ECLI:NL:RBZWB:2023:2261

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
404209_E3132023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Gessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schoolkeuze en vervangende toestemming voor inschrijving op basisschool na mediation zonder overeenstemming

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de schoolkeuze voor de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2019. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Janse, verzocht de rechtbank om vervangende toestemming om [minderjarige] in te schrijven op [basisschool 1]. De man, vertegenwoordigd door mr. J.J.R. Albicher, verzocht om niet-ontvankelijk verklaring van de vrouw en om vervangende toestemming voor inschrijving op [basisschool 2]. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 februari 2023 bleek dat partijen na mediationgesprekken niet tot overeenstemming waren gekomen over de schoolkeuze. De rechtbank constateerde dat beide scholen goede opties zijn, maar dat de vrouw de voorkeur gaf aan [basisschool 1] vanwege de betere aansluiting bij de behoeften van [minderjarige]. De man daarentegen vond [basisschool 2] geschikter, vooral vanwege de digitale onderwijsmethoden en de nabijheid van zijn woning. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat het belang van [minderjarige] voorop staat en heeft de vrouw toestemming verleend om [minderjarige] in te schrijven op [basisschool 1]. De rechtbank benadrukte het belang van samenwerking tussen de ouders in het gezamenlijk gezag en de noodzaak om in het belang van het kind te handelen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/404209 / FA RK 22-5564
Datum uitspraak: 31 maart 2023
Beschikking betreffende vervangende toestemming
in de zaak van
[de vrouw] ,
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Janse in Halsteren,
tegen
[de man],
hierna: de man,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.J.R. Albicher in Roosendaal,
over de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op
[geboortedag] 2019, hierna: [minderjarige] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna: de Raad, de rechtbank over de verzoeken geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 2 december 2022 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het op 31 januari 2023 ontvangen verweerschrift met het zelfstandig verzoek;
- de brief van mr. Janse van 31 januari 2023 met bijlage;
- de brief van de Raad van 22 februari 2023;
- de brief van mr. Janse van 1 maart 2023;
- de brief van mr. Albicher van 6 maart 2023.
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 6 februari 2023. Bij die behandeling zijn verschenen partijen, met hun advocaten. Ook was een vertegenwoordigster aanwezig namens de Raad.
1.3
Vanwege de nauwe samenhang is tijdens de mondelinge behandeling ook de behandeling voortgezet van de door partijen ingediende (zelfstandige) verzoeken betreffende de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zaaknummer C/02/376300 FA RK 20-4608). Op die verzoeken zal in een aparte beschikking worden beslist.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben met elkaar een relatie gehad. Uit deze relatie is [minderjarige] geboren. [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de vrouw. De man heeft [minderjarige] erkend. Partijen hebben samen het gezag over [minderjarige] .

3.De verzoeken en de standpunten

3.1
De vrouw verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar vervangende toestemming te verlenen teneinde [minderjarige] per direct in te schrijven op de [basisschool 1] .
De vrouw legt aan haar verzoek ten grondslag dat [minderjarige] in maart 2023 vier jaar wordt en naar de basisschool zal gaan. Partijen hebben samen meerdere scholen bezocht. Zij komen er echter niet uit naar welke school [minderjarige] zal gaan. De man heeft voorkeur voor [basisschool 2] en de vrouw voor [basisschool 1] . Beide scholen hebben positieve punten ten aanzien van groepsgrootte, afstand, methode voor Sociaal Emotionele ontwikkeling en interne BSO. De vrouw vindt de [basisschool 1] echter meer geschikt voor [minderjarige] omdat:
- deze school net buiten het stadscentrum ligt;
- [minderjarige] tijdens het bezoek op zijn plek leek te zijn;
- een vriendje van [minderjarige] ook naar deze school gaat;
- deze school beter uit de inspectierapporten naar voren komt;
- de docenten een eigen specialisme hebben;
- deze school een continue rooster hanteert wat beter te combineren is met het werk van de vrouw;
- de gymzaal dichterbij is;
- de speelplaats groter en uitdagender is.
