ECLI:NL:RBZWB:2023:2057

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
C/02/406718 / FA RK 23-882
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hamburger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrondverklaring ontkenning vaderschap op verzoek bijzondere curator namens minderjarige kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 maart 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ontkenning van het vaderschap. De bijzondere curator, mr. M. Hofland, heeft namens de minderjarige [minderjarige 1] verzocht om gegrondverklaring van de ontkenning van het door het huwelijk ontstane vaderschap van de juridische vader. De juridische vader en de moeder waren gehuwd ten tijde van de geboorte van [minderjarige 1], maar de biologische vader is de man met wie de moeder een langdurige relatie heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de juridische vader niet de biologische vader is en dat het verzoek tijdig is ingediend. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van [minderjarige 1] is dat zijn juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie. De rechtbank heeft het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap toegewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De bijzondere curator is niet langer nodig in deze procedure, aangezien de werkzaamheden zijn voltooid.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/406718 / FA RK 23-882
Datum uitspraak: 20 maart 2023
beschikking betreffende gegrondverklaring ontkenning vaderschap
in de zaak van
de [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2014 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
vertegenwoordigd door mr. M. Hofland in haar hoedanigheid van bijzondere curator.
Als belanghebbenden in onderhavige zaak worden aangemerkt:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. F.J. Koningsveld te Breda,
[de juridische vader] ,
hierna te noemen: de juridische vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. L.A.P. van Haperen te Breda,
Als informant in onderhavige zaak wordt aangemerkt:
[de biologische vader]
hierna te noemen: de biologische vader,
wonende te [woonplaats] .

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
  • de beschikking van deze rechtbank van 21 december 2022 (zaaksnummer: C/02/403213 FA RK 22-5022), waarin mr. M. Hofland tot bijzondere curator over [minderjarige 1] is benoemd;
  • het op 20 februari 2023 ontvangen verzoek van de bijzondere curator namens [minderjarige 1] , met bijlage;
  • het e-mailbericht van mr. F.J. Koningsveld van 1 maart 2023;
  • het e-mailbericht van mr. L.A.P. van Haperen van 1 maart 2023;
  • het e-mailbericht van de bijzondere curator van 1 maart 2023.

2.Het verzoek

De bijzondere curator verzoekt namens [minderjarige 1] , samengevat, tot gegrondverklaring van de ontkenning van het door het huwelijk ontstane vaderschap.

3.De beoordeling

3.1
Op grond van de overgelegde stukken staat het volgende vast:
- De juridische vader en de moeder zijn op [huwelijksdatum] met elkaar gehuwd.
- Bij beschikking van 17 maart 2017 is de echtscheiding tussen de juridische vader en de moeder uitgesproken. Deze beschikking is op 26 april 2017 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de [gemeente] .
- Op [geboortedag] 2014 te [geboorteplaats] is [minderjarige 1] geboren.
- De juridische vader staat als vader geregistreerd op de geboorteakte van [minderjarige 1] .
- De juridische vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige 1] .
- [minderjarige 1] heeft het hoofdverblijf bij de moeder.
3.2
De bijzondere curator legt namens [minderjarige 1] aan haar verzoek ten grondslag dat [minderjarige 1] is geboren uit de affectieve relatie tussen de moeder en de biologische vader. De moeder was ten tijde van de geboorte van [minderjarige 1] nog gehuwd met de juridische vader. Daarom staat de juridische vader op de geboorteakte van [minderjarige 1] als vader geregistreerd en draagt [minderjarige 1] zijn achternaam. De moeder en de biologische vader hebben inmiddels 11 jaar een relatie. Zij willen graag dat de biologische vader ook de juridisch vader van [minderjarige 1] wordt en zijn achternaam draagt. De bijzondere curator acht dit ook in het belang van [minderjarige 1] . Dan zal de juridische werkelijkheid ook in overeenstemming worden gebracht met de feitelijke werkelijkheid. [minderjarige 1] weet ook niet beter dan dat de biologische vader zijn vader is. Na de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap zal de biologische vader de mogelijkheid hebben om [minderjarige 1] te erkennen en zijn achternaam te wijzigen. De moeder, de juridische vader en de biologische vader kunnen zich verenigen met inwilliging van het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap.
3.3
Namens de moeder en de juridische vader is bericht dat zij een mondelinge behandeling van het onderhavige verzoek niet noodzakelijk achten. Ook de bijzondere curator lijkt hiertoe de noodzaak niet te zien.
3.4
De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:199, onder a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is de (juridische) vader van een kind de man die op het tijdstip van de geboorte van het kind met de vrouw uit wie het kind is geboren, is gehuwd. De moeder en de juridische vader zijn op [huwelijksdatum] met elkaar gehuwd. Dit huwelijk is op 26 april 2017 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. Nu [minderjarige 1] is geboren op [geboortedag] 2014, is hij geboren binnen het huwelijk van de moeder en de juridische vader. Daarmee staat het juridische vaderschap van de juridische vader vast.
3.5
Het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap door het kind dient, gelet op artikel 1:200, zesde lid, BW, te worden ingediend binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet zijn biologische vader is. Indien het kind evenwel gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit, kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden, worden ingediend.
Het verzoek van de bijzondere curator namens [minderjarige 1] is aldus tijdig ingediend.
3.6
Op grond van de overgelegde stukken is komen vast te staan dat de juridische vader niet de biologische vader is van [minderjarige 1] . Hiervan gaan alle direct betrokkenen, te weten de moeder, de juridische vader, de biologische vader en [minderjarige 1] , ook vanuit. De biologische vader van [minderjarige 1] is immers de biologische vader, die [minderjarige 1] graag als zijn zoon wil erkennen en zijn achternaam wil geven. Daarmee wordt voldaan aan de in artikel 1:200 BW vervatte voorwaarden voor de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap op verzoek van de bijzondere curator namens [minderjarige 1] . Nu de rechtbank het in het belang van [minderjarige 1] acht dat zijn juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie, zal de rechtbank het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap toewijzen.
3.7
Uit de te nemen beslissing volgt dat vertegenwoordiging van [minderjarige 1] door de bijzondere curator in deze procedure niet meer nodig is. De rechtbank beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure – in eerste aanleg – als voltooid.
3.8
Gelet op de aard van deze procedure zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

4.De beslissing

De rechtbank
verklaart gegrond de ontkenning van het door het huwelijk ontstane vaderschap van [de juridische vader] over de [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2014 te [geboorteplaats] ;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hamburger, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2023, in aanwezigheid van de griffier.
WV
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op: