ECLI:NL:RBZWB:2023:2055

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
C/02/399894 FA RK 22-3313
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hamburger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toevoeging van een advocaat aan een onbekwame vermoedelijke biologische vader in het kader van een verzoek tot vaststelling van ouderschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 maart 2023 een nadere beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de vaststelling van het vaderschap van een man, die als gevolg van een verkeersongeval ernstig letsel heeft opgelopen. De vrouw, die de moeder is van de minderjarige, heeft verzocht om vaststelling van het vaderschap en wijziging van de achternaam van de minderjarige. De man, die momenteel verblijft in een behandelcentrum, is niet in staat om de inhoud van het verzoek te begrijpen of om op een mondelinge behandeling te verschijnen. De rechtbank heeft daarom besloten om ambtshalve een advocaat aan de man toe te voegen, ondanks het ontbreken van een wettelijke grondslag hiervoor in de Nederlandse wetgeving. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat waarborgt dat een partij recht heeft op een eerlijk proces. De rechtbank heeft de bijzondere curator, mr. M.A. Breewel-Witteveen, benoemd om de belangen van de minderjarige te behartigen en heeft de advocaat, mr. A. Koop-van Vliet, verzocht om de man bij te staan in deze procedure. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van een reactie van de advocaat en heeft bepaald dat de griffier de advocaat onverwijld een afschrift van de gedingstukken moet toezenden. Tegen deze tussenbeslissing staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/399894 FA RK 22-3313
Datum uitspraak: 10 maart 2023
nadere beschikking
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen de vrouw,
wonende te [plaats 1]
advocaat: mr. A.A.T. van Ginderen gevestigd te Etten-Leur.
Als belanghebbenden in onderhavige zaak worden aangemerkt:
  • de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2022, hierna te noemen [minderjarige] , vertegenwoordigd door mr. M.A. Breewel-Witteveen, in haar hoedanigheid van bijzondere curator;
  • [de man], wonende te [woonplaats] , thans verblijvende te [plaats 2] in [behandelcentrum] / [de man] , hierna te noemen: de man.
1. Het verdere procesverloop
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de in deze zaak gegeven beschikking van 29 november 2022 waarin over [minderjarige] een bijzondere curator is benoemd en alle daarin genoemde stukken;
- het verslag van bevindingen van de bijzondere curator van 16 februari 2023;
- het e-mailbericht van de griffier van de rechtbank aan mr. A. Koop-van Vliet van
1 maart 2023;
- het e-mailbericht van mr. A. Koop-van Vliet aan de griffier van de rechtbank van
1 maart 2023.

