In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vaststelling van een omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kinderen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.F.M. Gulickx, verzocht om een omgangsregeling waarbij hij de kinderen eenmaal per veertien dagen een weekend en tijdens de helft van de vakanties en feestdagen bij zich zou hebben. De moeder, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, stemde in met het verzoek voor de jongste minderjarige, maar verzet zich tegen een regeling voor de oudste minderjarige, die niet bij de vader wil verblijven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uitoefenen en dat de minderjarigen in Nederland wonen. De rechtbank heeft de zaak behandeld met inachtneming van de belangen van de kinderen, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming advies heeft gegeven. De rechtbank heeft geoordeeld dat er overeenstemming is bereikt over de omgangsregeling voor de jongste minderjarige, [minderjarige 2], en deze regeling vastgesteld. Voor de oudste minderjarige, [minderjarige 1], heeft de rechtbank het verzoek van de vader afgewezen, omdat zij geen structurele contactregeling met hem wil en het risico bestaat dat zij zich tegen een dergelijke regeling verzet.
De rechtbank heeft de kosten van de procedure tussen de ouders gecompenseerd, zodat iedere ouder zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.