ECLI:NL:RBZWB:2023:2065

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
22-017982
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzetschrift tegen dwangbevel in verkeersboetezaak

Op 28 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin een veroordeelde verzet aantekende tegen een dwangbevel dat was uitgevaardigd op 3 juni 2022. Dit dwangbevel was gericht op het verhalen van een openstaande boete van € 516,65, voortvloeiend uit een verkeersovertreding. De veroordeelde, geboren in 1967, stelde dat hij pas recentelijk op de hoogte was geraakt van het dwangbevel, omdat dit was verzonden naar een adres waar hij niet meer woonde. Hij voerde aan dat hij niet wist wie de overtreding had begaan en dat hij, indien hij eerder op de hoogte was geweest, de boete direct had betaald.

Tijdens de openbare raadkamer op 14 maart 2023 werd de veroordeelde gehoord, evenals een vertegenwoordiger van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Het CJIB stelde dat het verzet ongegrond was, omdat de veroordeelde verantwoordelijk was voor het bijhouden van zijn adresgegevens in de Basisregistratie Personen (BRP). De rechtbank oordeelde dat het dwangbevel op goede gronden was uitgevaardigd, aangezien de veroordeelde meerdere keren in de gelegenheid was gesteld om de boete te betalen en er geen bewijs was dat de post hem niet had bereikt. De rechtbank benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor het niet ontvangen van de post bij de veroordeelde lag, omdat hij op het moment van verzending nog ingeschreven stond op het adres waar de post naartoe was gestuurd.

De rechtbank verklaarde het verzetschrift ongegrond, waarmee het dwangbevel in stand bleef. Deze beslissing werd genomen door rechter M.H.M. Collombon, in aanwezigheid van griffier J. van ‘t Westende, en werd uitgesproken tijdens de openbare zitting op 28 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk-nummer: 22-017982
Beslissing op het verzetschrift ex artikel 6:4:5 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzetschrift ex artikel 6:4:5 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) ingekomen ter griffie op 29 juni 2022 in de zaak:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedag] 1967,
wonende te [woonadres]
hierna: veroordeelde.

1.Procesgang

Het verzetschrift is op 29 juni 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 14 maart 2023 mevrouw [naam] van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), de officier van justitie en veroordeelde in openbare raadkamer gehoord.

2.Inhoud van het verzetschrift

Het verzetschrift is gericht tegen het dwangbevel van 10 november 2021, waarin wordt bevolen dat een verschuldigd bedrag van (in totaal) € 516,65 op veroordeelde wordt verhaald.
Veroordeelde heeft in zijn verzetschrift aangevoerd dat hij pas onlangs het dwangbevel onder ogen heeft gekregen. Het bevel was geadresseerd op een adres waar verzoeker wegens persoonlijke omstandigheden reeds lange tijd niet meer verblijft. Verzoeker begrijpt dat de grondslag voor het dwangbevel is gelegen in het begaan van een verkeersovertreding begaan met een voertuig gekentekend op naam van verzoeker. Omdat verzoeker op een ander adres verblijft, heeft eerdere berichtgeving hierover hem nooit bereikt. Ook is het verzoeker onbekend wie de overtreding heeft begaan. Als verzoeker op de hoogte was geweest van de strafbeschikking, dan had hij deze direct betaald nu hij als kentekenhouder aansprakelijk is voor de boete en had hij getracht om het geld te verhalen op de dader indien deze te achterhalen was. Verzoeker wordt nu geconfronteerd met zeer hoge kosten en verzoekt, gelet op het voorgaande, om alsnog het originele boetebedrag van 279 euro in rekening te brengen, welk bedrag hij direct zal betalen.

3.Standpunt van het Centraal Justitieel Incasso Bureau

Het CJIB heeft zich op het standpunt gesteld dat het bezwaar van veroordeelde moet worden afgewezen. Tijdens de openbare raadkamer heeft het CJIB aangegeven bij haar ingenomen standpunt te blijven. De omstandigheid dat veroordeelde op het moment van versturen van de boete en de daarbij behorende aanmaningen en kennisgevingen niet (daadwerkelijk) woonachtig was op het adres van inschrijving in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP) en daardoor pas veel later van de te betalen boete op de hoogte is gekomen, komt voor rekening en risico van veroordeelde.

