In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en een verzuimboete had opgelegd. De naheffingsaanslag betreft de periode van 21 december 2019 tot en met 4 februari 2022, waarbij belanghebbende als bestuurder van een buitenlandse auto gebruik maakte van de openbare weg in Nederland zonder de verschuldigde motorrijtuigenbelasting te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende niet in zijn tegenbewijs is geslaagd en dat de inspecteur de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd. Echter, de rechtbank heeft geconstateerd dat de inspecteur bij het opleggen van de naheffingsaanslag is uitgegaan van een foutieve grondslag, wat heeft geleid tot een verlaging van de naheffingsaanslag en de verzuimboete. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en zowel de naheffingsaanslag als de verzuimboete verlaagd tot € 3.974. Tevens is de inspecteur veroordeeld tot betaling van proceskosten aan belanghebbende.