ECLI:NL:RBZWB:2023:2060

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
C/356182 FA RK 19-1297
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • P. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling informatieregeling en afwijzing gezamenlijk gezag en omgangsregeling in een familiezakenprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vaststelling van een informatieregeling en de afwijzing van een verzoek tot gezamenlijk gezag en omgangsregeling. De betrokken partijen zijn een man en een vrouw, die beiden minderjarigen hebben. De rechtbank heeft vastgesteld dat, ondanks een intensief hulpverleningstraject, er momenteel geen ruimte is voor omgang tussen de vader en de minderjarigen. De rechtbank heeft de man, die de biologische vader van [minderjarige 1] is, toestemming verleend om [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te erkennen, maar heeft zijn verzoek om gezamenlijk gezag over deze kinderen afgewezen. De rechtbank heeft ook een informatieregeling vastgesteld, waarbij de vrouw verplicht is om de man op de hoogte te houden van belangrijke zaken met betrekking tot de minderjarigen. De kosten van een DNA-onderzoek zijn tussen de man en de vrouw verdeeld, waarbij elk de helft van de kosten moet betalen. De rechtbank heeft de verdere verzoeken van de man afgewezen, omdat omgang op dit moment in strijd is met de belangen van de minderjarigen. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de kosten van de deskundige vastgesteld op € 685, inclusief BTW, die door de man en de vrouw gezamenlijk moeten worden voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Breda
Zaaknummer: C/02/356182 FA RK 19-1297
Datum uitspraak: 21 maart 2023
nadere beschikking betreffende erkenning, omgang, gezag en informatie
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de man,
advocaat: mr. J. van Koesveld,
en
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat: mr. F. Ergec.
Betreffende de minderjarigen:
- [minderjarige 1] (voorheen [naam] ), geboren te [geboorteplaats 1] op
[geboortedag 1] 2009;
  • [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 2] 2013;
  • [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 3] 2015.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.
1. Het verdere verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 3 september 2021 en alle daarin genoemde stukken;
- het rapport van de deskundige Verilabs van 11 november 2021;
- de brief van mr. Ergec van 17 december 2021;
- de brief van mr. Van Koesveld van 24 december 2021;
- de beschikking van deze rechtbank van 3 februari 2022 in de zaak met zaaknummer C/02/393487 FA RK 22-67;
- het e-mailbericht van het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-west van 15 februari 2022;
- het e-mailbericht van mr. Van Koesveld van 2 maart 2022;
- de brief van mr. Ergec van 15 maart 2022;
- het e-mailbericht van het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-west van 5 januari 2023 met bijlage;
- het e-mailbericht van het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-west van 16 februari 2023 met als bijlage de rapportage van [zorginstelling] van
6 januari 2023;
- de brief van mr. Van Koesveld van 2 maart 2023;
- de brief van de Raad van 6 maart 2023;
- de brief van mr. Ergec van 8 maart 2023.

2.Nadere beoordeling

2.1
Bij voornoemde beschikking van 3 september 2021 heeft de rechtbank een DNA-onderzoek gelast met betrekking tot de vraag of de man de verwekker is van [minderjarige 1] . Zij heeft Verilabs als deskundige benoemd ter beantwoording van voormelde vraag. De rechtbank heeft het voorschot van het onderzoek op € 685,= bepaald en bepaald dat voornoemd voorschot vooralsnog ten laste komt van ’s Rijks kas. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing op de verzoeken van de man ten aanzien van [minderjarige 1] aangehouden in afwachting van het rapport van de deskundige en de reactie hierop van partijen en de bijzondere curator. De rechtbank heeft daarnaast ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vrouw, aan de man toestemming verleend tot het erkennen van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Zij heeft het verzoek van de man om hem met de vrouw gezamenlijk te belasten met het gezag over [minderjarige 2] en [minderjarige 3] afgewezen. Ook heeft de rechtbank bepaald dat de vrouw, zodra deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, de man éénmaal per drie maanden foto’s / schoolrapporten / informatie over de ontwikkeling van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] toestuurt. Verder heeft de rechtbank partijen en alle drie de minderjarigen voor (jeugd)hulpverlening verwezen naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-west ten behoeve van het resultaat:
- kind en (gezagdragende) ouder(s) hebben onbelast contact met elkaar middels omgangsbegeleiding. Voor [minderjarige 1] is een individueel traject nodig waarbij gewerkt wordt aan het verwerken van emoties/ingrijpende gebeurtenissen en zij begeleid wordt rondom de afstamming en het DNA-onderzoek.