Uit de inspectierapporten blijkt dat de [basisschool 1] goed beoordeeld wordt, terwijl [basisschool 2] voldoende beoordeeld wordt.
De man heeft aan de vrouw kenbaar gemaakt dat zijn voorkeur uitgaat naar [basisschool 2] vanwege het digitale onderwijs. De vrouw meent dat [basisschool 2] op dit punt niet goed aansluit bij [minderjarige] . Uit onderzoek is gebleken dat leerlingen die nog leren met ‘pen en papier’ sneller bepaalde vaardigheden aanleren en kennis beter blijft hangen. Ook op de [basisschool 1] wordt deels digitaal gewerkt waardoor [minderjarige] ook voldoende digitale vaardigheden aanleert. [minderjarige] zal beter gedijen op een school die niet hoofdzakelijk digitaal werkt. Hij heeft meer dan andere kinderen fysiek contact nodig. [minderjarige] werkt graag met zijn handen en de vrouw heeft de indruk dat daar op de [basisschool 1] meer aandacht en tijd voor is. De man wil [minderjarige] echter niet laten inschrijven op de [basisschool 1] . De vrouw is van mening dat het belang van [minderjarige] prevaleert en dat er toestemming dient te worden verleend om [minderjarige] naar de [basisschool 1] te laten gaan.
3.2
De man is het niet eens met het verzoek van de vrouw en verzoekt de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, althans haar verzoek af te wijzen.
De man verzoekt zelfstandig hem vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] per direct in te schrijven op [basisschool 2] .
In reactie op het verzoek van de vrouw stelt de man dat [basisschool 2] naar zijn mening een betere keuze is voor [minderjarige] . De inspectierapporten waarnaar de vrouw verwijst hebben betrekking op meerdere scholen en zijn een momentopname. Hieruit kan niet worden afgeleid dat de [basisschool 1] beter zou zijn beoordeeld dan [basisschool 2] . Ook de docenten op [basisschool 2] hebben hun eigen specialisme. De [basisschool 1] heeft de man bevestigd dat er op die school geen sprake is van een continue rooster. De speelplaats van de [basisschool 1] is groter maar niet uitdagender dan het speelplein van [basisschool 2] . [minderjarige] zal ook snel vriendjes maken op [basisschool 2] en hij voelde zich bij de kennismaking op [basisschool 2] op zijn gemak.
[basisschool 2] is vooruitstrevender en moderner dan de [basisschool 1] . Op [basisschool 2] zijn kinderen meer bezig met de computer en worden hen computervaardigheden bijgebracht, naast traditioneel onderwijs met ‘pen en papier’. Het is overigens niet juist dat kennis beter zou blijven hangen door middel van traditioneel onderwijs. [minderjarige] kan als hij naar [basisschool 2] gaat in de middag door de man worden opgevangen en bij de man eten. Bij de vrouw bestaat deze mogelijkheid niet in verband met haar werk. [minderjarige] heeft logopedie dat wordt verzorgd door [zorgverlener] op [basisschool 2] . Logopedie wordt niet aangeboden op de [basisschool 1] . Samen met de peutergroep en buitenschoolse opvang van [kinderopvang] vormt [basisschool 2] een educatieve organisatie. Dit is een voordeel en praktisch voor [minderjarige] en partijen. De (fiets)route naar [basisschool 2] is veiliger dan de weg naar de [basisschool 1] . [basisschool 2] is goed bereikbaar.
3.4
Tijdens de mondelinge behandeling is samengevat weergegeven het volgende aangevoerd.
