ECLI:NL:RBZWB:2023:2332

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
AWB- 21_3021
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 april 2023, wordt de zaak behandeld van een eiser die in beroep gaat tegen een besluit van het UWV. Eiser stelt dat hij per 21 september 2020 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, maar het UWV heeft geoordeeld dat dit niet het geval is. De rechtbank verwijst naar een eerdere tussenuitspraak waarin werd vastgesteld dat het verzekeringsgeneeskundige onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd. Het UWV kreeg de kans om het gebrek te herstellen, wat resulteerde in een nadere rapportage van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige. Eiser betwist de conclusies van het UWV en stelt dat zijn medische situatie, waaronder darmklachten en gewrichtsklachten, duurzaam is. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts voldoende heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid op de relevante datum. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat het UWV het gebrek heeft hersteld. Eiser krijgt het griffierecht vergoed en het UWV wordt veroordeeld tot betaling van proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige medische beoordeling en de criteria voor duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3021

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. G.J. van Dijk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. M. Reitsma).

Inleiding

Voor een weergave van het procesverloop tot aan de tussenuitspraak van 28 september 2022 verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het verzekeringsgeneeskundige onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt onvoldoende zorgvuldig is geweest en dat daarmee de motivering van het bestreden besluit niet deugdelijk is. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld het in de tussenuitspraak vermelde gebrek te herstellen.
Op 2 februari 2023 heeft het UWV een nadere reactie ingediend, met daarbij een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 24 januari 2023 met bijlagen, een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 24 januari 2023 en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 31 januari 2023 met bijlagen.
Op 21 maart 2023 heeft eiser hierop gereageerd.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank bepaalt dat nader onderzoek ter zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat vindt het UWV

1. Het UWV vindt dat eiser op 21 september 2020 volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Het UWV heeft daarom besloten dat eiser met ingang van 21 september 2020 recht heeft op een loongerelateerde uitkering in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80 tot 100% (bestreden besluit van 7 juni 2021). Het UWV heeft daarmee geweigerd om eiser een uitkering in verband met Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) toe te kennen.
2. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 1 juni 2021
.
3. Naar aanleiding van de tussenuitspraak van de rechtbank heeft de verzekeringsarts B&B aanvullend gerapporteerd in het rapport van 24 januari 2023. Ook heeft zij een FML opgesteld met duurzame beperkingen (FML van 24 januari 2023).
4. De arbeidsdeskundige B&B heeft aan de hand van de FML van 24 januari 2023 arbeidskundig onderzoek verricht en gerapporteerd in het rapport van 31 januari 2023.

