Uitspraak
1.[gedaagde sub 1] VOF,
2.
[gedaagde sub 2],
B.V.,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 24 augustus 2022 en de daarin vermelde stukken,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- de mondelinge behandeling gehouden op 6 maart 2023.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de kantonrechter op 5 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser in conventie, die zich bezighoudt met het aanleggen van waterputten, en een gedaagde in conventie, actief in de landbouw. De eiser vorderde betaling van € 17.812,28, inclusief buitengerechtelijke kosten en wettelijke handelsrente, voor het aanleggen van een waterput. De gedaagde erkende de vordering, maar voerde aan dat de waterput gebrekkig was en dat hij daardoor schade had geleden, die hij wilde verrekenen met de vordering van de eiser.
De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 6 maart 2023, waarbij de gedaagde aanwezig was met zijn gemachtigde, terwijl de eiser niet verscheen. De kantonrechter concludeerde dat de eiser tekortgeschoten was in de uitvoering van de overeenkomst, omdat hij goedkeuring gaf voor het gebruik van water dat te zout was voor de gewassen. De gedaagde had schade geleden door lagere opbrengsten van zijn aardappelen en extra kosten voor bemesting en onderzoek.
Na beoordeling van de vorderingen en de verweren, oordeelde de kantonrechter dat de eiser € 866,52 moest betalen aan de gedaagde na verrekening van de vorderingen. De kantonrechter wees ook de gevorderde incassokosten toe, maar compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak werd gedaan door mr. Van Dijke en is openbaar uitgesproken op 5 april 2023.