ECLI:NL:RBZWB:2023:2040

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3477
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 maart 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres, die eerder als groepsleerkracht werkte, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar het UWV had haar aanvraag afgewezen op basis van een vastgestelde arbeidsongeschiktheid van 18,08%, later aangepast naar 19,56%. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, en of de medische en arbeidskundige beoordelingen van het UWV voldoende zijn gemotiveerd.

De rechtbank constateert dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 5 januari 2021 overtuigend heeft gemotiveerd. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts B&B de groepsgrootte van minder dan tien personen als passend heeft vastgesteld, en dat deze keuze voldoende is onderbouwd. Eiseres heeft aangevoerd dat de geduide functies niet passend zijn, maar de rechtbank oordeelt dat het UWV voldoende heeft aangetoond dat eiseres in staat is om de functies te vervullen, ondanks haar beperkingen.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geweigerd om eiseres per 5 januari 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, maar het UWV wordt wel veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen sprake is van een ten onrechte niet betaalde uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3477

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.J. van Weersch),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: [vertegenwoordiger verweerder] ).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiseres voor een WIA-uitkering afgewezen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 18,08%. Omdat dit minder dan 35% is, heeft eiseres volgens het UWV geen recht op een WIA-uitkering.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven. De mate van arbeidsongeschiktheid is wel gewijzigd naar 19,56%.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar van 17 juni 2022 (het bestreden besluit).
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B). De arbeidsdeskundige B&B heeft naar aanleiding van het beroepschrift de geduide functies gewijzigd. Zij heeft de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 29,47%. Het UWV heeft op vragen van de rechtbank gereageerd met een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 7 februari 2023.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft gewerkt als groepsleerkracht bij Stichting [naam college] College voor 9,89 uur per week. Per 1 augustus 2018 is dit dienstverband beëindigd en heeft het UWV eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet toegekend. Eiseres heeft aan het UWV doorgegeven dat zij vanaf 8 januari 2019 ziek is, waarna het UWV haar ziekengeld op grond van de Ziektewet heeft toegekend. In het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) heeft het UWV een medische en arbeidskundige beoordeling gedaan. Op grond van de resultaten is het eigen werk ongeschikt geacht voor eiseres. Ook zijn er geen voorbeeldfuncties te duiden, die eiseres met haar beperkingen zou kunnen verrichten en waarmee zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Het ziekengeld is voortgezet.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 5 januari 2021 voor 29,47% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 24 mei 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is in bezwaar aangescherpt door de verzekeringsarts B&B en opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 24 mei 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige B&B van 15 juni 2022 en 14 september 2022.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat de belastbaarheid onjuist is vastgesteld. Eiseres voert aan dat ten onrechte in bezwaar een lichtere beperking is aangenomen voor het werken in groepen. Bij de primaire beoordeling en de EZWb hebben de artsen aangenomen dat eiseres niet kan werken in een groep groter dan drie personen. De verzekeringsarts B&B heeft nu een beperking aangenomen voor groepen groter dan tien personen. Eiseres geeft aan dat de verzekeringsarts B&B over dezelfde medische informatie beschikt als de artsen bij de eerdere beoordelingen en vindt dat de verzekeringsarts B&B deze lichtere beperking onvoldoende gemotiveerd heeft. Eiseres voert aan dat het onderzoek niet voldoet aan (
de rechtbank begrijpt) artikel 4, eerste lid, onder b en c van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.
7. Verder voert eiseres aan dat de geduide functies niet passend zijn. Eiseres vindt dat er niet op een inzichtelijke wijze is gemotiveerd waarom de functies, ondanks de vastgestelde belastbaarheid toch passend zijn. In de functie medewerker backoffice wordt gewerkt in een kantoortuin, met twintig tot dertig collega’s in de werkomgeving, waarbij medewerkers gedurende de dag klantcontacten hebben. Hiermee is er sprake van een onrustige werkomgeving. In de functie medewerker personeelszaken en salarisadministratie wordt ook in een kantoortuin gewerkt. Eiseres vindt dat de arbeidsdeskundige B&B onvoldoende gemotiveerd heeft dat er ook op een rustige werkplek gewerkt kan worden. Eiseres stelt dat de arbeidsdeskundige B&B overleg had moeten voeren met de verzekeringsarts B&B of de geduide functies wel voldoen aan de beperking voor een onrustige werkomgeving. Er zijn twee functies geduid waarbij gewerkt wordt in een kantoortuin, terwijl de verzekeringsarts B&B hiervoor een beperking heeft aangenomen. Ook had overlegd moeten worden over de grootte van de groepen personen waar mee gewerkt wordt. Dat dit overleg niet plaatsgevonden heeft acht eiseres onzorgvuldig.
8. Eiseres verzoekt schadevergoeding, in de vorm van de wettelijke rente.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 5 januari 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
Medische grondslag van het bestreden besluit
De beoordeling van de belastbaarheid
10. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 5 januari 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Zij heeft de FML aangepast, omdat de arts niet alle genoemde beperkingen heeft weergegeven en wordt uitgegaan van de verkeerde ingangsdatum. Ten aanzien van de fysieke omgevingseisen geeft de verzekeringsarts B&B aan dat eiseres aangewezen is op een rustige omgeving om te werken. Er kan geen groepsgrootte aan worden toegevoegd, omdat dit ook afhankelijk is van de uitgevoerde werkzaamheden, maar over het algemeen dient de groep kleiner dan tien personen te zijn. De verzekeringsarts B&B heeft aanvullend gemotiveerd dat het gaat om het beperken van externe prikkels, waarbij niet alleen de groepsgrootte geldt, maar veel meer wat mensen aan het doen zijn. De verzekeringsarts B&B heeft arbitrair gekozen voor een grootte van minder dan 10 personen, omdat de grootte uiteindelijk wel een rol gaat spelen. Bij een grotere groep komen er ook in een rustige omgeving meer prikkels die de belastbaarheid overschrijven. De rechtbank overweegt dat het in beginsel een verzekeringsarts B&B vrij staat om in het kader van een volledige heroverweging de door de arts vastgestelde beperkingen te wijzigen. Als de verzekeringsarts B&B minder beperkingen aanneemt, moet zij dat inzichtelijk en deugdelijk motiveren. Voor de rechtbank is deze motivering voldoende inzichtelijk en deugdelijk. De rechtbank ziet geen aanleiding om de medische beoordeling in strijd te achten met
(de rechtbank begrijpt)artikel 4, eerste lid, aanhef en onder b en c, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Ook in de reactie van eiseres op het aanvullende rapport van 7 februari 2023 ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de beoordeling van de verzekeringsarts B&B. Het is de expertise van een verzekeringsarts om beperkingen in de functionele mogelijkheden ten aanzien van arbeid vast te stellen. De verzekeringsarts B&B heeft voldoende toegelicht waarom er is gekozen voor een groepsgrootte van minder dan 10 personen. De rechtbank acht de verzekeringsarts B&B niet gehouden om ook toe te lichten waarom niet gekozen is voor een andere, kleinere groepsomvang.
11. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 5 januari 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die door de verzekeringsarts B&B zijn vastgesteld in de FML van
24 mei 2022.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
12. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 24 mei 2022 vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als groepsleerkracht, omdat deze functie haar belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft functies geselecteerd die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies opgeleverd.
Het gaat om:
- ( sbc-code 315132) Archiefmedewerker;
- ( sbc-code 532040) Medewerker backoffice;
- ( sbc-code 515090) Medewerker personeelszaken en salarisadministratie.
13. Naar aanleiding van het beroepschrift heeft de arbeidsdeskundige B&B overleg gevoerd met de verzekeringsarts B&B en de arbeidsdeskundig analist. Op basis hiervan concludeert zij dat de functie Medewerker backoffice niet passend is. Deze komt te vervallen. De arbeidsdeskundige B&B selecteert een nieuwe functie: (565010) Psychodiagnostisch werkende. Ook heeft zij nog een reservefunctie geselecteerd: (532030) Assistent accountant. De arbeidsdeskundige B&B stelt het arbeidsongeschiktheidspercentage vast op 29,47%. De rechtbank zal de gronden van eiseres tegen de functie Medewerker backoffice onbesproken laten, nu deze functie in beroep is komen te vervallen.
14. Ten aanzien van de functie Medewerker personeelszaken en salarisadministratie heeft de arbeidsdeskundige B&B toegelicht dat uit het overleg met de arbeidsdeskundig analist naar voren is gekomen dat er voldoende gelegenheid is voor de medewerker om gebruik te maken van een stilteruimte of een kantoor voor zichzelf alleen. De arbeidsdeskundige concludeert dat deze functie aansluit bij de functionele mogelijkheden van eiseres. De rechtbank constateert dat het door eiseres gewenste overleg tussen de verzekeringsarts B&B en arbeidsdeskundige B&B in beroep alsnog heeft plaatsgevonden. Anders dan eiseres vindt de rechtbank dat de arbeidsdeskundige B&B voldoende heeft toegelicht dat het mogelijk is om in deze functie in een rustige omgeving te werken. De rechtbank komt tot het oordeel dat de arbeidsdeskundige B&B voldoende begrijpelijk heeft toegelicht dat de functie Medewerker personeelszaken en salarisadministratie passend is bij de beperkingen van eiseres.
15. De arbeidsdeskundige B&B heeft in de rapporten en in de functiebeoordelingen voldoende uitgelegd waarom de voor de schatting gebruikte functies geschikt zijn voor eiseres. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
16. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 5 januari 2021 met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 70,53% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 29,47% arbeidsongeschikt is.
17. De rechtbank concludeert dat de wijziging van de geduide functies in beroep betekent dat het bestreden besluit een gebrek bevat. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat eiseres door dit gebrek benadeeld is. De rechtbank zal dit gebrek dan ook passeren met toepassing van artikel 6:22, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Conclusie en gevolgen

18. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiseres per 5 januari 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
19. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Gelet op de toepassing van artikel 6:22, van de Awb ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat het UWV de door eiseres gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht moet vergoeden. De vergoeding voor de proceskosten bedraagt € 837,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente af, omdat er geen sprake is van een ten onrechte niet betaalde uitkering.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan op 27 maart 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.