Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 24 augustus 2022
- de akte rectificatie van [gedaagde sub 1] , genomen op 21 september 2022
- de akte uitlaten tevens houdende akte overleggen producties van [eiser] van 21 september 2022
- de antwoordakte naar aanleiding van de akte zijdens gedaagde sub 1 d.d. 21 september 2022 van [eiser] van 5 oktober 2022
- de antwoordakte van [gedaagde sub 1] van 2 november 2022.
2.De verdere beoordeling
- afwijzing van de vordering tot verdeling van de nalatenschap van erflaatster op de in de dagvaarding genoemde uitgangspunten en
- eerst tot verdeling te veroordelen nadat de onder 23 (rechtbank: alinea 23 van de conclusie van antwoord) genoemde nadere werkzaamheden zijn verricht en de informatie is verstrekt
- veroordeling van [eiser] en [gedaagde sub 2] in de proceskosten, althans compensatie van de proceskosten en
- veroordeling van [eiser] de ten laste van de nalatenschap opgevoerde kosten geheel of ten dele zelf te voldoen.
€ 8.156,40. Zij sluit daarbij aan bij de getaxeerde verzekeringswaarde voor de witgouden hanger met collier gourmette en de witgouden ring met saffier en briljanten van totaal
€ 7.900,00 en bij de getaxeerde sloopwaarde voor de zilveren collier jasseron en de witgouden ring met princess geslepen diamant van totaal € 256,40. Partijen zijn het erover eens dat de vier sieraden tegen inbreng van de waarde kunnen worden toegedeeld aan [gedaagde sub 1] , zodat de rechtbank aldus zal beslissen.
€ 12.544,52 en in 2022 € 2.139,50. Hij stelt dat de liquide middelen van de nalatenschap onvoldoende waren en dat hij en [gedaagde sub 2] daarom een aantal keren bedragen op de ervenrekening hebben gestort bij wege van voorschot. [gedaagde sub 1] heeft gereageerd. De rechtbank overweegt als volgt.
€ 15.552,- door [eiser] privé kan worden aangemerkt als een aan de nalatenschap voorgeschoten betaling.
- IB ad € 242,00,
- BNP/RVP ad € 643,08,
- Comfort Partners ad € 162,68,
- Croonwolter & Dros ad € 488,87,
- CZ Groep ad € 167,71,
- Evides ad € 464,34,
- Gemeente Schouwen-Duiveland ad € 2.701,53,
- Huisartsenpraktijk Renesse ad € 78,19,
- kosten rekeningafschriften, basispakket bank en oranjepakket bank in totaal € 77,32,
- KPN ad € 117,50,
- kosten kluis Saanenbank ad € 521,55,
- rente rood staan € 0,01,
- Sabewa ad € 1.045,07
- SVB Breda AOW ad € 403,40,
- Veldsink Driekleur verzekering inboedel ad € 562,56 en
- ZLM ad € 985,27.
€ 1.235,73 en € 11.143,00. De post Delta Fiber heeft betrekking op een internetaansluiting voor de woning in [plaats 2] . De post Delta betreft geleverde energie.
Bijgaand de aanslag erfbelasting in n de nalatenschap van uw moeder, mevrouw [naam 1] . Behoudens de correcties waarmede is ingestemd, is de belastingdienst niet van de aangifte afgeweken en de aanslag is correct opgelegd.Met [gedaagde sub 1] is de rechtbank van oordeel dat ook op basis hiervan niet is komen vast te staan dat erflaatster € 5.400,00 van [gedaagde sub 2] heeft geleend. Voor zover de belastingdienst de opgave van de lening al heeft geaccepteerd, dit blijkt niet uit deze e-mail van de notaris en ook niet uit de overgelegde aanslagen in die productie, volgt daaruit niet dat de lening ook daadwerkelijk is aangegaan. De belastingdienst zou dan zijn uitgegaan van de op 16 april 2021 opgestelde aangifte IB 2019 waarvan de rechtbank hiervoor heeft overwogen dat die geen bewijs van de lening behelst, omdat die is opgesteld na het overlijden van erflaatster.
