ECLI:NL:RBZWB:2023:2393

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
407064 JERK 23-389
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in verband met huiselijk geweld en persoonlijke problematiek van de ouders

Op 28 maart 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 28 februari 2023 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader niet is verschenen, en [minderjarige] de gelegenheid heeft gekregen om met de kinderrechter te praten, maar hiervan geen gebruik heeft gemaakt. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit, maar [minderjarige] woont bij de moeder. De Raad stelt dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door onveiligheid als gevolg van huiselijk geweld en problematiek bij beide ouders. De moeder is bereid om hulp te accepteren, maar is onvoldoende in staat om de bedreiging weg te nemen. De vader is onvoldoende bereid en in staat om hulp te accepteren, wat leidt tot de noodzaak van een ondertoezichtstelling.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder ingestemd met het verzoek van de Raad, terwijl de vader geen verweer heeft gevoerd. De Gecertificeerde Instelling (GI) heeft aangegeven achter het verzoek van de Raad te staan en is bereid om de ondertoezichtstelling uit te voeren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de noodzakelijke zorg voor [minderjarige] te bieden en dat er zorgen zijn over de opvoedsituatie. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [minderjarige] te beschermen en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ondertoezichtstelling gaat in op 28 maart 2023 en duurt tot 28 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/407064 / JE RK 23-389
Datum uitspraak: 28 maart 2023

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NL,

hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Breda,
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedag] 2012 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,

[de vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats 2] .
De kinderrechter merkt als informant aan:

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Tilburg.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 28 februari 2023, ingekomen bij de griffie op 28 februari 2023.
Op 28 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
- de moeder,
- een vertegenwoordigster van de Raad,
- twee vertegenwoordigsters van de GI.
De vader is, hoewel correct opgeroepen, niet verschenen.
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om met de kinderrechter over het verzoek van de Raad te praten tijdens een kindgesprek. [minderjarige] heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

De feiten

De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [minderjarige] .
[minderjarige] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad stelt dat aan de voorwaarden van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is voldaan en verwijst voor een nadere onderbouwing van zijn verzoek naar het onderzoeksrapport van 28 februari 2023. [minderjarige] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd omdat hij (in ieder geval) al sinds 2020 te maken heeft met onveiligheid als gevolg van huiselijk geweld en persoonlijke problematiek bij beide ouders. Er zijn ernstige zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling en de hechtingsstijl van [minderjarige] . De moeder is op dit moment voldoende bereid, maar onvoldoende in staat om onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren. Dit doordat de samenwerking met de vader ontbreekt en de moeder belemmerd wordt om keuzes te maken in het belang van [minderjarige] vanwege angst voor geweld door de vader. De vader is op dit moment onvoldoende bereid en onvoldoende in staat om onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren als gevolg van zijn persoonlijke problematiek. Een ondertoezichtstelling is noodzakelijk zodat een jeugdzorgwerker de regie kan voeren en de noodzakelijke geachte hulpverlening kan organiseren en waarborgen. Gelet op de ernst van de problematiek is een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden een passende termijn.

De standpunten

De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat zij kan instemmen met het verzoek van de Raad. Een ondertoezichtstelling is noodzakelijk om te komen tot een verbetering van de situatie. Het contact tussen [minderjarige] en de vader beperkt zich op dit moment tot contact via Whatsapp. De vader stuurt [minderjarige] regelmatig belastende berichten.
De vader is niet op de mondelinge behandeling verschenen en heeft geen (schriftelijk) verweer gevoerd tegen het verzoek.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven achter het verzoek van de Raad te staan en bereid te zijn om de verzochte ondertoezichtstelling van [minderjarige] uit te voeren. Er is een jeugdzorgwerker voor het gezin beschikbaar zodat direct met de uitvoering van de ondertoezichtstelling kan worden gestart.

