Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.[gedaagde sub 1] ,
2.
[gedaagde sub 2],
3.
PROFTRAFFIC BV,
4.
MM HOLDING BV,
1.De procedure
- de akte van ING;
- de akte van [gedaagde sub 1] , Proftraffic en MM Holding;
- de akte van [gedaagde sub 2] ;
2.De verdere beoordeling
randnummer 11 en 12 en productie 2 bij de conclusie van antwoord [gedaagde sub 1]”. De rechtbank begrijpt dat [gedaagde sub 2] in plaats van “
[gedaagde sub 1]” “
[gedaagde sub 2]” bedoeld moet hebben en zal dit ook zo aanpassen. De rechtbank heeft echter wel bezwaar tegen de voorgestelde tweede aanvullende vraag van [gedaagde sub 2] . Nog afgezien van het feit dat de eerste twee zinnen opmerkingen zijn in plaats van vragen, heeft [gedaagde sub 2] het belang van deze vraag onvoldoende onderbouwd in het licht van de al door de rechtbank voorgestelde vragen. De rechtbank acht het daarom niet zinvol deze aanvulling over te nemen.
overzicht rekening-courant [gedaagde sub 1]” (akte overleggen producties [gedaagde sub 1] , Proftraffic en MM Holding, productie 5 – hierna: productie 5)?
3.De beslissing
woensdag 19 april 2023om beide partijen in de gelegenheid te stellen een akte in te dienen waarin zij zich uitlaten over de persoon van de deskundige en de omvang van het te storten voorschot;