ECLI:NL:RBZWB:2023:2076

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
C/02/403514 / FA RK 22-5195
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Graaf
  • mr. Pellikaan
  • mr. Van Term
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling omgangsregeling tussen ouders en minderjarigen met internationale aspecten

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vaststelling van een omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kinderen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.F.M. Gulickx, verzocht om een omgangsregeling waarbij hij de kinderen eenmaal per veertien dagen een weekend en tijdens de helft van de vakanties en feestdagen bij zich zou hebben. De moeder, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, stemde in met het verzoek voor de jongste minderjarige, maar verzet zich tegen een regeling voor de oudste minderjarige, die niet bij de vader wil verblijven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uitoefenen en dat de minderjarigen in Nederland wonen. De rechtbank heeft de zaak behandeld met inachtneming van de belangen van de kinderen, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming advies heeft gegeven. De rechtbank heeft geoordeeld dat er overeenstemming is bereikt over de omgangsregeling voor de jongste minderjarige, [minderjarige 2], en deze regeling vastgesteld. Voor de oudste minderjarige, [minderjarige 1], heeft de rechtbank het verzoek van de vader afgewezen, omdat zij geen structurele contactregeling met hem wil en het risico bestaat dat zij zich tegen een dergelijke regeling verzet.

De rechtbank heeft de kosten van de procedure tussen de ouders gecompenseerd, zodat iedere ouder zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/403514 / FA RK 22-5195
Datum uitspraak: 28 maart 2023
Beschikking over vaststelling verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van:
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. P.F.M. Gulickx te Breda,
tegen
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
over de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2009 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2015 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het op 18 november 2022 ingekomen verzoek tot vaststelling omgangsregeling, met producties.
1.2
Op 27 februari 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank het verzoek, met gesloten deuren, mondeling behandeld.
1.3
Bij die mondelinge behandeling zijn verschenen en heeft de rechtbank gehoord:
  • de man, bijgestaan door mr. Gulickx;
  • de vrouw;
  • een vertegenwoordigster namens de Raad.
1.4
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft [minderjarige 1] haar mening over het verzoek kenbaar gemaakt tijdens een gesprek met de kinderrechter (de voorzitter van de meervoudige kamer).

2.De feiten

2.1
De ouders zijn met elkaar gehuwd geweest. Tijdens dit huwelijk zijn de minderjarigen geboren.
2.2
De man heeft de minderjarigen erkend.
2.3
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.4
De minderjarigen wonen bij de vrouw.
2.5
De man en de minderjarigen hebben de Nederlandse nationaliteit. De vrouw heeft de Marokkaanse nationaliteit.
2.6
Bij beschikking van deze rechtbank van 17 mei 2022 is de man, na intrekking daarvan, niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om een omgangsregeling tussen hem en de minderjarigen vast te stellen van een weekend in de twee weken en de helft van de feestdagen en de schoolvakanties.

3.Rechtsmacht en toepasselijk recht

3.1
De rechtbank constateert dat de man en de minderjarigen de Nederlandse nationaliteit hebben en dat de vrouw de Marokkaanse nationaliteit heeft. Dit brengt mee dat deze zaak een internationaal karakter heeft, waardoor de rechtbank moet beoordelen of haar in deze zaak rechtsmacht toekomt. Als dit het geval is, dient de rechtbank het toepasselijke recht te bepalen.
3.2
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is gelegen, is de Nederlandse rechter bevoegd om te beslissen op het verzoek van de man. Op dezelfde grond zal de rechtbank hierbij Nederlands recht toepassen.