De rechtbank heeft dit loket verzocht een eindrapportage van de in te zetten zorgaanbieder over het verloop en de resultaten van het zorgtraject in te dienen. Ook heeft de rechtbank de Raad verzocht, indien de eindrapportage van de zorgaanbieder daartoe aanleiding geeft, de rechter te adviseren ter beantwoording van de volgende vragen:
- Welke omgangsregeling tussen de man en de minderjarigen (ten aanzien van [minderjarige 1] : indien uit voornoemd DNA-onderzoek is gebleken dat de man haar biologische vader is) komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarigen?
- Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
- Zijn er contra-indicaties voor omgang en zo ja, welke?
- In hoeverre zijn deze contra-indicaties op te heffen; hoe, onder welke voorwaarden en op welke termijn?
- Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om te vermelden?
zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift van zijn rapport en advies aan de advocaten van partijen. De rechtbank heeft zich iedere verdere beslissing voorbehouden.
2.2
De deskundige Verilabs heeft in het rapport van 11 november 2021 geconcludeerd dat het praktisch bewezen is dat de man de biologische vader is van [minderjarige 1] .
2.3
Bij voormelde beschikking van 3 februari 2022 heeft de rechtbank het verzoek van de bijzondere curator namens [minderjarige 1] tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de heer [naam] ten aanzien van [minderjarige 1] gegrond verklaard en, vanaf het moment waarop deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, het ouderschap vastgesteld van de man ten aanzien van [minderjarige 1] . In deze beschikking heeft de rechtbank aangegeven dat in de onderhavige zaak een beslissing zal worden genomen over de kosten van het deskundigenonderzoek en de overige proceskosten.
2.4
Thans is nog aan de orde het verzoek van de man, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om, samengevat:
- de vernietiging van de erkenning van [minderjarige 1] door [naam] dan wel gegrondverklaring van de ontkenning van diens vaderschap, gevolgd door de gerechtelijke vaststelling van zijn vaderschap dan wel het verlenen van vervangende toestemming voor de erkenning van [minderjarige 1] ;
- hem met de vrouw gezamenlijk te belasten met het gezag over [minderjarige 1] ;
- een omgangsregeling vast te stellen tussen de man en de minderjarigen;
- de vrouw te verplichten informatie met betrekking tot de minderjarigen aan de man te verschaffen.
2.5
[zorginstelling] heeft in de rapportage van 6 januari 2023 aangegeven dat het resultaat gedeeltelijk is behaald. [minderjarige 1] is op de hoogte gesteld van het feit dat de man haar biologische vader is. Dit heeft niet alleen haar leven, maar ook dat van haar broertjes en de vrouw enige tijd ontregeld. Zij waren bang dat zij gedwongen zouden worden om contact te hebben met de man. Tijdens het hulpverleningstraject heeft [zorginstelling] systeem therapeutische gesprekken gevoerd met de man individueel, de vrouw individueel en de minderjarigen, zowel individueel als in het bijzijn van de vrouw. Daarbij is onderzocht hoe tussen de ouders enige vorm van uitwisseling van informatie over de minderjarigen mogelijk zou kunnen zijn. Er is gebruik gemaakt van een WhatsAppgroep, waar [zorginstelling] de beheerder van is. De ouders kunnen met elkaar berichten uitwisselen over de meest gangbare informatie ten aanzien van de minderjarigen. Inmiddels zijn de ouders zover dat zij, met aansporing van [zorginstelling] , aan elkaar informatie kunnen uitwisselen over de dagelijkse levensactiviteiten en de kindgebonden gebeurtenissen. Met elkaar converseren en een compromis bereiken is op dit moment niet mogelijk. De vrouw kan de fysieke aanwezigheid van de man helaas niet aan in verband met traumatische gebeurtenissen die zij met de man heeft meegemaakt.