3.5
Door en namens de vrouw is aangevoerd dat de vrouw ziet dat [minderjarige] liever speelt en met zijn handen bezig is dan dat hij op de IPad zit. De [basisschool 1] sluit beter aan bij die behoefte. [minderjarige] kan op zijn verjaardag starten op de [basisschool 1] . Hij is ook toegelaten op de opvang en hem kan tevens logopedie worden geboden. Niet duidelijk is of [minderjarige] ook direct op [basisschool 2] kan starten. Partijen hebben ieder lijsten gemaakt van scholen en zij hebben samen scholen bezocht maar er is geen gezamenlijke keuze gemaakt. De vrouw stelt dat zij en de man niet goed met elkaar kunnen communiceren. De daarvoor ingezette hulp heeft daaraan niets veranderd. Er is wat de vrouw betreft geen andere (derde) geschikte school voor [minderjarige] . [minderjarige] kan ook overblijven op de [basisschool 1] , zodat er niet teveel wisselingen zijn.
3.6
Van de zijde van de man is naar voren gebracht dat [basisschool 2] bij [minderjarige] aansluit. Hij speelt ook op de Ipad. [basisschool 2] is vooruitstrevend en naar de toekomst gericht. [minderjarige] kan ook daarin intern logopedie worden. Daarnaast is [basisschool 2] dicht bij de woning van de man, zodat [minderjarige] bij de man kan lunchen en hij een moment van rust heeft. Uit telefonisch contact met [basisschool 2] heeft de man heden begrepen dat [minderjarige] direct op die school kan starten. Voor de man voelt [basisschool 2] fijner aan. Hij wilde samen met de vrouw een oplossing zoeken voor de schoolkeuze maar daar stond de vrouw niet voor open. Er is niet of nauwelijks communicatie tussen partijen. De hulpverlening heeft de standpunten van partijen alleen maar verhard.
3.7
De vertegenwoordigster van de Raad heeft ter zitting gesteld dat zowel de [basisschool 1] als [basisschool 2] goede scholen zijn. Beide partijen hebben ieder hun argumenten aangevoerd. De rechtbank kan een willekeurige keuze maken en een beslissing nemen maar dat is niet de oplossing. Dit verhard de strijd tussen partijen nog meer omdat één partij zich dan teniet gedaan voelt. Partijen moeten er samen uitkomen, zodat [minderjarige] ervaart dat zijn ouders over hem kunnen praten. De raadsvertegenwoordigster stelt daarom voor dat partijen zich wenden tot mevrouw [mediator] voor mediationgesprekken. De Raad is eventueel bereid om te onderzoeken welke school geschikt is voor [minderjarige] , dan wel om met partijen te praten over een schoolkeuze, hetgeen ook de keuze voor een derde school kan betekenen. Willen partijen dit alles niet, dan ligt de keuze van de Raad om praktische redenen bij [basisschool 2] .
3.8
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om het verzoek te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
In artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat geschillen over het samen uitoefenen van het gezag op verzoek van een ouder/de ouders aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De rechtbank neemt dan een beslissing die zij in het belang van het kind vindt.
4.2
De rechtbank moet eerst bekijken of de ouders met elkaar afspraken kunnen maken (artikel 1:253a lid 5 BW). De rechtbank constateert dat dit tijdens de mondelinge behandeling niet is gelukt. Partijen houden vast aan hun standpunten, waarbij de vrouw wenst dat [minderjarige] naar de [basisschool 1] gaat en de man wenst dat [minderjarige] naar [basisschool 2] gaat. De rechtbank heeft partijen daarom de mogelijkheid geboden om de mondelinge behandeling voor korte tijd te schorsen om het voorstel van de Raad tot mediation bij mevrouw [mediator] , dan wel het verrichten van een raadsonderzoek te kunnen bespreken.
4.3
Na hervatting van de mondelinge behandeling en een nadere bespreking hebben partijen aangegeven dat zij ervoor open staan om met mevrouw [mediator] in gesprek te gaan over de schoolkeuze voor [minderjarige] . Daarbij heeft de vrouw expliciet aangegeven dat zij bereid is één gesprek te voeren. Met partijen is afgesproken dat de zaak voor korte tijd wordt aangehouden in afwachting van bericht van de advocaten over de uitkomst van het gesprek met mevrouw [mediator] en de gewenste afdoening van de zaak.
