Op 3 maart 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van de minderjarige, geboren op [geboortedag] 2015. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling, die oorspronkelijk was vastgesteld tot 17 maart 2023. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de juridische vader niet aanwezig was. De moeder en de biologische vader hebben hun standpunten naar voren gebracht, waarbij de moeder betoogde dat de ondertoezichtstelling niet nodig was en dat zij in staat was om de nodige hulpverlening te organiseren. De biologische vader heeft aangegeven dat er contact tussen hem en de minderjarige moet komen, maar dat de moeder dit belemmert.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds onvoldoende emotionele instemming is van de zijde van de moeder om contact tussen de biologische vader en de minderjarige op een onbelaste wijze te laten plaatsvinden. De GI heeft aangegeven dat er een systemische aanpak nodig is om de moeder te helpen zich open te stellen voor contact. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft, gezien de ernstige bedreiging van de minderjarige en de complexiteit van de situatie. De ondertoezichtstelling is verlengd tot 10 augustus 2023, met de opdracht aan de GI om de ouders te begeleiden in het proces naar contact.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2023 door de kinderrechter, mr. Toekoen, en is schriftelijk vastgesteld op 16 maart 2023. Hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.