De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, van het BW, in staat zijn te dragen.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken is gebleken dat er zorgen bestaan over de opvoedsituatie waarin [minderjarige] opgroeit en de invloed hiervan op zijn ontwikkeling. [minderjarige] is lange tijd blootgesteld aan een onveilige opvoedsituatie die gekenmerkt werd door huiselijk geweld van de vader richting de moeder waarvan [minderjarige] getuige is geweest. De moeder heeft zich lang niet los kunnen maken van de vader en daarmee van het geweld. In de afgelopen maanden heeft de moeder hierin stappen vooruit weten te zetten. Zo wonen de moeder en [minderjarige] niet meer samen met de vader en heeft de moeder een ontwikkeling doorgemaakt als opvoeder en op persoonlijk vlak. De moeder zet zich in en werkt mee aan hulpverlening voor zichzelf en [minderjarige] . Desalniettemin wordt [minderjarige] nog steeds belast met spanningen en onrust als gevolg van de problemen die tussen zijn ouders spelen. Zo uit de vader zich emotioneel en dreigend naar de moeder en [minderjarige] als hij het niet eens is met de keuzes die worden gemaakt. In dat geval is het lastig voor de moeder om weerstand aan de vader te bieden. Daarnaast is het de ouders niet gelukt om met ondersteuning van de hulpverlening vaste afspraken over de omgang tussen [minderjarige] en de vader te maken. Vanwege grote zorgen over het persoonlijk functioneren van de vader, waarbij de moeder en de betrokken hulpverlening vermoeden dat bij de vader sprake is van middelengebruik, bestaat er op dit moment geen omgang tussen de vader en [minderjarige] . De vader wijst op dit moment ook alle hulpverlening af, waardoor deze niet van de grond komt.
Van belang is dat de noodzakelijk geachte hulpverlening daadwerkelijk wordt opgestart en gecontinueerd om de bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] te verminderen dan wel weg te nemen. Om dit te bewerkstelligen acht de kinderrechter het gedwongen kader van een ondertoezichtstelling noodzakelijk. Een jeugdzorgwerker kan de ouders begeleiden en er op toezien dat de hulpverlening blijvend wordt geaccepteerd. Belangrijk is dat beide ouders hulpverlening krijgen. Van belang is dat de vader zijn persoonlijke problematiek gaat erkennen en hieraan gaat werken, en dat de moeder als hoofdopvoerder van [minderjarige] meer in haar eigen kracht komt staan zodat zij weerstand kan bieden aan de vader en de belangen van [minderjarige] voorop kan stellen. Daarnaast dient de mogelijkheid tot contactherstel tussen [minderjarige] en de vader te worden onderzocht alsook behandeling voor [minderjarige] te worden opgestart om al hetgeen hij heeft meegemaakt een plekje te kunnen geven.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium bedoeld in artikel 1:255 van het BW. De kinderrechter zal [minderjarige] , conform het (onweersproken) verzoek van de Raad, onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
Tijdens de ondertoezichtstelling dient in ieder geval gewerkt te worden aan de doelen zoals vermeld door de Raad in zijn rapport, te weten:
- [minderjarige] groeit op in een duidelijke, veilige en stabiele opvoedingssituatie waar de ouders beschikbaar zijn, voldoende sensitief en responsief reageren, en geen sprake is van huiselijk geweld en het gebruik van middelen;
- [minderjarige] ervaart een fijne en veilige relatie met zijn beide ouders, waarbinnen hij voorspelbaarheid, veiligheid en liefde en steun ervaart alsook duidelijkheid over het contact met zijn vader en niet wordt belast met de persoonlijke problemen van de ouders;
- [minderjarige] heeft vervelende, traumatische gebeurtenissen verwerkt.
Tot slot overweegt de kinderrechter dat hij, gelet op de aard van de maateregel, de beslissing tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen de beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] onder toezicht van de GI met ingang van 28 maart 2023 tot 28 maart 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2023 door mr. Van Leuven, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Snatersen, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 4 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.