4.4
Op 22 februari 2023 heeft de Raad bericht dat het gesprek met mevrouw [mediator] niet heeft geleid tot overeenstemming/een oplossing. Wel is duidelijk geworden dat bij de man sprake is van PDD-NOS, wat maakt dat hij informatie anders verwerkt. Mogelijk is/wordt [minderjarige] ook met PDD-NOS belast, waardoor hij meer behoefte heeft aan duidelijkheid, structuur en voorspelbaarheid. Mevrouw [mediator] geeft aan de [basisschool 1] als beste keuze te zien. De vrouw heeft alles geregeld en BSO en logopedie kan direct starten. De man heeft nog niets geregeld. Het is niet in het belang van [minderjarige] om te moeten wachten op BSO en logopedie. De Raad kan zich vinden in het advies van mevrouw [mediator] . De Raad is van mening dat zaken als BSO en logopedie vooraf geregeld moeten zijn, zodat [minderjarige] vooraf weet wanneer/hoe/wat plaats zal vinden. Beide scholen zijn goed bereikbaar en hebben voor- en nadelen. Door een keuze te maken is er duidelijkheid voor [minderjarige] .
4.5
In reactie op de berichtgeving van de Raad hebben de advocaten van partijen aangegeven dat partijen er bij mevrouw [mediator] niet zijn uitgekomen. Zij hebben in onderling overleg geen afspraak kunnen maken over de schoolkeuze. Partijen vragen de rechtbank een beslissing te nemen en uitspraak te doen.
4.6
De rechtbank constateert dat beide partijen veel van [minderjarige] houden en dat zij beiden het beste voor hem willen. Partijen hebben echter ieder een eigen beleving bij wat zij het beste voor [minderjarige] vinden. Dit maakt dat zij bij hun eigen standpunt blijven en daarvan niet willen afwijken. Dit zorgt in deze voor een impasse. De rechtbank betreurt het dat partijen in gesprek met mevrouw [mediator] niet tot overeenstemming dan wel tot een keuze zijn gekomen. Juist nu beide partijen het beste voor [minderjarige] willen, had het op hun weg gelegen om het belang van [minderjarige] voorop te stellen en een keuze voor hem te maken, zodat hij duidelijkheid heeft en met school kan starten. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat zowel de [basisschool 1] als [basisschool 2] goede scholen zijn. Op beide scholen zal [minderjarige] zich goed kunnen ontwikkelen. Beide partijen hebben zich laten informeren over de scholen en zij hebben de scholen bezocht. De rechter kent beide scholen niet. Het spreekwoordelijk opgooien van een muntje om daarmee een keuze te maken biedt geen oplossing. Het bieden van een oplossing voor [minderjarige] ligt in de uitoefening van het gezamenlijk gezag van partijen. Zij zijn het aan [minderjarige] verplicht om in onderling overleg, al dan niet begeleid, een beslissing voor hem te nemen. Het gezamenlijk nemen van een beslissing zorgt er ook voor dat beide partijen deze beslissing kunnen uitdragen naar [minderjarige] . Nu partijen hiertoe niet in staat zijn gebleken, moet de rechtbank een keuze maken. Daarbij laat de rechtbank zich leiden door het advies van mevrouw [mediator] . Met haar is de rechtbank van oordeel dat het belang van [minderjarige] meebrengt dat hij direct kan starten met school, BSO en logopedie. De rechtbank begrijpt dat dit op [basisschool 2] (nog) niet gegarandeerd is nu de regelingen voor BSO en logopedie nog niet getroffen zijn. Op de [basisschool 1] kan [minderjarige] gegarandeerd direct starten met school, BSO en logopedie. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw dan ook toewijzen als na te melden.
4.7
Omdat partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de zaak over hun kind gaat, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen.

5.De beslissing

De rechtbank
geeft aan de vrouw – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man – toestemming om [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2019, in te schrijven op [basisschool 1] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Gessel, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2023 in aanwezigheid van Dekkers, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.