Wat vindt eiser

5. Eiser is het niet eens met het UWV en beschouwt alle stukken en gronden in bezwaar als herhaald en ingelast. Eiser stelt dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is. Eiser merkt op dat het stuk van chirurg [naam chirurg 1] van 15 januari 2021 buiten beschouwing is gelaten.
6. Ten aanzien van de beoordeling van de duurzaamheid stelt eiser dat de verzekeringsarts B&B is uitgegaan van een onvolledig toetsingskader. Onder verwijzing naar uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) stelt eiser dat de verzekeringsarts B&B de rechtspraak over het beoordelingskader van duurzaamheid heeft genegeerd.
Eiser bestrijdt het standpunt van de verzekeringsarts B&B dat de overige medische beperkingen na een (tweede) operatie zullen verminderen of verdwijnen. Hij wijst erop dat uit de informatie van de behandelaren volgt dat ‘Inflammatory Bowel Disease’ (IBD) een chronische aandoening is, die niet te genezen is. Bovendien is het niet aannemelijk dat binnen een jaar na 21 september 2020 deze (tweede) operatie en het herstel daarvan zal plaatsvinden. Eiser stelt verder dat er sprake is van complexe, multifactoriële, langdurige medische problematiek met behandelingen zonder resultaat. Onder verwijzing naar informatie van zijn behandelaren geeft eiser aan dat hij naast (chronische) darmklachten ook gewrichtsklachten, artritis en slaapproblemen heeft. Volgens eiser is er geen steun te vinden voor het standpunt van de verzekeringsarts B&B dat na de tweede operatie alle medische aandoeningen en beperkingen zullen zijn verminderd of verdwenen.
Verder is de verzekeringsarts B&B bij de beoordeling van de duurzaamheid volgens eiser niet uitgegaan van een concrete, individuele verwachting van de belastbaarheid. Er is ten onrechte slechts gerefereerd aan behandelingen voorafgaand aan 21 september 2020. De gestelde verbetering van de kwaliteit van het leven is volgens eiser in deze niet relevant. De verzekeringsarts B&B heeft niet inzichtelijk gemaakt welke verbetering van de belastbaarheid wordt verwacht na de geplande operatie. Algemene, niet op de zaak van eiser toegespitste verwachtingen van de belastbaarheid zijn niet toereikend. De actuele gezondheidssituatie per 21 september 2020 is ten onrechte niet bij de beoordeling betrokken. Volgens eiser heeft de eerste operatie en het plaatsen van de stoma niet geleid tot een verbetering, waarbij hij verwijst naar informatie van de bedrijfsarts, reumatoloog en het rapport van de primaire verzekeringsarts.
7. In zijn brief van 21 maart 2023 stelt eiser nog dat hij meer klachten heeft, dan alleen de darmklachten. Hij verwijst naar zijn gewrichtsklachten, slijtage, artrose van de lage rug, polsen en voeten, zijn rugklachten, psychische klachten en duizeligheid, waarover hij opmerkt dat de duizeligheid ook aanwezig is sinds hij geen prednison meer gebruikt. Tot slot heeft hij slaapproblemen. Deze klachten zijn volgens eiser in onderlinge samenhang bezien duurzaam. Aan eiser is per 4 januari 2022 om deze reden ook een IVA-uitkering toegekend. De bedrijfsarts heeft geconcludeerd dat het twijfelachtig is of er herstel tot enige arbeidsmogelijkheid zal zijn. Verder plaatst eiser een kanttekening bij het dagverhaal zoals opgenomen in het rapport van de verzekeringsarts B&B van 24 januari 2023, namelijk dat hij op een dag meerdere rustmomenten heeft en ook dat hij na een activiteit niet meer toekomt aan iets anders. Eiser stelt meer beperkingen te hebben, namelijk voor zitten, concentreren en de duurbelastbaarheid. De FML van 24 januari 2023 vormt volgens hem geen juiste weergave, waardoor de geduide functies ook niet geschikt zijn.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 21 september 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
10. Om in aanmerking te komen voor een IVA-uitkering moet vast komen te staan dat eiser volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt, wanneer diegene als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Op grond van het derde lid van dit artikel wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
11. Indien herstel niet uitgesloten is, dient de verzekeringsarts te beoordelen of er sprake is van een meer dan geringe kans op herstel op lange termijn. Als dit niet het geval is, dan is er alsnog sprake van duurzaamheid. Volgens vaste rechtspraak van de Raad [1] moet deze beoordeling van de herstelkansen in het eerste jaar en later worden gedaan aan de hand van een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden. Indien herstel afhankelijk is van een (ingezette) medische behandeling, moet de verzekeringsarts onderbouwen wat het resultaat daarvan specifiek voor eiser betekent. Als de verzekeringsarts aanneemt dat er in het eerste jaar een geringe kans op herstel is, maar in de jaren daarna een meer dan geringe kans, dient hij dat concreet en toereikend te onderbouwen.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
12. Allereerst zal de rechtbank beoordelen of het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, namelijk de afwezigheid van een spreekuurcontact met een verzekeringsarts, hersteld is. De rechtbank maakt uit het rapport (van 24 januari 2023) van de verzekeringsarts B&B op dat eiser is gezien en onderzocht tijdens een spreekuur. De rechtbank acht het gebrek hiermee hersteld.