Daarnaast hebben de minderjarigen door de gesprekken met [zorginstelling] een beeld gekregen van de man. Zij weten dat de man en de vrouw informatie en foto’s over hen aan elkaar uitwisselen en kunnen dit inmiddels accepteren. Het is voor de minderjarigen heel belangrijk dat zij weten dat de man op dit moment weliswaar door de vrouw over hen wordt geïnformeerd, maar verder op afstand zal blijven. [zorginstelling] is van mening dat momenteel nog geen omgang kan plaatsvinden tussen de man en de minderjarigen. [zorginstelling] adviseert om af te spreken dat:
- de vrouw één keer per drie maanden foto’s, schoolrapporten en informatie over de ontwikkeling van de minderjarigen naar de man toestuurt;
- de vrouw vrijetijds- en sportresultaten van de minderjarigen naar de man toestuurt;
- de man één keer per drie maanden foto’s/informatie over zijn eigen huidige leven met de minderjarigen deelt;
- de man bij de verjaardag van de minderjarigen een kaart of een attentie naar het woonadres van de minderjarigen verzendt.
Voor beide ouders vindt [zorginstelling] het erg belangrijk dat een nazorgtraject zal plaatsvinden door toezicht, aanmoediging en eventuele alternatieven aan te bieden. Dit om enige terugval in het komende jaar te voorkomen.
2.6
De Raad heeft in zijn brief van 6 maart 2023 aangegeven dat de Raad zich aansluit bij het advies van de hulpverlener. Gezien de behaalde resultaten en het feit dat de ouders akkoord gaan met deze resultaten, wordt geen onderzoek door de Raad geadviseerd.
2.7
Namens de man is bij brief van 2 maart 2023 aangevoerd dat de man moet vaststellen dat bijna vier jaar na de indiening van het verzoekschrift alle hoop op contactherstel met de minderjarigen vervlogen lijkt. Hij wil echter op geen enkele manier de indruk wekkend dat hij de minderjarigen tot iets zou willen dwingen. De man geeft de rechtbank een onderzoek door de Raad of een nadere mondelinge behandeling in overweging, maar wil niet dat de vrouw hierdoor stress zal ondervinden. Haar stress zal immers in negatieve zin gevolgen hebben voor de minderjarigen. De man zal zich dan ook refereren aan het oordeel van de rechtbank. De man wenst in ieder geval door de vrouw wel op de hoogte te worden gehouden over het wel en wee van de minderjarigen. De vrouw is pas aan de man informatie gaan toezenden na bemoeienis van [zorginstelling] . De man hoopt dat deze organisatie betrokken kan blijven om de continuïteit daarin te verzekeren. Namens de man is bij brief van 23 december 2021 aangevoerd dat de man van mening is dat de kosten van het DNA-onderzoek voor rekening en risico van de vrouw moeten komen. Voor de man is altijd zeker geweest dat hij de vader van [minderjarige 1] was en dat de vrouw dit ook wist.
2.8
Namens de vrouw is bij brief van 8 maart 2023 aangevoerd dat de vrouw kan instemmen met de inhoud van het rapport van [zorginstelling] . De vrouw meent ook dat er geen mogelijkheden zijn voor omgang tussen de man en de minderjarigen. Zij acht een nadere mondelinge behandeling niet nodig en verzoekt om een beschikking te wijzen. Namens de vrouw is bij brief van 17 december 2021 aangevoerd dat de kosten van het DNA-onderzoek voor rekening van de man dienen te komen. Hij heeft immers bij de rechtbank het verzoek ingediend tot vaststelling van het ouderschap ten aanzien van [minderjarige 1] .
Afstammingsverzoeken [minderjarige 1]
2.9
De rechtbank stelt vast dat de man door de beschikking in de zaak met zaaknummer C/02/393487 FA RK 22-67 de juridische vader van [minderjarige 1] is geworden. Hij heeft daarom geen belang meer bij een beslissing op zijn afstammingsverzoeken ten aanzien van [minderjarige 1] . De rechtbank zal deze verzoeken van de man daarom afwijzen.
Verzoek gezamenlijk gezag [minderjarige 1]
2.1
Nu de man de juridisch vader van [minderjarige 1] is geworden, is hij bevoegd om gezamenlijk met de vrouw het gezag over haar uit te oefenen. De rechtbank heeft in een beschikking van 3 september 2021 ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] overwogen dat het risico dat deze minderjarigen klem en verloren zouden raken tussen de ouders onaanvaardbaar groot is indien de man mede met het gezag over hen zou worden belast. Dit geldt ook voor [minderjarige 1] . De rechtbank zal het verzoek van de man om hem gezamenlijk met de vrouw met het gezag over [minderjarige 1] te belasten daarom eveneens afwijzen.