€ 86.500’. Er staat geen schuld aan [gedaagde sub 2] opgegeven. Verder blijkt niet van een schriftelijke overeenkomst van geldlening. De slotsom is dan ook dat voor de betaling van de ervenrekening aan [gedaagde sub 2] van € 5.400,00 niet is gebleken van een betalingsverplichting, zodat [eiser] die betaling in zijn hoedanigheid van executeur zonder rechtsgrond heeft gedaan. Dit bedrag moet worden terugbetaald op de ervenrekening.
lening [eiser] aan erflaatster), overweegt de rechtbank ten aanzien van de rente dat van een verplichting tot betaling van rente onvoldoende is gebleken. Alleen in het als productie 13 overgelegde stuk met als opschrift ‘overeenkomst van geldlening’ staat onder artikel 3.1 dat de lener (rechtbank: erflaatster) rente moet betalen. Onder 3.2 staat dat die rente gedurende de periode tot en met 31 oktober 2019 op jaarbasis 1,2% bedraagt en dat daarna de hoogte van de rentevergoeding jaarlijks opnieuw zal worden bepaald door de uitlener (rechtbank [eiser] ). Dit stuk is echter niet ondertekend, zodat op basis daarvan niet kan worden vastgesteld of een lening met renteverplichting als daarin opgenomen, daadwerkelijk is overeengekomen. Geen van de andere producties waar [eiser] naar verwijst, vermeldt iets over een renteverplichting. Daarbij komt dat vaststaat dat erflaatster tot haar overlijden geen rente heeft betaald. [eiser] stelt daarover dat hij daarvan afzag en wijst daarbij ook op artikel 3.4 in voornoemd stuk, waarin staat dat de rente in beginsel wordt kwijtgescholden. Hij licht toe dat het niet de bedoeling was dat de rente ten goede zou komen aan de gezamenlijke erfgenamen, reden waarom hij zich na het overlijden van erflaatster wel rente heeft uitbetaald van de ervenrekening. Wat daarvan zij, deze niet nader onderbouwde stelling kan niet leiden tot de vaststelling dat hij terecht ten laste van de ervenrekening rente aan zichzelf heeft uitbetaald. Nu van een renteverplichting niet is gebleken, is deze uitgave van
€ 2.076,00 ongegrond. Dit bedrag moet worden terugbetaald op de ervenrekening en het openstaande bedrag van € 865,00 kan niet ten laste van de ervenrekening worden gebracht.
€ 340,26 + € 5.580,92). Daar tegenover staat een totaalbedrag aan inkomsten op de rekening bij de Saanenbank van € 21.512,59. Ten aanzien van de inkomsten geldt net als bij de uitgaven dat die voor de helft kunnen worden meegenomen. De andere helft komt toe aan mede-eigenaar [bedrijf] . Het saldo van de uitgaven (de energiekosten uitgezonderd) en de inkomsten bedraagt € 8.135,58 negatief. Dit leidt ertoe dat per saldo van de posten op de spreadsheet die verband houden met de woning in Zwitserland een bedrag van in totaal
€ 4.067,79 ten laste van de nalatenschap wordt meegenomen (de helft van € 8.135,58), te vermeerderen met de helft van de openstaande posten, dus € 3.138,51 (€ 6.277,01 : 2).
- ING betaalrekening € 39.623,10
- ING spaarrekening € 9.357,09
- Saanenbank
€ 86.500,00 op de bankrekening van erflaatster heeft gestort. In de periode 12 augustus 2018 tot 20 oktober 2018 is van zijn bankrekening tien keer geld overgemaakt naar de bankrekening van erflaatster met telkens de omschrijving ‘bijdrage appartement’.
€ 151.080,00) toe te delen, zonder rekening te houden met het door [eiser] betaalde bedrag. Aangezien uit de bankafschriften slechts blijkt dat de betalingen bijdragen behelzen voor het appartement, maar [eiser] niet nader heeft toegelicht en onderbouwd of die bijdragen geheel voor de aanschaf daarvan zijn aangewend, zal de rechtbank deze voor de verdeling in redelijkheid verrekenen met de waarde waarvoor het onverdeelde aandeel wordt toegedeeld aan [eiser] , waarbij het verschil voor rekening van [eiser] moet blijven. Per saldo wordt het onverdeelde aandeel in de Zwitserse woning dus aan [eiser] toegedeeld zonder nadere verrekening en onder de verplichting het tot de nalatenschap behorende aandeel in de daarop rustende hypothecaire geldlening als eigen schuld te voldoen.
€ 537.500,00,
€ 486.587,74; dit bedrag gedeeld door 3). Op basis van de door [eiser] verstrekte informatie kan de rechtbank niet vaststellen welk deel van dit bedrag door hem en welk deel door [gedaagde sub 2] moet worden gedragen. Zij zullen gezamenlijk tot betaling van het gehele bedrag aan [gedaagde sub 1] worden veroordeeld. Het is aan [eiser] en [gedaagde sub 2] zelf te bepalen voor wiens rekening welk deel van dit bedrag in hun onderlinge verhouding moet komen.
3.De beslissing
€ 537.500,00,