ECLI:NL:RBZWB:2023:2346

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
C/02/389599 / HA ZA 21-532
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • I. Peeters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake deskundigenbericht en hoogte voorschot in civiele procedure

In deze civiele procedure, aangespannen door ING Bank NV tegen meerdere gedaagden, heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 april 2023 een tussenvonnis uitgesproken. De zaak betreft een verzoek om deskundigenbericht en de hoogte van het voorschot dat door de gedaagden moet worden betaald. De rechtbank heeft eerder, op 4 januari 2023, een tussenvonnis gewezen waarin partijen de gelegenheid kregen om zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundige en de bijbehorende vragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er behoefte is aan deskundige voorlichting van een accountant over de hoogte van de verpande rekening-courantverhouding waar ING zich op beroept.

De rechtbank heeft de gedaagden, waaronder [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2], Proftraffic BV en MM Holding, gezamenlijk aangeduid als 'gedaagden', de gelegenheid gegeven om hun standpunten in te brengen. De rechtbank heeft echter bepaald dat alle argumenten die niet direct betrekking hebben op de benoeming van de deskundige of de hoogte van het voorschot buiten beschouwing zullen worden gelaten. De rechtbank heeft ook het verzoek van ING om een deelvonnis te doen over een deel van haar vordering afgewezen, evenals het verzoek van de gedaagden om tussentijds hoger beroep tegen het tussenvonnis.

De rechtbank heeft voorgesteld om één registeraccountant te benoemen als deskundige, die geen banden heeft met de partijen en beschikbaar is voor het onderzoek. De hoogte van het voorschot is vastgesteld op € 9.982,50 inclusief BTW, met een uurtarief van € 375,00 exclusief BTW. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen, zodat partijen zich kunnen uitlaten over de benoeming van de deskundige en de hoogte van het voorschot. De verdere beslissing is aangehouden tot een later moment.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/389599 / HA ZA 21-532
Vonnis van 5 april 2023
in de zaak van
ING BANK NV,
te Amsterdam,
eisende partij,
advocaat: mr. J. Meuleman te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

