In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen ABN AMRO BANK N.V. en een aantal gedaagde partijen, gezamenlijk aangeduid als ADD c.s. De zaak betreft een kredietovereenkomst die op 15 augustus 2018 is aangegaan door ADD Urban B.V. met ABN AMRO, waarbij een kredietfaciliteit van € 300.000,00 is verstrekt. De kredietovereenkomst bestond uit een combinatiefaciliteit en een borgstellingskrediet, waarbij de Staat der Nederlanden borg stond voor een deel van de lening. ABN AMRO heeft de kredietovereenkomst opgezegd op 19 januari 2021 wegens het niet voldoen aan de kredietvoorwaarden.
ABN AMRO vorderde in deze procedure betaling van een openstaande rekening courantschuld van € 130.595,71 en een bedrag van € 84.375,00 dat door de Staat aan ABN AMRO is uitgekeerd op basis van de borgstelling. De gedaagden voerden verweer en stelden dat er een betalingsregeling was getroffen en dat de opzegging van de kredietovereenkomst onaanvaardbaar was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vorderingen van ABN AMRO niet betwist zijn en dat de verweren van ADD c.s. onvoldoende onderbouwd waren.
De rechtbank heeft de vorderingen van ABN AMRO toegewezen en ADD c.s. hoofdelijk veroordeeld tot betaling van in totaal € 214.970,71, vermeerderd met rente en proceskosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.