4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Op basis van de bewijsmiddelen – waaronder de bekennende verklaring van verdachte – komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 1, zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven.
Feit 2
Verdachte heeft de feitelijke gedragingen, zoals die onder feit 2 aan hem ten laste zijn gelegd, bekend. De rechtbank dient te beoordelen of verdachte met dit rijgedrag (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a.
a) De verkeersregels
De rechtbank overweegt dat in artikel 5a lid 1, onderdeel l, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) uitdrukkelijk enkele verkeersgedragingen worden benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels. Hieronder vallen het overschrijden van de maximumsnelheid, door rood licht rijden, tegen de verkeersrichting in rijden en gevaarlijk inhalen, zoals verdachte wordt verweten. De onder lid 1 gegeven lijst van verkeersgedragingen betreft echter geen limitatieve opsomming. Verdachte wordt daarnaast verweten dat hij een in werking zijnde spoorwegovergang heeft gepasseerd en zijn voertuig niet onder controle heeft gehouden. De rechtbank stelt vast dat verdachte door deze gedragingen meerdere verkeersregels als bedoeld in artikel 5a, lid 1, WVW heeft geschonden.
b) In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Dat zal doorgaans niet zijn gelegen in de enkele schending van één verkeersregel. Volgens de wetgever gaat het bij ernstig verkeersgevaarlijk gedrag bijvoorbeeld om het meerdere keren of gedurende langere tijd schenden van een verkeersregel of het schenden van meerdere verkeersregels. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen.
In deze zaak gaat het om gedurende een langere tijd (dat wil zeggen: langer dan een enkel moment) schenden van meerdere voor de verkeersveiligheid belangrijke verkeersregels in de nabijheid van andere voertuigen. Deze gedragingen vonden voor een groot deel plaats rond het middaguur binnen de bebouwde kom van Bergen op Zoom en Heerle, waar veel weggebruikers aanwezig waren. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
c) Opzettelijk
Het opzet van verdachte moet gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels én op het in ernstige mate schenden van die regels. Verdachte heeft verklaard dat hij in paniek raakte toen hij de politie zag, dat hij daarom op de vlucht is geslagen en toen als een gek heeft gereden. Daarmee is het vereiste opzet op het schenden van de verkeersregels en het in ernstige mate schenden van die regels gegeven.
d) Gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen
Om vast te stellen dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest.
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat een zeer gevaarlijke situatie ontstaat met kans op overlijden of zwaar lichamelijk letsel van andere weggebruikers wanneer een bestuurder van een personenauto tracht te ontkomen aan de politie en daartoe meerdere verkeersmanoeuvres uitvoert zoals verdachte dat heeft gedaan. Verschillende verkeersdeelnemers hebben een aanrijding met verdachte kunnen voorkomen door voor hem uit te wijken of af te remmen. Verdachte is zeer kort na het passeren van een trein een dubbele spoorwegovergang overgestoken. De slagbomen waren omlaag en het rode licht brandde nog. Verdachte kon onmogelijk zien of er nog een trein uit tegengestelde richting aankwam. Als dit zo was geweest, had de machinist niet meer op tijd kunnen afremmen om een aanrijding te voorkomen. Verdachte had met zijn rijgedrag op het zandpad, waarbij hij de macht over het stuur is verloren, eventuele andere verkeersdeelnemers kunnen raken. De rechtbank acht dan ook bewezen dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de overtreding van artikel 5a WVW wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 10 juni 2021 door verbalisanten is aangetroffen in een schuur die volgens aangever op slot zat. De schuurdeur was beschadigd en verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij de schuurdeur met enige kracht heeft geopend. Daarmee staat voor de rechtbank vast dat verdachte de beschadiging heeft toegebracht en dat hij opzet daarop had. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van feit 3.
Feit 4
De rechtbank acht feit 4 wettig en overtuigend bewezen. Verdachte was op 10 juni 2021 de bestuurder van de auto met het [kenteken] . Aangever heeft verklaard dat met die auto zijn hekwerk is vernield. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan deze verklaring, nu deze strookt met de bevindingen van de verbalisanten die ter plaatse waren. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een beregeningsinstallatie heeft vernield. Het dossier bevat daarover te weinig informatie. Verdachte zal dan ook van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.