ECLI:NL:RBZWB:2023:2052

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
22-025944 en 22-025945
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding en kosten rechtsbijstand na onterecht verblijf in voorlopige hechtenis

Op 28 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat was ingediend door een verzoeker die onterecht in voorlopige hechtenis had gezeten. De verzoeker, geboren in 1979 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had op 2 augustus 2022 in verzekering gesteld en op 5 augustus 2022 was de vordering tot inbewaringstelling afgewezen. De verzoeker was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten en verzocht de rechtbank om een schadevergoeding van € 520,00 voor de dagen die hij onterecht in verzekering had doorgebracht, alsook om vergoeding van kosten van rechtsbijstand ter hoogte van € 1.815,00. De rechtbank heeft het verzoekschrift op 14 maart 2023 behandeld, waarbij de officier van justitie en de gemachtigde advocaat van de verzoeker aanwezig waren. De verzoeker zelf was niet verschenen.

De rechtbank overwoog dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf en dat de verzoeker recht had op een schadevergoeding op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker recht had op een vergoeding van € 590,00 voor de dagen in voorlopige hechtenis, € 1.815,00 voor de kosten van rechtsbijstand, en € 680,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De totale schadevergoeding werd vastgesteld op € 2.495,00. De beslissing werd genomen door mr. M.H.M. Collombon, rechter, in aanwezigheid van griffier J. van ‘t Westende, en werd uitgesproken tijdens een openbare zitting.

Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/195521-22
rk-nummers: 22-025944 en 22-025945
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 11 november 2022, in de zaak:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1979 te [plaats]
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen Nederland,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. C.J.M. Jansen, Tivolistraat 18, 5017 HP Tilburg

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 520,00, € 520,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.815,00, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 11 augustus 2022 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker in verzekering is gesteld en in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 14 maart 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie en mr. C.J.M. Jansen als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat hij op 2 augustus 2022 in verzekering is gesteld. Op 5 augustus 2022 heeft de rechter-commissaris de vordering tot inbewaringstelling afgewezen en is verzoeker in vrijheid gesteld. Verzoeker is gedagvaard voor de terechtzitting van 11 augustus 2022. Verzoeker is vrijgesproken van hetgeen hem ten laste werd gelegd. Verzoeker heeft vier dagen onterecht vast gezeten en verzoekt de rechtbank om die reden een vergoeding toe te kennen ter hoogte van € 520,00. Voorts heeft verzoeker kosten van rechtsbijstand gehad ter hoogte van € 1.815,00 waarbij de raadsman van verzoeker opmerkt dat is ingestemd met een vast bedrag van kosten aan juridische bijstand van € 1.500,00. Verzoeker vraagt de rechtbank deze kosten te vermeerderen met € 680,00 zijnde het forfaitaire bedrag voor het opstellen, indienen en behandelen van dit verzoekschrift in raadkamer.
De officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het verzoekschrift ontvankelijk is en integraal toegewezen kan worden nu de advocaat van verzoeker een door verzoeker ondertekend verzoekschrift heeft overgelegd.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft
4 dagen in verzekering en/of voorlopige hechtenisdoorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen en geëindigd op één en dezelfde dag en beperkt is gebleven tot enkele uren wordt naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 590,00.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 1.815,00is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 590,00:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 2.495,00, bestaande uit:
- € 1.815,00 aan kosten van rechtsbijstand; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 3.085,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Jansen & Van Rooijen Advocaten, onder vermelding van “ [betalingskenmerk] ”.
Deze beslissing is op 28 maart 2023 gegeven door mr. M.H.M. Collombon, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).