdig gezag, te zullen aanmoedigen. De Raad vertrouwt erop dat de vrouw dit ook zal doen. Gezien wordt dat de vrouw het belangrijk vindt dat de minderjarigen weten wie hun vader is en dat zij hem leren kennen. Hiermee laat ze zien dat zij beseft dat zijn aanwezigheid belangrijk is voor de (identiteits)ontwikkeling van de minderjarigen.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.6
Blijkens artikel 1:247 lid 1, BW houdt het ouderlijke gezag een aantal bevoegdheden in die nodig zijn voor de opvoeding en verzorging, zoals onder andere de bevoegdheid om belangrijke beslissingen in het leven van het kind (zoals de schoolkeuze en medische zaken) te nemen. Om invulling te kunnen geven aan het gezag moet een ouder belangstelling hebben voor zijn kind, bekend zijn met diens ontwikkeling en weten wat er in de minderjarige omgaat. Gebleken is dat de man al een langere periode geen invulling geeft aan het gezag en dat het contact met de minderjarigen minimaal is. De man geeft aan dat een en ander samenhangt met zijn psychische problematiek. De rechtbank sluit zich aan bij het standpunt van de Raad dat de man handelingsverlegen lijkt te zijn en niet in staat om zijn gezag dragende rol op te pakken. Gelet op het verleden en hetgeen de man ter zitting heeft verklaard omtrent zijn problematiek heeft de rechtbank er geen vertrouwen in dat dit binnen afzienbare termijn zal veranderen. Hoewel het de rechtbank duidelijk is dat de man de vrouw niet bewust zal belemmeren in het nemen van beslissingen door zijn toestemming te onthouden, is de rechtbank van oordeel dat het -anderszins- in het belang van de minderjarigen is dat de vrouw wordt belast met het eenhoofdig gezag over hen. Van de vrouw kan immers niet worden verwacht dat zij, op de momenten dat de man emotioneel niet beschikbaar is, meerdere pogingen moet blijven ondernemen om toestemming of een handtekening van de man te kunnen krijgen, zeker niet wanneer er snelle en belangrijke beslissingen over de minderjarigen dienen te worden genomen. Dit is niet in het belang van de minderjarigen. Daar komt bij dat de man, door het al langer vrijwel ontbreken van contact met de minderjarigen, niet weet wat er speelt in hun levens en ook om die reden nauwelijks in staat kan worden geacht om juiste keuzes te maken in hun belang.
4.7
Gelet op het hiervoor overwogene zal het verzoek van de vrouw om haar te belasten met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen worden toegewezen als hierna in het dictum is vermeld. Dit betekent dat het gezamenlijk gezag over de minderjarigen zal worden beëindigd.
Contactregeling
4.8
Ook aan de orde is het verzoek van de vrouw tot het ontzeggen van het contact tussen de man en de minderjarigen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw verklaard dat er al ruim een jaar geen uitvoering wordt gegeven aan de contactregeling tussen de man en de minderjarigen. In het kader van de echtscheiding hebben partijen afspraken gemaakt over de omgang. De man kwam deze afspraken niet na, wat telkens leidde tot teleurstelling, onbegrip en verdriet bij de minderjarigen. Hierop is het [zorginstelling] (hierna: [zorginstelling] ) betrokken geraakt, zijn er nieuwe afspraken gemaakt en zijn de contacten een tijd begeleid geweest. Ook deze afspraken kwam de man niet na. De man blijft zich passief opstellen ten aanzien van het contact met de minderjarigen. De contactmomenten zijn dan ook altijd zeer beperkt geweest en sinds september 2021 is er, op het Suikerfeest in mei 2022 na, helemaal geen contact meer geweest tussen de man en de minderjarigen. Hoewel de man telkens aangeeft de minderjarigen wel te willen zien, is het onduidelijk in welke vorm of frequentie hij dat voor zich ziet. De minderjarigen hebben behoefte aan duidelijkheid en structuur en de vrouw twijfelt of de man in staat is om hen dit te bieden. De reden van het verzoek is dan ook niet gelegen in het feit dat de vrouw niet achter het contact tussen de man en de minderjarigen staat, zij gunt dit hen juist, maar om verdere teleurstelling bij de minderjarigen in de toekomst te voorkomen. De vrouw vindt het vanwege de problematiek van de man ook lastig om druk op hem te leggen. Bovendien heeft dit eerder ook geen effect gehad.