13. De rechtbank ziet geen aanleiding om het medisch onderzoek na herstel onzorgvuldig te achten. De verzekeringsarts B&B heeft het dossier en bezwaar van eiser bestudeerd, heeft eiser gezien en onderzocht op een spreekuur en heeft informatie opgevraagd bij de behandelend reumatoloog. Daarnaast is informatie betrokken van chirurg [naam chirurg 2] , uroloog [naam uroloog] en gegevens over eisers medicatie. Zij heeft verder kennis genomen van de bekende klachten, namelijk darmklachten, duizeligheidsklachten, psychische klachten, rug- en gewrichtsklachten, artrose en slaapproblemen, en heeft deze kenbaar meegewogen in de beoordeling. Ten aanzien van de informatie van chirurg [naam chirurg 1] heeft ze in het rapport van 25 maart 2022 overwogen dat deze per abuis niet mee is genomen, maar dat de informatie bekend was gezien de brief van chirurg [naam chirurg 2] . Anders dan eiser stelt heeft de verzekeringsarts B&B naar het oordeel van de rechtbank wel voldoende rekening gehouden met al zijn klachten en de actuele gezondheidssituatie van eiser per 21 september 2020. De informatie waar eiser naar verwijst, namelijk van de bedrijfsarts, reumatoloog en het rapport van de primaire verzekeringsarts heeft de verzekeringsarts B&B kenbaar meegenomen in haar beoordeling.
De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
De medische beoordeling van de duurzaamheid
14. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts B&B voldoende heeft gemotiveerd waarom de volledige arbeidsongeschiktheid van eiser op 21 september 2020 niet duurzaam was. De verzekeringsarts B&B heeft in het rapport van 1 juni 2021 toegelicht dat er een behandelmogelijkheid is voor de darmklachten, namelijk een (tweede) operatie waarbij resterende ontstoken delen van de darm zullen worden verwijderd. Deze ingreep zal leiden tot vermindering van de klachten. Ook zal dit een positief effect hebben op de gewrichtsklachten. Er blijken geen aanwijzingen voor een inflammatoire reumatologische diagnose of erosieve gewrichtsafwijkingen. De chronische gewrichtsklachten worden geduid in het kader van de darmaandoening, met daarbij artrose. Verder wordt ook verbetering van de slaapproblemen verwacht, nu deze in stand worden gehouden door pijnklachten. Bij vermindering van de pijnklachten is cognitieve therapie mogelijk om de slaapproblemen te verbeteren. De verzekeringsarts B&B heeft op 24 januari 2023 een FML opgesteld met daarin de duurzame beperkingen. In het rapport van dezelfde datum heeft ze toegelicht duurzame beperkingen aan te nemen voor de stoma en de rug- en gewrichtsklachten. De overige door eiser genoemde klachten leiden volgens de verzekeringsarts B&B niet tot duurzame beperkingen. De verzekeringsarts B&B heeft dat in haar rapport van 24 januari 2023 nader toegelicht.
15. In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de motivering van de verzekeringsarts B&B. Het is de rechtbank niet gebleken dat de verzekeringsarts B&B het Beoordelingskader voor de duurzaamheid (beoordelingskader) op onjuiste wijze dan wel onvolledig heeft toegepast. De rechtbank zal dit hierna uitleggen.
16. De rechtbank kan de verzekeringsarts B&B volgen in haar toelichting dat de geplande tweede operatie naar verwachting zou (kunnen) leiden tot een vermindering van eisers darmklachten, aangezien resterende ontstekingen in de darm zullen worden verwijderd. Ook heeft de verzekeringsarts B&B voldoende gemotiveerd dat de andere klachten van eiser, namelijk de gewrichtsklachten en slaapproblemen in stand worden gehouden door de darmproblematiek, wat eiser niet heeft betwist, en dat deze klachten ook zullen afnemen als de darmproblematiek verbetert. De stelling van eiser dat IBD een chronische aandoening is, die niet te genezen is, maakt dat voor de rechtbank niet anders. De rechtbank overweegt daartoe dat het bij de beoordeling van de duurzaamheid gaat om de verwachte verbetering in de belastbaarheid. Het gegeven dat IBD chronisch is, betekent niet zonder meer dat er geen verbetering van de belastbaarheid te verwachten valt na een behandeling. Het gaat er immers om dat de klachten en beperkingen van eiser dermate afnemen dat hij weer belastbaar is. Daarvoor is het niet nodig dat de ziekte, klachten en beperkingen van eiser volledig verdwijnen.
17. Dat de tweede operatie mogelijk niet in het eerste jaar na 21 september 2020 heeft kunnen plaatsvinden is voor de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de beoordeling. De rechtbank begrijpt de toelichting van de verzekeringsarts B&B zo dat er verbetering van de belastbaarheid is te verwachten na het plaatsvinden van de tweede operatie. Dat de operatie en bijbehorend herstel mogelijk om wat voor reden dan ook later dan een jaar na 21 september 2020 plaatsvinden, doet niet af aan de verwachtte effecten voor de belastbaarheid van eiser. De verzekeringsarts B&B heeft weliswaar aangegeven dat de verwachting is dat de verbetering binnen een jaar zich voor zal doen, maar dit betekent niet dat als de operatie niet binnen een jaar plaatsvindt, maar daarna, dat dan niet alsnog verbetering van de belastbaarheid is te verwachten.
18. De stelling van eiser dat het UWV een FML met de duurzame beperkingen op had moeten stellen zal de rechtbank niet verder bespreken, nu de verzekeringsarts B&B op 24 januari 2023 zo’n FML heeft opgesteld. Met deze FML heeft de verzekeringsarts B&B voldoende gemotiveerd wat het effect is van de verwachte verbetering van de klachten voor de belastbaarheid. Anders dan eiser stelt, acht de rechtbank dit wel voldoende toegespitst op de individuele situatie van eiser.
