ECLI:NL:RBZWB:2023:2398

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
C/02/397326 / FA RK 22-2013
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verhuizing binnen een straal van 15 kilometer met behoud van co-ouderschap

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 april 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verhuizing van de vader van twee minderjarige kinderen. De vader verzocht om vervangende toestemming om te verhuizen binnen een straal van 15 kilometer van zijn huidige woning, met het doel om dichter bij zijn ouders te wonen en zijn werk beter te kunnen combineren met de zorg voor de kinderen. De moeder verzette zich tegen deze verhuizing, omdat zij en de vader eerder hadden afgesproken dat zij binnen dezelfde wijk zouden blijven wonen, om de stabiliteit en sociale contacten van de kinderen te waarborgen.

De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen. De vader stelde dat de verhuizing geen negatieve gevolgen voor de kinderen zou hebben, omdat hij zijn werk flexibel kan inrichten en de zorgregeling kan blijven uitvoeren. De moeder daarentegen betoogde dat de verhuizing de zorgregeling zou bemoeilijken en dat de kinderen hun sociale contacten zouden verliezen. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om de huidige situatie te handhaven, omdat de verhuizing de stabiliteit van de kinderen zou kunnen ondermijnen.

De rechtbank oordeelde dat het vasthouden aan de afspraak in het ouderschapsplan door de moeder de vader te veel zou beperken in zijn mogelijkheden om zijn leven in te richten. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de kinderen niet in het gedrang zouden komen bij de verhuizing, mits de vader zijn toezeggingen nakomt. Daarom verleende de rechtbank de vader toestemming om te verhuizen binnen de gestelde straal, met de voorwaarde dat hij binnen de gemeente blijft wonen. Het verzoek van de moeder om het hoofdverblijf van de oudste minderjarige bij haar te bepalen werd afgewezen, evenals haar verzoek om wijziging van de zorgregeling.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/397326 / FA RK 22-2013
datum uitspraak: 5 april 2023
nadere beschikking over vervangende toestemming verhuizing, hoofdverblijf en zorgregeling
in de zaak van
[de man] ,
hierna: de man,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. A. Elias,
tegen
[de vrouw] ,
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. M.C.H.M. van Beurden,
over de minderjarigen:
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2010,
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2014.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda (hierna: de raad), de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de rechtbank van 11 oktober 2022 en alle daarin vermelde stukken;
- het e-mailbericht van het [bureau] van 22 december 2022;
- het F9-formulier van mr. Elias van 5 december 2022;
- de brief van mr. Van Beurden van 6 januari 2023;
- de brief van mr. Elias van 9 februari 2023.