De vrouw heeft zich tijdens de mondelinge behandeling bereid verklaard om met hulpverlening in de vorm van het [zorginstelling] in het vrijwillig kader opnieuw te kijken naar een eventuele nieuwe contactregeling tussen de man en de minderjarigen en te bekijken wat de belastbaarheid van de man hierin is, om vervolgens op een verantwoorde wijze de contacten opnieuw op te starten. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling wel nadrukkelijk uitgesproken dat zij van de man verwacht dat hij zich ook gaat aanmelden bij het [zorginstelling] en ook zelf initiatief toont. Hiermee kan de man zijn intrinsieke motivatie laten zien waarna partijen tot nieuwe afspraken kunnen komen die de man vervolgens dan ook moet nakomen. Tot op heden zijn alle initiatieven vanuit de vrouw gekomen en zij wil zien dat de man bereid is om weer (blijvend) in beeld te komen bij de minderjarigen om nieuwe teleurstellingen voor hen te voorkomen.
4.9
Voor wat betreft het verzoek stelt de advocaat van de vrouw zich op het standpunt dat het in het licht van de nieuwe poging tot het inzetten van vrijwillige hulpverlening bij het [zorginstelling] , tegenstrijdig is om het verzoek tot ontzegging van contact toe te wijzen. Het is voor de vrouw enkel van belang dat er in de beschikking wordt opgenomen dat er al geruime tijd geen uitvoering wordt gegeven aan de huidige contactregeling en dat onder deze omstandigheid niet langer van de vrouw kan worden verwacht dat zij de regeling blijft nakomen.
4.1
De man heeft onbetwist gelaten dat er geen uitvoering wordt gegeven aan de contactregeling en licht toe dat er een periode is geweest waarin er helemaal geen contact is geweest, omdat hij hiertoe niet in staat was vanwege zijn problematiek. Desondanks wil de man wel contact met de minderjarigen. Hoe dit precies vormgegeven moet worden, weet de man zelf ook niet. Hij woont momenteel bij zijn ouders en de band tussen zijn moeder en de vrouw is momenteel niet goed. De man is dan ook niet in staat om de minderjarigen thuis te ontvangen en stelt voor dit op een plek buiten te laten plaatsvinden. Hierbij merkt de man wel op dat hij onder bewind staat en niet de financiële middelen heeft om telkens activiteiten met de minderjarigen te ondernemen. De man zou graag nieuwe afspraken maken met de vrouw, waarbij hij de minderjarigen het liefst om de drie weken ziet, al dan niet via beeldbellen. Ook zegt de man toe dat hij nieuwe afspraken zal nakomen. De man heeft zich tijdens de mondelinge behandeling bereid verklaard om zich tot het [zorginstelling] te wenden en zich aldaar opnieuw aan te melden om te bekijken of partijen in het kader van de vrijwillige hulpverlening gezamenlijk tot een nieuwe regeling kunnen komen.
4.11
De rechtbank overweegt dat partijen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling overeen zijn gekomen dat zij zich beiden zullen wenden tot het [zorginstelling] om in het vrijwillig hulpverleningstraject te bekijken of er mogelijkheden zijn om te komen tot contactherstel tussen de man en de minderjarigen en of partijen hiertoe een definitieve regeling kunnen afspreken die mogelijk lager in frequentie is dan de huidige regeling waaraan thans al enige periode geen uitvoering meer wordt gegeven. De rechtbank acht het positief dat partijen in een vrijwillig kader zullen proberen om nog nader tot elkaar te komen, nu dit laat zien dat de belangen van de minderjarigen voorop worden gesteld. Dit leidt er echter wel toe dat het verzoek zoals het er nu ligt zal worden afgewezen, aangezien het in te zetten traject bij het [zorginstelling] anders op voorhand onuitvoerbaar zou zijn.
4.12
Omdat partijen ex-echtgenoten van elkaar zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dit rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken. Dat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen.

5.De beslissing

De rechtbank
beëindigt het gezag van de man over de minderjarigen:
-
[minderjarige 1] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2015
-
[minderjarige 2] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2018
-
[minderjarige 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 3] 2019,
bepaalt dat het gezag over de minderjarigen:
-
[minderjarige 1] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2015
-
[minderjarige 2] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2018
-
[minderjarige 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 3] 2019
voortaan alleen aan de vrouw toekomt,
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Struijs, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2023 in aanwezigheid van Bruijs, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.