te [plaats ] ,
advocaat: mr. A. Oomen te Roosendaal,
2.
[gedaagde sub 2],
te [plaats ] ,
advocaat: mr. V.G.G. Veldhuis te Breda,
3.
PROFTRAFFIC BV,
te Oud Gastel,
advocaat: mr. A. Oomen te Roosendaal,
4.
MM HOLDING BV,
te Oud Gastel,
advocaat: mr. A. Oomen te Roosendaal,
gedaagde partijen,
Partijen zullen hierna ING, [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , Proftraffic en MM Holding genoemd worden. Gedaagden worden gezamenlijk [gedaagden] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 januari 2023;
- de akte van ING;
- de akte van [gedaagde sub 1] , Proftraffic en MM Holding;
- de akte van [gedaagde sub 2] ;
- de brief van [gedaagde sub 2] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij vonnis van 4 januari 2023 (hierna: het tussenvonnis) heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n), de aan de deskundig(en) voor te leggen vragen en welke partij het voorschot op de kosten van de deskundig(en) moet betalen.
2.2.
Partijen hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt. [gedaagde sub 2] heeft betoogd dat ING met haar akte buiten de omvang van de opdracht van de rechtbank is getreden en heeft de rechtbank daarom verzocht om het deel dat geen betrekking heeft op het deskundigenonderzoek buiten beschouwing te laten.
2.3.
De rechtbank stelt voorop dat in het tussenvonnis is bepaald dat partijen zich slechts mochten uitlaten over wat is overwogen in rechtsoverweging 2.7. tot en met 2.9. Oftewel, over de wenselijkheid van een deskundige, wat voor deskundige, welke vragen en ten laste van welke partij het voorschot komt. Dit betekent dat alles wat partijen in hun aktes hebben vermeld dat niet over één van die onderwerpen gaat, buiten beschouwing zal worden gelaten. De rechtbank wenst onnodige vertraging en fragmentatie van de zaak zo veel mogelijk tegen te gaan. Dit is dan ook de reden waarom zowel het verzoek van ING om bij deelvonnis einduitspraak te doen over een deel van haar vordering, als het verzoek van [gedaagde sub 1] , Proftraffic en MM Holding tot het openstellen van tussentijds hoger beroep tegen het tussenvonnis, zal worden afgewezen.
Wenselijkheid deskundige
2.4.
Wat ING in haar akte heeft aangevoerd doet niet af aan de behoefte van de rechtbank aan deskundige voorlichting van een accountant ten aanzien van de hoogte van de verpande rekening-courantverhouding waar ING zich op beroept en verwijst hierbij naar wat is overwogen in rechtsoverweging 2.6. en 2.7. van het tussenvonnis.
2.5.
De stelling van [gedaagde sub 1] , Proftraffic en MM Holding dat aan de omvang van de rekening-courantverhoudingen niet wordt toegekomen vanwege de toepasselijkheid van artikel 7:869 BW (omslag over medeborgen), wordt door de rechtbank verworpen. Hierop is door de rechtbank al beslist in het vonnis van 4 januari 2023 en de rechtbank ziet geen aanleiding daar op terug te komen.
Persoon van de deskundige
2.6.
De rechtbank is gelet op de aktes van partijen van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige en dat dit een registeraccountant moet zijn die is ingeschreven in het accountantsregister van de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA).
2.7.
De rechtbank stelt voor de volgende deskundige te benoemen:
[deskundige]
[correspondentieadres] ,
[bezoekadres] ,
[telefoonnummer] ,
[e-mailadres] .
2.8.
De heer [deskundige] heeft vaker als registeraccountant opgetreden in rechtszaken. Hij heeft zich bereid en beschikbaar verklaard om het onderzoek te verrichten en hij heeft verklaard dat hij geen banden met één van de partijen heeft en ook niet uit de regio van [plaats ] komt.
Vraagstelling
2.9.
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen de door ING voorgestelde aanvullende vragen voor de deskundige en zal die daarom opnemen in de vraagstelling.
2.10.
De eerste door [gedaagde sub 2] voorgestelde aanvullende vraag zal ook - zij het met een neutralere vraagstelling en een kleine wijziging - worden opgenomen in de vraagstelling. Ten aanzien van de kleine wijziging: [gedaagde sub 2] heeft in de vraag opgenomen “
randnummer 11 en 12 en productie 2 bij de conclusie van antwoord [gedaagde sub 1]”. De rechtbank begrijpt dat [gedaagde sub 2] in plaats van “
[gedaagde sub 1]” “
[gedaagde sub 2]” bedoeld moet hebben en zal dit ook zo aanpassen. De rechtbank heeft echter wel bezwaar tegen de voorgestelde tweede aanvullende vraag van [gedaagde sub 2] . Nog afgezien van het feit dat de eerste twee zinnen opmerkingen zijn in plaats van vragen, heeft [gedaagde sub 2] het belang van deze vraag onvoldoende onderbouwd in het licht van de al door de rechtbank voorgestelde vragen. De rechtbank acht het daarom niet zinvol deze aanvulling over te nemen.
