Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
geboren op [geboortedag] 1967,
wonende te [woonadres]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 28 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin een veroordeelde verzet aantekende tegen een dwangbevel dat was uitgevaardigd op 3 juni 2022. Dit dwangbevel was gericht op het verhalen van een openstaande boete van € 516,65, voortvloeiend uit een verkeersovertreding. De veroordeelde, geboren in 1967, stelde dat hij pas recentelijk op de hoogte was geraakt van het dwangbevel, omdat dit was verzonden naar een adres waar hij niet meer woonde. Hij voerde aan dat hij niet wist wie de overtreding had begaan en dat hij, indien hij eerder op de hoogte was geweest, de boete direct had betaald.
Tijdens de openbare raadkamer op 14 maart 2023 werd de veroordeelde gehoord, evenals een vertegenwoordiger van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Het CJIB stelde dat het verzet ongegrond was, omdat de veroordeelde verantwoordelijk was voor het bijhouden van zijn adresgegevens in de Basisregistratie Personen (BRP). De rechtbank oordeelde dat het dwangbevel op goede gronden was uitgevaardigd, aangezien de veroordeelde meerdere keren in de gelegenheid was gesteld om de boete te betalen en er geen bewijs was dat de post hem niet had bereikt. De rechtbank benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor het niet ontvangen van de post bij de veroordeelde lag, omdat hij op het moment van verzending nog ingeschreven stond op het adres waar de post naartoe was gestuurd.
De rechtbank verklaarde het verzetschrift ongegrond, waarmee het dwangbevel in stand bleef. Deze beslissing werd genomen door rechter M.H.M. Collombon, in aanwezigheid van griffier J. van ‘t Westende, en werd uitgesproken tijdens de openbare zitting op 28 maart 2023.