ECLI:NL:RBZWB:2023:2037

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
9862104 CV EXPL 22 1365 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ponds
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eenzijdig verzoek tot doorhalen en afwijzing werkelijke proceskosten in civiele procedure

In deze civiele procedure, aangespannen door NS REIZIGERS B.V., heeft de kantonrechter op 22 maart 2023 uitspraak gedaan. NS had aanvankelijk gevorderd dat de gedaagde partij, wonende te [woonplaats], zou worden veroordeeld tot betaling van € 96,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde heeft echter geconcludeerd tot afwijzing van deze vordering en verzocht om veroordeling van NS in de proceskosten.

Na de conclusie van dupliek heeft NS aangegeven om moverende redenen niet verder te willen procederen en verzocht om doorhaling van de zaak. De kantonrechter heeft overwogen dat volgens artikel 246 Rv een zaak alleen met instemming van beide partijen kan worden doorgehaald. Hoewel de gedaagde zich niet verzet tegen de doorhaling, vraagt hij wel om veroordeling van NS in de werkelijke proceskosten, die hij op € 813,12 inclusief btw stelt.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat NS als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moet worden veroordeeld, maar dat er geen aanleiding is voor de vergoeding van de volledige werkelijke proceskosten van de gedaagde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de proceskosten aan de zijde van de gedaagde op € 58,50 komen, gebaseerd op het salaris van de gemachtigde. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 22 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 9862104 \ CV EXPL 22-1365
Vonnis van 22 maart 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NS REIZIGERS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Utrecht,
eisende partij,
hierna te noemen: NS,
gemachtigde: LAVG Groningen B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. P.R. Klaver.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 april 2022 met producties;
- de aantekeningen van de griffier van de rolzitting van 11 mei 2022 met daarin het mondeling antwoord;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek met een productie;
- de akte van NS (abusievelijk aangeduid als conclusie van repliek);
- de akte uitlating van [gedaagde] met een productie;
- de akte uitlating van NS.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
NS heeft in deze procedure aanvankelijk gevorderd [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 96,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 56,00 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. [gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van NS, met veroordeling van NS in de proceskosten.
2.2.
Na de conclusie van dupliek van [gedaagde] heeft NS bij akte kenbaar gemaakt dat zij om haar moverende redenen niet verder wil procederen. Zij heeft de kantonrechter verzocht de zaak door te halen op de rol.
2.3.
De kantonrechter overweegt dat een zaak ingevolge artikel 246 Rv alleen met instemming van beide partijen op de rol kan worden doorgehaald. [gedaagde] verzet zich in zijn akte uitlating weliswaar niet tegen de verzochte doorhaling, maar vraagt wel om NS in de proceskosten te veroordelen. Aangezien partijen het daarover niet eens zijn, is geen sprake van de vereiste instemming van beide partijen, waardoor doorhaling van de zaak op de rol niet mogelijk is.
2.4.
Uit de stellingen van NS volgt dat zij haar vordering in deze procedure niet langer handhaaft, zodat daarop niet meer hoeft te worden beslist. Wat betreft de proceskosten overweegt de kantonrechter als volgt.
2.5.
[gedaagde] verzoekt NS te veroordelen in zijn werkelijke proceskosten, die hij – onder verwijzing naar de bij zijn akte uitlating overgelegde factuur van zijn gemachtigde –stelt op een bedrag van € 813,12 inclusief btw. Hij voert daartoe aan dat in deze zaak door de Raad voor rechtsbijstand geen gefinancierde rechtsbijstand wordt verleend.
2.6.
NS is in de gelegenheid gesteld om zich over de factuur en de hoogte van de proceskosten uit te laten. Zij betwist te zijn gehouden tot vergoeding van de werkelijke proceskosten van [gedaagde] . Volgens NS heeft [gedaagde] wel conform artikel 238 lid 2 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) recht op een punt salaris omdat hij met een professionele gemachtigde procedeert.
2.7.
De kantonrechter is van oordeel dat NS weliswaar als de in het ongelijk gestelde partij heeft te gelden en daarom in de proceskosten dient te worden veroordeeld, maar dat er geen aanleiding is voor de door [gedaagde] gevorderde vergoeding van zijn volledige proceskosten. De enkele omstandigheid dat [gedaagde] naar zijn zeggen niet in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand is daartoe onvoldoende. Volgens vaste rechtspraak kan van een veroordeling in de werkelijke proceskosten immers slechts bij hoge uitzondering sprake zijn. Daarvoor is vereist dat sprake is van misbruik van procesrecht en/of onrechtmatig procederen door de wederpartij. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM (Hoge Raad 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360 en Hoge Raad 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828). Dat sprake is van dergelijke buitengewone omstandigheden is gesteld noch gebleken.
2.8.
De kantonrechter stelt daarom de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] vast op € 58,50 aan gemachtigdensalaris (1,5 punt x € 39,00). Dit betreft 1 salarispunt voor het opstellen van de conclusie van dupliek en 0,5 salarispunt voor het opstellen van de akte van 23 november 2022. Andere proceshandelingen waarvoor een salaris gemachtigde dient te worden toegekend, zijn niet verricht.

3.De beslissing

De kantonrechter:
verstaat dat NS haar vordering niet handhaaft;
veroordeelt NS in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 58,50.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ponds en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 22 maart 2023.