19. De stelling van eiser dat er onvoldoende duurzame beperkingen zijn aangenomen in de FML kan de rechtbank niet volgen. De rechtbank merkt hierbij op dat het gaat om beperkingen die per 21 september 2020 als duurzaam konden worden aangemerkt. De rechtbank heeft in het voorgaande geconcludeerd dat de verzekeringsarts B&B voldoende heeft gemotiveerd dat de klachten en beperkingen ten aanzien van de darmen, de gewrichten en de slaapproblemen op 21 september 2020 (voor een deel) niet duurzaam konden worden geacht. In dit kader kan er geen rekening gehouden worden met een conclusie achteraf of een behandeling wel of niet het verwachtte effect feitelijk heeft gerealiseerd. Dat eiser per 4 januari 2022 alsnog een IVA-uitkering toegekend heeft gekregen, is dan ook niet relevant bij onderhavige beoordeling. Voor de overige klachten waren volgens de verzekeringsarts B&B evenmin duurzame beperkingen aan te nemen. De duizeligheidsklachten waren blijkens de medisch specialistische informatie het gevolg van prednisongebruik en bij staking van dit gebruik zouden de bijwerkingen verdwijnen. Er was blijkbaar ook geen noodzaak om deze klachten nader te onderzoeken en uit bloedonderzoek bleken geen bijzonderheden. Ook zijn geen duurzame beperkingen aan de orde in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren. Eiser heeft geen behandeling meer voor psychische problematiek en niet is gebleken van concentratieproblemen. Tot slot is er volgens de verzekeringsarts B&B geen reden om een urenbeperking aan te nemen omdat eiser niet voldoet aan de criteria daarvoor in de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid. Hoewel er sprake is van een stoornis in de energiehuishouding, kan wanneer rekening wordt gehouden met de overige beperkingen en voorwaarden in arbeid worden voorzien in lage energetische belasting. Ook is er geen grond om aan te nemen dat sprake is van een urenbeperking omwille van beschikbaarheid of preventie. Ten aanzien van het gebruik van braces merkt de rechtbank op dat de verzekeringsarts B&B eiser beperkt heeft geacht voor zware fysieke arbeid, gelet op het eigen onderzoek en de bevindingen van de reumatoloog rond 21 september 2020. Ook was de verzekeringsarts B&B bekend met het gebruik van de braces. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B – ondanks wat eiser daartegen in heeft gebracht – genoegzaam heeft gemotiveerd welke beperkingen per 21 september 2020 als duurzaam moeten worden aangemerkt. Eiser heeft zijn stelling dat er meer/forsere duurzame beperkingen hadden moeten gelden ook niet nader onderbouwd met (nieuwe) medische stukken. Alle beschikbare medisch specialistische informatie is door de verzekeringsarts B&B ook kenbaar bij deze motivering betrokken. Gelet hierop ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de beoordeling van de verzekeringsarts B&B.
20. Gelet op wat hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit. Er is geen reden om aan te nemen dat de FML van 24 januari 2023 onjuist is.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
21. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 24 januari 2023 functies gezocht die eiser in theorie nog kan uitvoeren met de duurzame beperkingen. Dat heeft drie functies (en een reservefunctie) opgeleverd.
Het gaat om:
- ( sbc-code 315132) Archiefmedewerker;
- ( sbc-code 315133) Administratief medewerker;
- ( sbc-code 315100) Administratief ondersteunend medewerker.
De reservefunctie is (sbc-code 264122) Machinaal metaalbewerker.
22. De arbeidsdeskundige B&B heeft in haar rapport voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. De
rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen. Eiser heeft verder ook geen arbeidskundige gronden naar voren gebracht.
23. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser met de middelste van de drie geduide functies 57,21% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij met de duurzame beperkingen voor 42,79% arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat eisers volledige arbeidsongeschiktheid per 21 september 2020 terecht niet is aangemerkt als duurzaam.

Conclusie en gevolgen

24. Het UWV heeft terecht besloten dat eiser per 21 september 2020 niet in aanmerking komt voor een IVA-uitkering, omdat er per die datum geen sprake is van volledige én duurzame arbeidsongeschiktheid.
25. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat het UWV in zijn reactie op de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
26. De rechtbank bepaalt dat het UWV aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
27. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand van op € 2.092,50,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na tussenuitspraak, waarde per punt € 837,- bij wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2092,50,-.
Deze uitspraak is gedaan op 6 april 2023 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
Rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie (bijvoorbeeld) uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, van 22 augustus 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:2598).