2.11.
De rechtbank kan de reactie van [gedaagde sub 1] op de door de rechtbank voorgestelde eerste en tweede vraag niet volgen. [gedaagde sub 1] , Proftraffic en MM Holding hebben zelf als productie 5 een overzicht van [naam] overgelegd waarin kosten staan die [gedaagde sub 1] betaald zou hebben vanaf 2012 en die geleid hebben tot de door [naam] vastgestelde rekening-courantverhoudingen vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 december 2018. Het deskundigenbericht wordt nu juist gelast omdat [gedaagde sub 1] zich vlak voor de mondelinge behandeling op – onder andere – dat afwijkende stuk heeft beroepen, waardoor het voor de rechtbank volstrekt onduidelijk is wat de werkelijke situatie met betrekking tot de rekening-courantverhoudingen is. Hiermee is ook direct de relevantie voor de tweede vraag gegeven. Ook het bezwaar van [gedaagde sub 1] , Proftraffic en MM Holding ten aanzien van de vierde vraag wordt gepasseerd. Het is bij uitstek aan de deskundige zelf om te beoordelen wat hij daar gelet op zijn deskundigheid wel of niet over kan zeggen.
2.12.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank de navolgende vragen aan de deskundige voorlegt:
Wat is de omvang van de rekening-courantverhoudingen tussen [gedaagde sub 1] en MM Holding en [gedaagde sub 2] en MM Holding over de jaren vanaf 2012 tot en met 2018?
Hoe kijkt u aan tegen de concept-jaarrekening van MM Holding over 2016 van Kubus en de concept-jaarrekeningen van MM Holding over 2016, 2017 en 2018 van [naam] ?
Wat is uw visie over het “
overzicht rekening-courant [gedaagde sub 1]” (akte overleggen producties [gedaagde sub 1] , Proftraffic en MM Holding, productie 5 – hierna: productie 5)?
Heeft u in de administratie van MM Holding facturen of (kassa)bonnen aangetroffen voor de in de tweede kolom van productie 5 vermelde bedragen, waaruit blijkt dat [gedaagde sub 1] die bedragen heeft betaald?
Heeft u in de administratie van MM Holding enig, niet slechts door [gedaagde sub 1] ondertekend, bewijs aangetroffen, waaruit blijkt dat de in de tweede kolom van productie 5 vermelde bedragen voor rekening van MM Holding dienen te komen?
Heeft u kunnen vaststellen of er een rekening-courantverhouding bestond tussen [gedaagde sub 1] en MM Holding?
Heeft u in de administratie van MM Holding verklaringen van [gedaagde sub 1] aangetroffen waarbij [gedaagde sub 1] de bedragen, vermeld in de tweede kolom van productie 5, heeft verrekend met een vordering van MM Holding op hem?
4. Wat kunt u zeggen over het standpunt van [gedaagde sub 2] dat [gedaagde sub 1] verpande bestanddelen heeft achtergehouden of onttrokken?
a. Wat is uw visie over het opgenomen totaalbedrag van € 444.419,53, welke gelden volgens productie 2 en randnummer 11 en 12 van de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2] door [gedaagde sub 1] van de G-rekening van Proftraffic zijn gebruikt voor de betaling van de crediteuren van zijn eenmanszaak? En indien u dit bedrag heeft kunnen vaststellen: zijn deze gelden op een juiste wijze verwerkt en te herleiden in de rekening-courantverhoudingen?
5. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Hoogte voorschot
2.13.
De door de rechtbank aangezochte deskundige, de heer [deskundige] , heeft – uitgaande van de vraagstelling zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.12. van dit vonnis – het voorschot begroot op € 9.982,50 inclusief BTW. Zijn uurtarief bedraagt € 375,00 exclusief BTW.
2.14.
Wat [gedaagde sub 1] ten aanzien van het voorschot naar voren heeft gebracht, doet niets af aan het bepaalde in rechtsoverweging 2.9. van het tussenvonnis. Het voorschot moet daarom door [gedaagde sub 1] worden betaald.
2.15.
In het eindvonnis zal de rechtbank beslissen wie van partijen uiteindelijk de kosten van de deskundige moet betalen.
Akte uitlaten persoon deskundige en hoogte voorschot
2.16.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen, zodat partijen zich bij akte kunnen uitlaten of zij zich kunnen vinden in de benoeming van de voorgestelde deskundige en de hoogte van het voorschot. Volledigheidshalve merkt de rechtbank alvast op dat al wat in de aktes wordt aangevoerd dat niet over deze twee onderwerpen gaat, buiten beschouwing zal worden gelaten.
2.17.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 19 april 2023om beide partijen in de gelegenheid te stellen een akte in te dienen waarin zij zich uitlaten over de persoon van de deskundige en de omvang van het te storten voorschot;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ides Peeters en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2023.