2.6.De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW), kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Voordat de rechtbank beslist, dient zij op grond van artikel 1:253a lid 5 BW, een vergelijk tussen beide ouders te beproeven. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 september 2022 is gebleken dat ouders het niet eens worden over de verhuizing van de man. Nu ook het mediationtraject niet heeft geleid tot een oplossing van het geschil, zal de rechtbank het verzoek van de man inhoudelijk beoordelen en een beslissing nemen aan de hand van de hierna weergegeven criteria.
In verhuisgevallen ligt voor: verhuizen met de kinderen behoeft toestemming van
de andere ouder (met gezag). In beginsel moet een ouder met de kinderen kunnen
verhuizen. Gezocht moet worden naar passende oplossingen voor de (verwachte)
nadelige gevolgen van de voorgenomen verhuizing voor de kinderen en / of
de achterblijvende ouder; indien geen passende oplossingen kunnen worden gevonden,
kan de uitkomst zijn dat de rechter de vervangende toestemming (vooralsnog) niet
verleent.
De Hoge Raad heeft in zijn beschikking van 25 april 2008, LJN: BC5901 geoordeeld dat vooropgesteld dient te worden, dat uit de omstandigheid dat in artikel 1:253a BW is bepaald dat de rechtbank een zodanige beslissing neemt als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt, niet mag worden afgeleid, dat het belang van het kind bij geschillen over gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt dan andere belangen. De rechter zal bij zijn beslissing over dergelijke geschillen alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen, wat er in voorkomend geval ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen.
De vrouw betwist in de eerste plaats de noodzaak tot verhuizen aan de zijde van de man.
De rechtbank overweegt dat de man zowel in zijn verzoekschrift als bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft toegelicht waarom hij buiten de [wijk] wenst te wonen: waar in het verzoekschrift zijn overwegingen nog in belangrijke mate verband hielden met de relatie die hij op dat moment onderhield bleek tijdens de mondelinge behandeling dat zijn overwegingen veel meer verbonden waren met zijn persoonlijke gevoelens en gedachten over de plek waar hij wenst te wonen. Dat is, daar is de man stellig in, niet de [wijk] . Hij wenst in of omgeving van [stadsdeel] te wonen, dichter bij zijn ouders. Zijn huidige woning voldoet onvoldoende aan de behoeften die hij voor zijn kinderen en zichzelf heeft. Als hij verhuist, en dat is de man van plan, dan is het buiten de [wijk] . Nu de man daar zo stellig in is, is het de vraag of het vasthouden door de vrouw aan de letter van hetgeen in de overeenkomst is opgenomen, namelijk de [wijk] als de wijk waarin de ouders hebben te wonen, niet een voorwaarde wordt die de man te zeer beperkt in zijn mogelijkheden om zijn leven in te richten zoals hij dat minimaal noodzakelijk acht om zijn leven een zinvolle invulling te geven.
De man stelt daar tevens bij aan de orde dat hij het belang van de minderjarigen voorop wil blijven stellen: wanneer hun belangen gediend kunnen blijven zal hij verhuizen. De man ziet zo een verhuizing mogelijk binnen een straal van 15 km van af zijn huidige woning.
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het vast houden van de vrouw aan het ouderschapsplan, de voorwaarde daarin dat de ouders in de [wijk] zullen blijven wonen, een te ver gaande inperking van de vrijheid van de man om zijn leven in te richten naar zijn inzichten en behoeftes. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat artikel 2.1 is geformuleerd als een uitgangspunt, zodat er enige ruimte moet zijn tot een nadere duiding van de situatie zoals die is als een van de ouders wenst te verhuizen.
De vraag die vervolgens op komt is of een verhuizing zo als door de man gewenst wel of niet in strijd komt met de belangen van de minderjarigen.
De rechtbank overweegt in dit opzicht dat een vorm van co-ouderschap zo als de ouders die in hun situatie zijn overeengekomen en uitvoeren ook mogelijk blijft indien de ouders op een iets grotere afstand van elkaar wonen, en zij beiden de inspanningen blijven leveren om het co-ouderschap in leven te houden.
De oudste minderjarige voorziet hier geen problemen; voor de jongste voorziet de Raad wel enige problemen. De rechtbank acht de ouders capabel en in staat deze problemen, die ontstaan wanneer zij op iets grotere afstand van elkaar wonen, goed op te vangen: de man heeft zich daartoe ook nadrukkelijk bereid verklaard. Van de vrouw mag dat, gelet op de leeftijd die de minderjarigen inmiddels bereikten, ook verwacht worden. Het gaat om tijdelijke extra inspanningen, die de man in hoofdzaak voor zijn rekening zal nemen.
Daarbij acht de rechtbank het wel van belang dat de man in de [gemeente] blijft wonen. In die zin zal dus een beperking worden gesteld aan de kilometerstraal die de man heeft verzocht.
De rechtbank stelt vast dat door de vrouw niet is gesteld dat zijzelf er belang bij heeft dat de man in de [wijk] blijft wonen, maar dat het belang is gelegen bij de kinderen. Zij vindt het belangrijk dat de kinderen op dezelfde school kunnen blijven, zich binnen dezelfde sociale kring
kunnen blijven bewegen en dat de afstand die de kinderen afleggen tussen hun ouders, school en vriendjes kort zijn. Dit is volgens de vrouw ook de achterliggende gedachte geweest van partijen bij de opstelling van het ouderschapsplan, meer specifiek artikel 2.1.
Nu de man daartegenover heeft gesteld dat er door zijn extra inspanningen voor de kinderen weinig zal veranderen, wordt aan de bezwaren van de vrouw in voldoende mate tegemoet gekomen. Op de doordeweekse dagen is de man wat zijn werk betreft flexibel en daardoor in staat om nog steeds uitvoering te geven aan de co-ouderschapregeling. Hij kan de kinderen naar school brengen en ophalen. Ook zal hij ervoor zorgen dat de kinderen speelafspraakjes kunnen blijven maken en hun sport kunnen blijven beoefenen.
Naar het oordeel van de rechtbank biedt de man hiermee voldoende waarborgen om de gevolgen van een verhuizing voor de kinderen zo klein als mogelijk te houden. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze nadrukkelijk toezegging van de man in twijfel te trekken en gaat ervan uit dat hij het belang van de kinderen steeds voorop zal blijven stellen.
Onder al die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het niet passend is dat de vrouw de man strikt houdt aan de passage in het ouderschapsplan dat de ouders in de [wijk] blijven wonen. Het verzoek van de man tot het verlenen van vervangende toestemming om te verhuizen wordt dan ook toegewezen, zo als na te melden. De rechtbank heeft bij dit oordeel mede betrokken dat tijdens het kindgesprek dat met [minderjarige 1] is gevoerd de indruk is ontstaan dat het echt haar eigen mening is dat zij er geen moeite mee heeft als haar vader gaat verhuizen binnen een straal van 15 kilometer.