ECLI:NL:RBZWB:2023:2335

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
10102285 CV EXPL 22-2809 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Thielen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestand van overeenkomst en aanvaarding in civiel recht met betrekking tot advertentieplaatsing

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de vraag aan de orde of er tussen eiser en gedaagden een overeenkomst tot stand is gekomen voor het plaatsen van een advertentie op een website. Eiser, vertegenwoordigd door LAVG Gerechtsdeurwaarders, vordert betaling van een bedrag van € 250,82, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, omdat gedaagden in gebreke zijn gebleven met de betaling van een eerder verzonden factuur van € 181,50. De procedure begon met een dagvaarding op 9 september 2022, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek.

De feiten van de zaak tonen aan dat eiser op 7 juli 2021 een opdrachtbevestiging en conceptadvertentie per e-mail naar gedaagden heeft gestuurd. Gedaagden reageerden met een korte bevestiging "oke", wat eiser redelijkerwijs mocht opvatten als aanvaarding van het aanbod. Eiser heeft vervolgens een factuur gestuurd, die door gedaagden onbetaald is gelaten. Gedaagden betwisten echter dat er een overeenkomst tot stand is gekomen, omdat zij nergens voor hebben getekend en stellen dat de opdrachtbevestiging niet wijst op een overeenkomst.

De kantonrechter overweegt dat een overeenkomst tot stand komt door aanbod en aanvaarding, zoals vastgelegd in artikel 6:217 lid 1 BW. De rechter concludeert dat gedaagden door hun reactie op de e-mail van eiser en het niet weerspreken van de opdrachtbevestiging, redelijkerwijs hebben moeten begrijpen dat er een overeenkomst was gesloten. De rechter wijst de vordering van eiser toe en veroordeelt gedaagden tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 5 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10102285 \ CV EXPL 22-2809
Vonnis van 5 april 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders te Groningen,
tegen
1.
DE VENNOOTSCHAP ONDER FIRMA [gedaagde sub 1],
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats 1] ,
2.
[gedaagde sub 2], vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te [plaats 2] ,
3.
[gedaagde sub 3], vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te [plaats 3] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
vertegenwoordigd door gedaagden sub 2 en 3.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding 9 september 2022 met producties;
- de conclusie van antwoord met productie;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
In juli 2021 hebben partijen telefonisch contact gehad over het plaatsen van een advertentie op de [website]
2.2
Bij e-mailbericht d.d. 7 juli 2021 heeft [eiser] aan [gedaagden] een conceptadvertentie en opdrachtbevestiging toegezonden. De tekst in de e-mail luidt:
“Hier de bijlagen per mail.Ik zie het zo wel weer retour.”
De tekst in de bijgevoegde opdrachtbevestiging vermeldt onder meer:
“Onder dankzegging bevestigen wij uw opdracht voor de naamsvermelding op [website] . Wij zullen uw vermelding met de grootst mogelijke zorg en accuratesse plaatsen.”
2.3
Op 8 juli 2021 reageert (een medewerker van) [gedaagden] op hiervoor genoemde e-mail van [eiser] met
“oke”.
2.4
Op 13 juli 2021 stuurt [eiser] een e-mail terug naar (de medewerker van) [gedaagden] met daarin de volgende tekst:
“Dank voor uw mail.
U gaf aan dat het akkoord is, wij gaan nu alles verwerken.Hier voor de volledigheid de afspraken ter bevestiging:Uw bedrijfsnaam: [bedrijfsgegevens 2]Opdrachtgever: Mevr. [naam]Opdrachtnr.: [opdrachtnummer]Vermelding op: [website]Prijs: € 150,- excl btw.”
2.5
[eiser] heeft een factuur d.d. 26 juli 2021 ter hoogte van € 181,50 inclusief btw toegezonden aan [gedaagden] Deze factuur is door [gedaagden] onbetaald getalen.

3.Het geschil

3.1
[eiser] vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] te veroordelen tot betaling van € 250,82, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
6 september 2022 over € 181,50 met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
3.2
Zij legt aan haar vordering ten grondslag dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen die kort gezegd behelst dat voor een periode van 12 maanden een advertentie van [gedaagden] zou worden geplaatst op de [website] tegen betaling door [gedaagden] van € 181,50 inclusief btw. [gedaagden] is in gebreke gebleven met de betaling van het door haar verschuldigde bedrag. Aangezien [gedaagden] door de tekortkoming in de nakoming van haar betalingsverplichting in verzuim is geraakt, vordert [eiser] de wettelijke (handels)rente, welke berekend tot 6 september 2022 € 29,32 bedraagt. Daarnaast vordert zij de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 40,00.
3.3
[gedaagden] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering. Zij betwist dat er een overeenkomst tot stand is gekomen.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
In geschil is de vraag of tussen partijen een overeenkomst is gesloten. Volgens [eiser] is mondeling (telefonisch) een overeenkomst tot stand gekomen, die zij schriftelijk heeft bevestigd. Volgens [gedaagden] is geen overeenkomst gesloten omdat zij nergens voor heeft getekend. Daarnaast stelt zij dat de opdrachtbevestiging niet wijst op het tot stand komen van een overeenkomst.
4.2
Overwogen wordt dat een overeenkomst tot stand komt door aanbod en aanvaarding daarvan (artikel 6:217 lid 1 BW). Of van een aanvaarding sprake is, hangt af van wat partijen hebben verklaard en wat zij uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en mochten afleiden. Daarbij geldt dat een overeenkomst mondeling kan worden gesloten en dat voor het ontstaan van een overeenkomst geen handtekening van [gedaagden] vereist is. [eiser] heeft op 7 juli 2021 per e-mail een opdrachtbevestiging en een conceptadvertentie naar [gedaagden] verzonden. Indien [gedaagden] van mening was dat er geen overeenkomst was gesloten, had het op haar weg gelegen op die opdrachtbevestiging te reageren en het bestaan van de overeenkomst te weerspreken in plaats van te antwoorden met
“oke”. Dit heeft zij klaarblijkelijk niet gedaan. Evenmin heeft zij gereageerd op de e-mail van 13 juli 2021 waarin [eiser] schrijft: “
U gaf aan dat het akkoord is, wij gaan nu alles verwerken”.Gezien deze gedragingen van [gedaagden] heeft [eiser] redelijkerwijs mogen afleiden dat sprake was van een aanvaarding van haar aanbod, zodat een overeenkomst tot stand is gekomen. Dat [gedaagden] aan [eiser] telefonisch duidelijk heeft gemaakt dat er volgens haar geen overeenkomst tot stand is gekomen is, gelet op de betwisting door [eiser] , niet vast komen te staan. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat is overeengekomen dat [eiser] een advertentie zou plaatsen voor het gevorderde bedrag van € 181,50.
4.3
Het voorgaande leidt ertoe dat de gevorderde hoofdsom van € 181,50 zal worden toegewezen. Dit bedrag is te vermeerderen met de (niet weersproken) wettelijke handelsrente, welke berekend tot 6 september 2022 € 29,32 bedraagt.
4.4
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.5
[gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [eiser] worden tot dusver begroot op:
- griffierecht € 86,00
- explootkosten € 108,41
- salaris gemachtigde
€ 160,00 (twee punten à € 80,00)
€ 354,41
4.6
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 250,82, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 181,50 vanaf 6 september 2022 tot de dag van volledige betaling;
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] begroot op € 354,41;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Thielen en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.