ECLI:NL:RBZWB:2023:2333

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
10258152 CV EXPL 22-4791 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Sierkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige contributie door sportvereniging

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Club Pellikaan Goirle B.V. (hierna: Pellikaan) en een gedaagde, die in persoon procedeerde. Pellikaan vorderde betaling van € 472,39 aan achterstallige contributie, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst voor lidmaatschap van de sportfaciliteiten van Pellikaan, die op 15 januari 2020 tot stand was gekomen. De gedaagde had de contributie over de maanden september 2020 tot en met maart 2021 niet betaald, ondanks herhaalde verzoeken en sommaties van Pellikaan.

De gedaagde voerde verweer aan, waarbij hij betwistte dat hij de extra kosten moest betalen, en stelde dat er slordigheden in het contract stonden. De kantonrechter overwoog dat de gedaagde niet had weersproken dat hij lid was geweest en dat de handtekening op de overeenkomst van hem was. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde verantwoordelijk was voor het tijdig betalen van de contributie en dat het verweer van de gedaagde niet opging. De gevorderde hoofdsom van € 420,- werd toegewezen, evenals de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten.

De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde op de hoogte was van de betalingsachterstand en dat hij de gelegenheid had gekregen om de achterstand te voldoen via een betalingsregeling. De proceskosten werden ook aan de gedaagde opgelegd. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de veroordelingen onmiddellijk uitgevoerd moesten worden, ook als er hoger beroep werd ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
Zaaknummer 10258152 CV EXPL 22-4791
vonnis van 5 april 2023
in de zaak van
Club Pellikaan Goirle B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Goirle ,
eiseres,
hierna te noemen: Pellikaan,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V. te Tilburg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonadres] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de akte van Pellikaan, met één productie;
- de akte van [gedaagde] , met producties.
Hierna is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Pellikaan vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 472,39, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
[gedaagde] voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna (in De beoordeling), voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Pellikaan legt – samengevat – de volgende stellingen aan haar vordering ten grondslag. Tussen Pellikaan en [gedaagde] is op 15 januari 2020 in de sportschool van Pellikaan een overeenkomst tot stand gekomen, inhoudende het lidmaatschap om gebruik te maken van de sportfaciliteiten van Pellikaan, tegen een contributie van € 60,- per maand. [gedaagde] heeft een doorlopende machtiging afgegeven ter voldoening van de contributie. [gedaagde] heeft, ondanks herhaalde verzoeken van Pellikaan en sommaties van haar gemachtigde daartoe, de contributie over de maanden september 2020 tot en met maart 2021 onbetaald gelaten. Pellikaan heeft hierdoor van [gedaagde] te vorderen een bedrag van € 420,-, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
[gedaagde] voert – kort en zakelijk weergegeven – ter motivering van zijn verweer het volgende aan. [gedaagde] betwist niet dat hij lid is geweest bij Pellikaan maar hij verzet zich tegen alle extra kosten. Het contract is op vertoon van de ID kaart van [gedaagde] door een (of meer) medewerker(s) van Pellikaan opgemaakt, evenals het automatische incasso formulier. Daarbij zijn echter niet alle gegevens correct ingevuld. Zo is als naam [naam] in plaats van [gedaagde] ingevuld. Als gevolg daarvan is de automatische incasso kennelijk mislukt. [gedaagde] heeft hierover niets vernomen van Pellikaan, zodat hem de mogelijkheid is ontnomen om het met Pellikaan op te lossen.
3.3.
De kantonrechter overweegt hierover het volgende.
3.4.
Als niet, althans onweersproken, staat vast dat [gedaagde] met Pellikaan een overeenkomst heeft gesloten, inhoudende het lidmaatschap om gebruik te maken van de sportfaciliteiten van Pellikaan, tegen een contributie van € 60,- per maand. [gedaagde] heeft weliswaar aangevoerd dat er slordigheden in het contract staan, omdat het contract op naam van [naam] is gesteld, terwijl dit [gedaagde] had moeten zijn, maar [gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord niet weersproken dat hij lid is geweest bij Pellikaan en dat de handtekening op de bij dagvaarding overgelegde overeenkomst van hem is. Evenmin heeft [gedaagde] weersproken dat hij de contributie over de periode van maart 2020 tot september 2020 geheel en tijdig heeft betaald. Bovendien heeft [gedaagde] niet betwist dat op zijn verzoek met de gemachtigde van Pellikaan een betalingsregeling tot stand is gekomen, ter aflossing van de achterstand waarvan Pellikaan in deze procedure betaling vordert. Die betalingsregeling is hem bij brief van 2 mei 2022 (productie 4 bij dagvaarding) bevestigd. Voor zover [gedaagde] in zijn akte in twijfel heeft getrokken of de handtekening op de overeenkomst van hem afkomstig is, kan dit, in het licht van het voorgaande niet tot het oordeel leiden dat er geen overeenkomst tussen partijen heeft bestaan.