2.De nadere beoordeling

2.1
Bij voormelde beschikking heeft de rechtbank mr. M.A. Breewel-Witteveen benoemd tot bijzondere curator over [minderjarige] . De rechtbank heeft de bijzondere curator verzocht een verslag uit te brengen van haar bevindingen en een advies uit te brengen over het afstammingsverzoek met inachtneming van de opdracht als verwoord in rechtsoverweging 3.4 van deze beschikking.
2.2
Aan de rechtbank ligt thans nog het verzoek van de vrouw voor tot:
- vaststelling van het vaderschap van de man;
- te bepalen dat de achternaam van [minderjarige] wordt gewijzigd in [plaats 3] .
2.3
De rechtbank stelt op basis van de stukken vast dat de man als gevolg van een verkeersongeval ernstig letsel heeft opgelopen, waaronder hersenletsel. Er is bij hem sprake van ernstige neurocognitieve stoornissen op het gebied van aandacht, concentratie, geheugen en oriëntatie. De vrouw is bij beschikking van 15 maart 2022 tot bewindvoerder van de man benoemd voor de duur van zes maanden. Bij beschikking van 11 juli 2022 is de vrouw tot bewindvoerder en mentor van de man benoemd voor de duur van één jaar. De advocaat van de vrouw en de bijzondere curator hebben beiden aangegeven dat de man op dit moment niet in staat om te begrijpen wat het verzoek van de vrouw inhoudt en wat dit voor hem zou betekenen. Ook is hij momenteel niet in staat om op een mondelinge behandeling bij de rechtbank te verschijnen.
De rechtbank stelt vast dat het hier om een ingrijpende beslissing gaat, die de belangen van de man rechtstreeks raakt. De man zal immers door vaststelling van het ouderschap juridisch ouder van [minderjarige] worden met alle (erfrechtelijke) gevolgen van dien. Uit het voorgaande volgt dat de man op dit moment niet in staat is om de inhoud van het verzoek van de vrouw te begrijpen. Over de man is weliswaar een bewindvoerder en een mentor benoemd, maar dit is de vrouw. Om alle schijn van belangenverstrengeling te voorkomen, acht de rechtbank het daarom noodzakelijk dat de man in deze procedure wordt bijgestaan door een onafhankelijk persoon die zijn belangen ter zake kan behartigen. Dit kan gedaan worden door in deze procedure ambtshalve een advocaat aan de man toe te voegen. De man is momenteel niet in staat om deze rechtsbijstand voor zichzelf te regelen.
Hoewel een wettelijke grondslag voor de toevoeging van een advocaat aan de man in de Nederlandse wetgeving ontbreekt, is de rechtbank van oordeel dat een dergelijke toevoeging op grond van artikel 6 EVRM wordt vereist. De rechtbank grondt dit oordeel onder meer op het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna EHRM), Nenov tegen Bulgarije, 6 juli 2009, 33738/02. Daarin is overwogen dat de specifieke omstandigheden van een zaak in ogenschouw genomen moeten worden en dat het gebrek aan rechtsbijstand tot gevolg kan hebben dat een partij de mogelijkheid wordt ontnomen om tot een doeltreffende verdediging te komen, terwijl het voorliggende geschil tot een aanzienlijke verzwakking van de verhouding tussen die partij en diens kinderen zou kunnen leiden en dus inbreuk zou kunnen maken op een wezenlijk element van het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven. Onder die omstandigheden is de eerbiediging van het recht op een eerlijk proces ook een waarborg voor het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven.
Gelet op het verstrekkende verzoek dat thans voorligt, en daarmee het bijzondere belang van de man in deze procedure, in combinatie met voornoemde persoonlijke problematiek van de man, die hem belet een voldoende rol te spelen in het besluitvormingsproces en de opeisbare bescherming van zijn belangen te waarborgen, waardoor het eerlijke verloop van de procedure wordt ondermijnd, is de rechtbank van oordeel dat het toekennen van rechtsbijstand is vereist.
Op 1 maart 2023 heeft mr. A. Koop-van Vliet zich via genoemd e-mailbericht bereid verklaard om de man in de onderhavige procedure bij te staan. Derhalve zal de rechtbank met analoge toepassing van artikel 817, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de toevoeging van deze advocaat aan de man bevelen.
De rechtbank verzoekt de advocaat het verzoek met de man, in het bijzijn van een tolk, te bespreken, met hem een adequate reactie op het verzoek te formuleren en de man, indien dit tegen die tijd mogelijk mocht worden geacht, bij te staan dan wel namens hem te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek door de rechtbank op een nog nader te bepalen datum en tijdstip.
De rechtbank zal de inhoudelijke behandeling van de zaak aanhouden tot na te melden pro forma datum in afwachting van een reactie van mr. A. Koop-van Vliet. De rechtbank behoudt zich daarbij iedere verdere beslissing voor.

3.De beslissing

De rechtbank
beveelt de Raad voor Rechtsbijstand te ’s-Hertogenbosch, postbus 70503, 5201 CD:
mr. A. Koop-van Vliet, kantoorhoudende te Breda, Ginnekenweg 170, 4835 NH,
toe te voegen aan de man en de rechtbank van de toevoeging schriftelijk kennis te geven uiterlijk op 4 april 2023 t.a.v. de griffie Jeugd;
bepaalt dat de behandeling van het verzoek tot vaststelling van het ouderschap wordt aangehouden tot
2 mei 2023 PRO FORMAin afwachting van een reactie van
mr. A. Koop-van Vliet;
bepaalt dat de griffier onverwijld een afschrift van de gedingstukken toezendt aan
mr. A. Koop-van Vliet;
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hamburger, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze tussenbeslissing staat geen hoger beroep open.