Verzoek vaststelling omgangsregeling met [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3]
2.11
In artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) staat dat een ouder zonder gezag over het kind recht heeft op omgang met het kind. De rechtbank kan op verzoek van één ouder of op verzoek van de ouders samen een omgangsregeling vaststellen. De rechtbank kan een ouder ook het recht op omgang ontzeggen. Dat kan alleen als er sprake is van één van de volgende omstandigheden:
  • omgang zou schadelijk zijn voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind;
  • de ouder is ongeschikt of niet in staat tot omgang met het kind;
  • het kind is twaalf jaar of ouder en heeft laten weten dat hij echt geen contact met de ouder wil;
  • er is een andere redenen waarom omgang in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
De rechtbank stelt op basis van de stukken vast dat de minderjarigen, ondanks het intensieve hulpverleningstraject dat heeft plaatsgevonden, op dit moment geen ruimte voelen voor contactherstel met de man. De man heeft aangegeven dat hij de minderjarigen hiertoe ook niet wil dwingen. De rechtbank vindt het knap van de man dat hij de belangen van de minderjarigen boven zijn eigen belangen kan plaatsen. Dit betekent wel dat de rechtbank het verzoek van de man tot vaststelling van een omgangsregeling tussen hem en de minderjarigen zal afwijzen, omdat omgang op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van de minderjarigen.
Verzoek vaststelling informatieregeling [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3]
2.12
Ingevolge artikel 1:377b, eerste lid, BW is de ouder, die met het gezag is belast, gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen, zo nodig door tussenkomst van derden – over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.
In de beschikking van 3 september 2021 heeft de rechtbank een informatieregeling vastgesteld ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Zij zal deze informatieregeling wijzigen in de door [zorginstelling] geadviseerde informatieregeling ten aanzien van alle minderjarigen.
Proceskosten
2.13
Na afloop van zijn onderzoek heeft de deskundige Verilabs zijn nota ingezonden. De deskundige heeft zijn kosten begroot op een bedrag van € 685,= inclusief BTW, conform het voorschot. In haar beschikking van 3 september 2021 heeft de rechtbank bepaald dat het voorschot van het deskundigenonderzoek vooralsnog ten laste wordt gebracht van ’s Rijks kas.
De rechtbank ziet aanleiding om de aan het deskundigenonderzoek verbonden kosten tussen de man en de vrouw bij helfte te verdelen. Daartoe overweegt de rechtbank dat het DNA-onderzoek gericht is geweest op het verkrijgen van definitieve duidelijkheid over de afkomst van [minderjarige 1] . Hierover kon twijfel bestaan, omdat de vrouw ten tijde van de verwekking en de geboorte van [minderjarige 1] getrouwd was met de heer [naam] . Duidelijkheid hierover moet in het belang van de man, de vrouw en [minderjarige 1] worden geacht, mede gelet op de gevolgen van de totstandkoming van een familierechtelijke betrekking. Dit betekent dat de man en de vrouw gezamenlijk een bedrag van in totaal € 685,= inclusief BTW dienen te voldoen. Voormeld bedrag moeten zij, ieder voor de helft, overmaken na ontvangst van een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak.
De overige kosten, door de man en de vrouw gemaakt in het kader van deze procedure, zullen tussen hen worden gecompenseerd.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijzigt de in de beschikking van 3 september 2021 vastgelegde informatieregeling als volgt:
bepaalt dat:
- de vrouw één keer per drie maanden naar de man toestuurt foto’s, schoolrapporten en informatie over de ontwikkeling van de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2009;
  • [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 2] 2013;
  • [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 3] 2015;
- de vrouw vrijetijds- en sportresultaten van genoemde minderjarigen naar de man toestuurt;
- de man één keer per drie maanden foto’s/informatie over zijn eigen huidige leven met genoemde minderjarigen deelt;
- de man bij de verjaardag van genoemde minderjarigen een kaart of een attentie naar het woonadres van genoemde minderjarigen verzendt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
stelt de kosten van de deskundige vast op € 685,= (inclusief BTW);
bepaalt dat de man en de vrouw ieder de helft van de kosten van de deskundige moeten voldoen, zijnde een bedrag van € 342,50 (driehonderd en tweeënveertig euro en vijftig eurocent) (inclusief BTW), welk bedrag na ontvangst van een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak binnen een termijn van vier weken moet worden voldaan;
bepaalt voor het overige dat de man en de vrouw de eigen proceskosten dragen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Phillips, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2023.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeslissing betreft hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en de verschenen belanghebbenden: binnen drie maanden na de dagtekening van deze beschikking;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend geworden is.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
verzonden:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.