Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het procesverloop
2.De feiten
“Op 1 juli 2020 hebben we de beschikking (…) ontvangen. (…) Een teleurstellende uitspraak voor [verzoeker] B.V. De uitspraak zal [verzoeker] B.V. respecteren en met ingang van vandaag wordt u voor werkzaamheden ingezet. Daarbij gelden vooralsnog de volgende afspraken: (…)”,gevolgd door een lijst met zes punten en de mededeling dat [verweerder] zal worden opgeleid voor en ingezet op ander werk dan hij voorheen verrichtte, namelijk werk bij de Ammac installatie, dat zijn contact met collega’s minimaal dient te zijn en dat in het kader van een nog nader uit te werken verbetertraject periodiek de voortgang van het werk zal worden besproken. In de schriftelijke bevestiging van het vervolggesprek op 13 juli 2020 heeft [verzoeker] [verweerder] meegedeeld (nog) niet te willen ingaan op zijn verzoek om mediation met een aantal collega’s en is een verbetertraject tot 31 december 2020 aangekondigd, met als verbeterpunten
“Stemmingmakerij”, “Racistische uitlatingen”, “Discriminerende uitlatingen”, “Benaderen externe partijen”en
“Niet accepteren van dagelijkse leiding”, gevolgd door de mededeling dat het uitblijven van verbetering consequenties zal hebben voor de arbeidsovereenkomst.
“de gerezen onderlinge spanningen in de arbeidsrelatie”. [verweerder] heeft daarna administratief werk verricht. In augustus/september 2020 is een interventietraject bij [kliniek] gestart en is een plan van aanpak opgesteld, waarin staat dat werkhervatting in de eigen functie het einddoel is. Vanaf eind oktober 2020 heeft [verweerder] ook weer bij de Ammac installatie gewerkt.
“zonder werkkleding/pbm in de controlekamer”en op 11 november 2020
“met losse binnenvoering van winterjas door de productiefabriek en buitenterrein”, met de mededeling dat beide overtredingen volgens het sanctiebeleid van [verzoeker] als ‘lichte overtreding’ worden aangemerkt en dat op een tweede overtreding een schriftelijke waarschuwing vanuit HR dient te volgen. De heer [naam 7] , op dat moment Supervisor van de ploeg van [verweerder] , heeft in november 2020 bij [naam 3] en [naam 2] melding gemaakt van
“weer 2 incidenten”, welke melding eindigt met de samenvatting:
“(…)
3.Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek
- de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, aanhef en onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), in verbinding met artikel 7:669 lid 3, aanhef en onder g BW, dan wel artikel 7:669 lid 3, aanhef en onder d BW, dan wel artikel 7:669 lid 3, aanhef en onder i BW;
- te bepalen dat [verweerder] recht heeft op (ten hoogste) de wettelijke transitievergoeding;
- [verweerder] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.De beoordeling
[verzoeker] BV kent op dit moment een collectieve veiligheidsbonus. Deze bedraagt maximaal 50% van het maandsalaris zoals vermeld onder 2.1 en is afhankelijk van de kwaliteit en de veiligheid van werken van het gezamenlijke personeel in het desbetreffende kalenderjaar. In 2012 is er 36% uitbetaald. De bonus in toekomstige jaren kan echter zowel hoger als lager uitvallen. Ook de bonus wordt naar rato van de gewerkte periode in december van het desbetreffende kalenderjaar uitbetaald. De