4.Beoordeling

Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Bij oplegging van strafbeschikking van 25 oktober 2020 is aan veroordeelde een geldboete ter hoogte van € 270,00 opgelegd. Veroordeelde heeft geen verzet ingesteld tegen voornoemde strafbeschikking, zodat op 13 september 2020 het CJIB een eerste aanschrijving aan veroordeelde heeft verzonden. Omdat de geldboete niet is voldaan, is deze van rechtswege verhoogd en is aan veroordeelde en een eerste aanmaning verzonden. Omdat het bedrag niet is voldaan, is het openstaande bedrag verder verhoogd en is er een tweede aanmaning aan veroordeelde verzonden. Van deze correspondentie is niets onbestelbaar retour gekomen. Aangezien het bedrag nog steeds niet werd voldaan, is aan veroordeelde uiteindelijk, een herinneringsbrief verzonden, waarin veroordeelde is gewaarschuwd voor de gevolgen van het niet voldoen van de vordering. Alle aanschrijvingen zijn verzonden naar het adres waar veroordeelde ten tijde van het versturen van de poststukken stond ingeschreven bij de BRP.
Op 3 juni 2022 is een dwangbevel uitgevaardigd, betrekking hebbend op de door veroordeelde nog steeds niet betaalde boete, inclusief de verhogingen van rechtswege.
Krachtens artikel 6:4:5 lid 3 Sv kan een veroordeelde verzet doen tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel, inhoudende het verhaal op diens goederen. Het verzet wordt gedaan bij een bezwaarschrift dat vóór de verkoop en uiterlijk binnen zeven dagen, te rekenen van de dag van inbeslagneming, dient te worden ingediend.
De verzetmogelijkheid is gegeven om op te kunnen komen tegen de wijze van verhaal. In dit geval is (nog) geen sprake van het in beslag nemen van goederen teneinde daarop het recht van verhaal uit te oefenen omdat de boete niet is betaald.
Volgens vaste rechtspraak kan veroordeelde in zijn verzet worden ontvangen hoewel nog geen sprake is van daadwerkelijke inbeslagneming.
De rechtbank is van oordeel dat het dwangbevel op goede gronden is uitgevaardigd, nu veroordeelde reeds meerdere malen in de gelegenheid gesteld het verschuldigde bedrag te betalen. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waaruit kan worden afgeleid dat de poststukken van het CJIB hem niet hebben bereikt. Alle aanschrijvingen zijn verzonden naar het BRP-adres van veroordeelde. Bovendien was veroordeelde op de hoogte van het gepleegde feit en had veroordeelde zelf contact kunnen opnemen met het CJIB. Veroordeelde heeft bovendien in raadkamer te kennen gegeven dat hij het verschuldigde bedrag (zonder nadere verhogingen) zo kan overmaken en dat veroordeelde had verwacht bericht te zullen krijgen van het CJIB via digitale weg. Dat veroordeelde in raadkamer aangeeft het niet eens te zijn met de verhogingen van de oorspronkelijke boete, is in deze procedure niet relevant. Hij had de gelegenheid verzet in te stellen en heeft dat achterwege gelaten. Aan de rechtbank ligt (enkel) ter beoordeling voor de vraag of het dwangbevel op goede gronden is uitgevaardigd. Daarbij hecht de rechtbank tevens doorslaggevende waarde aan de opmerking van veroordeelde dat hij inderdaad op het betreffende BRP-adres stond ingeschreven. De omstandigheid dat hij daar ingeschreven bleef, maar niet langer meer verbleef, komt voor rekening van veroordeelde.
De rechtbank zal het verzetschrift ongegrond verklaren.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart het verzetschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 28 maart 2023 gegeven door mr. M.H.M. Collombon, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2023.