ECLI:NL:RBZWB:2023:2288

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
02-144939-21 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering en vrijspraak van het opzettelijk telen van hennepplanten

In deze ontnemingszaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 april 2023 uitspraak gedaan. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het Openbaar Ministerie tegen een betrokkene die in de hoofdzaak was vrijgesproken van het opzettelijk telen dan wel aanwezig hebben van hennepplanten. De officier van justitie had gevorderd dat de betrokkene het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 418.790,70 zou terugbetalen, gebaseerd op het aantal oogsten hennep dat hij zou hebben gehad. De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de ontnemingsvordering, omdat de betrokkene in de hoofdzaak was vrijgesproken. Daarnaast werd betoogd dat het berekende voordeel niet uit het dossier volgde en werd verzocht om de vordering te matigen. De rechtbank oordeelde dat, gezien de vrijspraak in de hoofdzaak, de grondslag voor de ontnemingsvordering was komen te vervallen. Daarom verklaarde de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de ontnemingsvordering. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. P. Kooijman, en in aanwezigheid van de andere rechters en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-144939-21
vonnis van de rechtbank d.d. 6 april 2023
in de ontnemingszaak tegen
[betrokkene]
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman, mr. J.H.E.M. Kersemaekers, advocaat te Breda

1.De procedure

De officier van justitie heeft ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 maart 2023, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De officier van justitie heeft daarbij de vordering gewijzigd. De behandeling van deze vordering vond gelijktijdig plaats met de behandeling van de hoofdzaak.

2.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat betrokkene drie maal hennep heeft geoogst en daarmee een voordeel heeft behaald ter hoogte van € 418.790,70. Dit bedrag is gebaseerd op het rapport van de politie met betrekking tot het wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de officier van justitie – in afwijking van dat rapport – is uitgegaan van in totaal drie oogsten.

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de ontnemingsvordering, nu in de hoofdzaak vrijspraak is bepleit. Subsidiair dient het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de ontnemingsvordering omdat het berekende voordeel niet uit het dossier volgt. Meer subsidiair wordt verzocht de vordering te matigen.

4.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft betrokkene bij vonnis van 6 april 2023 vrijgesproken van het opzettelijk telen dan wel aanwezig hebben van 1390 hennepplanten. Gelet hierop is de grondslag voor de oplegging van een verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel komen te vervallen. De rechtbank zal daarom het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de ontnemingsvordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de ontnemingsvordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Kooijman, voorzitter, mr. M. van de Wetering en mr. R.H.M. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.C.L.J. Luijten en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 april 2023.