4.Het verzoek

4.1
De man verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • om een omgangsregeling vast te stellen op basis waarvan de man een weekend in de twee weken alsmede tijdens de helft van de vakanties en feestdagen omgang heeft met de minderjarigen, waarbij de minderjarigen bij hem verblijven en overnachten;
  • dan wel een omgangsregeling in goede justitie door de rechtbank te bepalen;
  • een en ander kosten rechtens.
4.2
De vrouw stemt in met het verzoek voor zover het ziet op [minderjarige 2] . De vrouw voert verweer tegen het verzoek voor zover het ziet op [minderjarige 1] en verzoekt tot afwijzing daarvan.
4.3
Op de standpunten van de ouders en het advies van de Raad zal hierna, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek, worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1
De rechtbank overweegt, naar aanleiding van de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, als volgt.
5.2
Omdat de ouders gezamenlijk met het ouderlijk gezag over de minderjarigen zijn belast, kwalificeert de rechtbank het verzoek van de man om een omgangsregeling tussen hem en de minderjarigen vast te stellen als een verzoek tot het vaststellen van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders over de minderjarigen op basis van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.3
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het BW kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Op grond van lid 2 van dit artikel kan de rechtbank eveneens op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan blijkens sub a van voormeld lid onder andere omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken.
Op grond van lid 5 van dit artikel beproeft de rechtbank, alvorens te beslissen, een vergelijk tussen partijen.
[minderjarige 2]
5.4
De rechtbank overweegt dat de ouders tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreffende [minderjarige 2] . De ouders zijn overeengekomen dat [minderjarige 2] eenmaal per veertien dagen een weekend van vrijdagmiddag uit school tot zondag 17:00 uur alsmede tijdens de helft van de vakanties en de feestdagen bij de man verblijft. De man zal [minderjarige 2] op vrijdag ophalen van school. Deze regeling is het uitgangspunt. In goed onderling overleg tussen de ouders kan [minderjarige 2] incidenteel ook in het andere weekend bij de man verblijven. Op doordeweekse dagen zal [minderjarige 2] niet bij de man verblijven, hoewel de man dat wel graag zou willen, omdat het volgens de vrouw belangrijk is dat zij zich op die dagen kan concentreren op school.
5.5
Gelet op de overeenstemming tussen de ouders en omdat niet gebleken is dat het belang van [minderjarige 2] zich daartegen verzet, zal de rechtbank de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders over [minderjarige 2] dienovereenkomstig vaststellen.
5.6
De rechtbank zal die beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de man. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als hiertegen hoger beroep wordt ingesteld.
[minderjarige 1]
5.7
Namens en door de man is, samengevat, aangevoerd dat er momenteel geen sprake is van een structurele contactregeling tussen hem en [minderjarige 1] . De man zou dat wel graag willen. Het contact tussen de man en [minderjarige 1] is in de afgelopen jaren wisselend verlopen. In de zomer van 2022 is [minderjarige 1] voor het laatst bij de man thuis geweest. Zij hebben daarna wel contact met elkaar gehad bij de vrouw thuis. De man heeft aangegeven dat hij veel conflicten en ruzies heeft gehad met [minderjarige 1] . Omdat [minderjarige 1] veel bezig is met vriendinnen en make-up en niet met school, maakt de man zich zorgen over haar. Als de schoolgang van [minderjarige 1] goed verloopt, dan vindt de man alles goed. De man heeft ten slotte aangegeven dat [minderjarige 1] altijd welkom bij hem is. Ook wil de man zo nodig bij de vrouw thuis contact met [minderjarige 1] hebben.
5.8
De vrouw heeft, samengevat, aangegeven dat zij bovenal wil dat [minderjarige 1] goed contact heeft met haar vader. [minderjarige 1] wil echter niet bij de man verblijven en bij hem overnachten. De vrouw kan [minderjarige 1] daar niet toe dwingen. De vrouw heeft daarnaast aangegeven, als reactie op het advies van de Raad om voor [minderjarige 1] eventueel een lichte vorm van hulp in te zetten, dat [minderjarige 1] momenteel wordt bijgestaan door een coach vanuit het [jeugdinstelling] .
5.9
Namens de Raad is aangegeven dat er, gelet op de leeftijd van [minderjarige 1] , een risico bestaat dat zij zich zal verzetten indien er door de rechtbank een contactregeling tussen haar en de man wordt vastgesteld terwijl zij dat zelf niet wil. De Raad adviseert de rechtbank daarom om geen contactregeling tussen de man en [minderjarige 1] vast te stellen. De Raad vindt het wel belangrijk dat voorkomen wordt dat [minderjarige 1] , indien zij een keer een tegenslag ervaart in het contact met de man, helemaal geen contact meer met hem wil hebben. De Raad ziet geen meerwaarde in het inzetten van een hulpverleningstraject, omdat er al veel hulpverlening is ingezet en omdat [minderjarige 2] al eenmaal en [minderjarige 1] al tweemaal onder toezicht gesteld is geweest. [minderjarige 1] heeft mogelijk wel baat bij het inzetten van een lichte vorm van hulp, zoals een coach.
5.1
De rechtbank overweegt, gezien de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, dat [minderjarige 1] geen vastgestelde structurele contactregeling met de man wil hebben. [minderjarige 1] wil wel op onregelmatige basis contact met de man hebben, maar niet bij de man thuis en zonder overnachting. De rechtbank is met de Raad van oordeel dat het, mede gelet op de leeftijd van [minderjarige 1] , risicovol is om een structurele contactregeling tussen haar en de man vast te stellen terwijl [minderjarige 1] dat zelf niet wil. De rechtbank wil voorkomen dat [minderjarige 1] zich daartegen zal verzetten met als gevolg dat zij het contact tussen haar en de man volledig zal verbreken. De rechtbank zal het verzoek van de man om een contactregeling tussen hem en [minderjarige 1] vast te stellen daarom afwijzen.
5.11
De rechtbank vindt het belangrijk dat de man en [minderjarige 1] positief contact met elkaar houden. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat zij de contacten die zij met elkaar hebben zullen voortzetten en dat zij af en toe samen leuke dingen zullen ondernemen. Daarnaast verwacht de rechtbank van de vrouw dat zij het contact tussen de man en [minderjarige 1] zal blijven stimuleren.
Proceskostencompensatie
5.12
Gelet op de partnerrelatie die tussen de ouders heeft bestaan en de ouderrelatie die blijvend tussen hen bestaat, zal de rechtbank de kosten van de ouders in deze procedure tussen hen compenseren in die zin dat iedere ouder de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1
bepaalt dat de man en de [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2015 te [geboorteplaats] , in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar eenmaal per veertien dagen een weekend van vrijdagmiddag uit school tot zondag 17:00 uur alsmede tijdens de helft van de vakanties en feestdagen, met inachtneming van hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 5.4 is overwogen;
6.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3
compenseert de kosten van de ouders in deze procedure in die zin dat iedere ouder de eigen kosten draagt;
6.4
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2023 door mr. De Graaf, voorzitter, mr. Pellikaan en mr. Van Term, allen kinderrechters, in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.