In deze huurzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, aangeduid als [eiser in conventie], vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde pand vanwege een aanzienlijke huurachterstand van meer dan € 9.500,00. De huurder, aangeduid als [gedaagde in conventie], had sinds april 2022 geen huur betaald en voerde aan dat de huurachterstand deels het gevolg was van gebreken aan het gehuurde, waarvoor hij verrekening met de huurprijs vorderde. De kantonrechter oordeelde dat de huurder in gebreke was gebleven en dat de tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst de ontbinding rechtvaardigde. De rechter wees de vorderingen van de verhuurder toe, inclusief de ontruiming van het pand binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. De kantonrechter verklaarde de huurder ook aansprakelijk voor de huurachterstand en bijkomende kosten, waaronder buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. In reconventie werd de huurder niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot betaling van gemaakte kosten, omdat deze niet tijdig was ingediend. De proceskosten werden toegewezen aan de verhuurder, die in het gelijk werd gesteld.