3.5.
Voor zover [gedaagde] in zijn akte nog heeft aangevoerd dat hij de abonnementskosten niet hoeft te betalen omdat hij vanwege de Covid-19 maatregelen geen toegang had tot de faciliteiten van Pellikaan, wordt daaraan voorbij gegaan.
heeft dit verweer pas bij zijn akte gevoerd. [gedaagde] had dat verweer, wat daar overigens ook nog van zij, al bij conclusie van antwoord moeten aanvoeren. De kantonrechter verwijst daarvoor naar artikel 128 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarin het zogenaamde “concentratie van verweer” als vereiste is opgenomen.
3.6.
Om die reden zal de gevorderde hoofdsom van € 420,- – tegen de hoogte waarvan [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd – worden toegewezen.
3.7.
Nu vaststaat dat [gedaagde] de contributie niet tijdig heeft betaald, is de gevorderde wettelijke rente – waartegen [gedaagde] geen afzonderlijk verweer heeft gevoerd – over de hoofdsom ook toewijsbaar.
3.8.
Vervolgens dient dan nog beoordeeld te worden of [gedaagde] ook de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten moet betalen. [gedaagde] stelt dat dit niet het geval is omdat het feit dat de contributie over de periode van september 2020 tot en met maart 2021 niet is betaald, te wijten is aan de door Pellikaan onjuist ingevulde incassomachtiging. Daarnaast – zo begrijpt de kantonrechter het verweer van [gedaagde] – stelt [gedaagde] dat hij zonder nadere berichtgeving door Pellikaan is gedagvaard, omdat hij niet op de hoogte is gesteld van de betalingsachterstand.
3.8.1.
De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in zijn verweer. Daargelaten of de incasso van de contributie over de periode van september 2020 tot en met maart 2021 te wijten is aan een door Pellikaan onjuist ingevuld incassoformulier, is het de verantwoordelijkheid van [gedaagde] zelf dat zijn betaling kan worden geïncasseerd en als dat niet lukt, moet hij langs een andere weg aan zijn verplichting voldoen.
3.9.
Met betrekking tot de door Pellikaan gevorderde vergoeding voor buitengerech-telijke incassokosten geldt het volgende. Bij conclusie van antwoord heeft [gedaagde] – in algemene zin – de ontvangst van brieven en aanmaningen betwist. Pellikaan heeft echter, onbetwist, gesteld dat [gedaagde] heeft verzocht om een betalingsregeling naar aanleiding van de bij de dagvaarding gevoegde brieven, waaronder de zogenaamde veertien-dagenbrief van 22 december 2020. Pellikaan heeft gemotiveerd gesteld dat zij die veertien-dagenbrief heeft verzonden aan het juiste adres op dat moment en dat zij er daarom van uit mag gaan dat de veertiendagenbrief [gedaagde] heeft bereikt. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat [gedaagde] die brief heeft ontvangen. Dat oordeel vindt ook steun in de door [gedaagde]
onweersproken stelling in de dagvaarding dat [gedaagde] na afloop van de
14 dagentermijn een bedrag van € 27,29 aan de gemachtigde van Pellikaan heeft voldaan. De hoogte van de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten – zijnde een bedrag van € 63,00 – komt overeen met de daarvoor vastgestelde tarieven, zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
3.10.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom (incl. verschenen wettelijke rente)
436,68
- buitengerechtelijke incassokosten
63,00
+
totaal
499,68
- betalingen
27,29
-/-
Totaal
472,39
3.11.
Met wat in punt 3.10 van dit vonnis is overwogen staat tevens vast dat
[gedaagde] voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding op de hoogte was van de vordering van Pellikaan, zodat niet geoordeeld kan worden dat hij zonder nadere berichtgeving door Pellikaan is gedagvaard. [gedaagde] is immers de gelegenheid geboden om de achterstand door middel van een betalingsregeling te voldoen om daardoor een procedure te voorkomen. Vast staat dat [gedaagde] van die gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt. Gelet daarop dient [gedaagde] ook de proceskosten van Pellikaan te betalen. Die kosten worden tot aan dit vonnis als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
107,22
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
120,00
(1,5 punten × € 80,00)
Totaal
355,22

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Pellikaan een bedrag te betalen van € 472,39, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 420,00, met ingang van 14 december 2022 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van Pellikaan, tot dit vonnis vastgesteld op € 355,22;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad*;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sierkstra en is in het openbaar uitgesproken op 5 april 2023.
* Het vonnis is ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat de veroordelingen in dit vonnis uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan tegen dit vonnis.