2.De nadere beoordeling

2.1.
Bij voormelde beschikking zijn partijen verwezen naar het mediationbureau van de rechtbank voor bemiddeling. De beslissing op het verzoek van de man tot vervangende toestemming tot verhuizing en de verzoeken van de vrouw met betrekking tot de zorgregeling en het hoofdverblijf van [minderjarige 1] is aangehouden in afwachting van bericht van de advocaten van partijen over het resultaat van de bemiddeling en over de manier waarop de zaak verder moet worden afgedaan.
2.2.
Bij voormelde brieven hebben partijen de rechtbank bericht dat het mediationtraject niet tot overeenstemming heeft geleid. De man handhaaft zijn verzoek en de vrouw blijft bij haar standpunt dat dit verzoek moet worden afgewezen. Verder handhaaft zij haar (voorwaardelijke) zelfstandige verzoeken. Partijen hebben beiden aangegeven dat de procedure verder schriftelijk kan worden afgedaan.
Vervangende toestemming verhuizing
2.3.
De man verzoekt vervangende toestemming om te verhuizen naar een adres gelegen binnen een straal van 15 kilometer van zijn huidige woning en [minderjarige 1] in te schrijven op dat adres in de Basis Registratie Personen.
Zijn uitgangspunt daarbij is, net zoals partijen voor ogen hadden bij het opstellen van het ouderschapsplan, dat de kinderen naar dezelfde school kunnen blijven gaan en dat de zorgregeling nog steeds uitgevoerd kan worden. Bij het opstellen van het ouderschapsplan was het vooral de bedoeling dat er bij een verhuizing weinig veranderingen zouden optreden voor de kinderen en dat zij enigszins gemakkelijk van vader naar moeder en andersom zouden kunnen gaan. Van belang is dat de bedoeling achter het ouderschapsplan duidelijk moet blijven, en niet moet worden vastgehouden aan het woord ‘ [wijk] ’. De man kan de kinderen bij een verhuizing nog steeds op maandag en dinsdag naar school brengen en daar weer ophalen en hij kan de kinderen eventuele sporten laten uitoefenen. Ook zal hij ervoor zorgen dat de kinderen speelafspraakjes kunnen blijven maken. Hij werkt die dagen thuis, gedurende zes uur per dag, en kan zijn werk flexibel inrichten. Er zijn aldus feitelijk geen nadelige gevolgen voor de kinderen bij een verhuizing.
Als de kinderen wat groter zijn en naar de middelbare school gaan, zullen hun sociale contacten bovendien ook niet beperkt blijven tot de [wijk] en ook in dat kader dient de formulering in het ouderschapsplan niet zo strikt te worden genomen.
De man wil graag meer richting [stadsdeel] gaan wonen vanwege zijn werk en hij wil dichter bij zijn ouders wonen. Hij stelt niet veel binding te hebben met de [wijk] . Op het moment dat een ouderschapsplan wordt opgesteld, is het onmogelijk om alles te kunnen overzien en het kan niet zo zijn dat hij nooit meer mag verhuizen. Hij wil de ruimte hebben om zijn leven op een bepaalde manier te gaan inrichten, maar hij zal daarbij de belangen en de veiligheid van de kinderen nooit uit het oog verliezen. Hij zal de kinderen ook betrekken bij het zoeken naar een andere woning. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben aangegeven geen problemen te hebben met een verhuizing binnen een straal van 15 kilometer en zij hebben inmiddels ook een leeftijd waarop zijn deze mening doordacht kunnen geven.
Tot slot voert de man aan dat een afstand van (maximaal) 15 kilometer een grens is die in jurisprudentie wordt gehanteerd als een redelijke afstand. Daar komt bij dat het uiteindelijk ook zo kan zijn, dat hij een woning vindt die op minder dan 15 kilometer van zijn huidige woning.
2.4.
De vrouw stelt zich primair op het standpunt dat de man niet-ontvankelijk moet worden verklaard, dan wel dat het verzoek moet worden afgewezen. Zij betwist dat er een noodzaak is voor de man om te verhuizen naar een woning buiten de [wijk] . Volgens haar verliest hij de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit het oog en kijkt hij teveel naar zijn eigen belang. Hij stelt dichter bij zijn werk te willen wonen, maar de man werkt niet in [woonplaats 1] . Verder wonen de zus van de man en heel veel van zijn vrienden in de [wijk] , dus de vrouw betwist de stelling van de man dat hij niet zo veel heeft met de [wijk] .
Partijen hebben destijds expliciet in het ouderschapsplan opgenomen dat zij met de kinderen in de [wijk] blijven wonen. Die afspraak is gemaakt zodat de kinderen makkelijk, ook in geval van nood, van de ene ouder naar de andere kunnen gaan en naar en van school kunnen komen. Ook wonen de kinderen al hun hele leven in de [wijk] en hebben zij daar hun sociale contacten, hun scholen en familie. Daar komt bij dat er in de [wijk] voldoende betaalbare en geschikte woningen zijn voor de man.
Gelet op de expliciete inhoud van het ouderschapsplan qua verhuizing én het beperkte tijdsverloop tussen het maken van de afspraken en de wens van de man om de gemaakte afspraken te wijzigen, dienen er hoge eisen te worden gesteld aan het onderbouwen van het verzoek van de man. Volgens de vrouw heeft de man zijn belang onvoldoende onderbouwd.
De vrouw heeft geen vertrouwen in een goed verloop van de zorgregeling als de man verder weg gaat wonen. Hij zal [minderjarige 2] de komende jaren met de auto moeten brengen naar en ophalen van school. Maar op doordeweekse dagen werkt de man en de vrouw verwacht niet dat hij dan zal toestaan dat [minderjarige 2] speelafspraakjes maakt, hetgeen ten koste van haar ontwikkeling zal gaan. Voor de zelfstandigheid van [minderjarige 1] zal het ook niet goed zijn. Ook haar zal de man moeten brengen en ophalen van school, terwijl het beter voor haar is als zij met leeftijdgenoten op de fiets naar school kan gaan. De kinderen hebben ook steeds aan de vrouw kenbaar gemaakt dat ze een verhuizing niet zien zitten. Dat [minderjarige 1] tijdens het kindgesprek heeft aangegeven dat ze een verhuizing wel ziet zitten, is volgens de vrouw een gevolg van het door de man inpraten op [minderjarige 1] gedurende de vakantieweken waarin de kinderen bij de man verbleven net voorafgaand aan dit gesprek.
Subsidiair stelt de vrouw zich op het standpunt dat het verzoek te ruim en onduidelijk is geformuleerd. Een maximum van 15 kilometer kan immers ook [plaats 1] of [plaats 2] betreffen.
2.5.
De vertegenwoordiger van de raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat bij een verhuizing de huidige zorgregeling onder druk komt te staan. Het jongste kind gaat de komende jaren nog in de [wijk] naar de basisschool en heeft daar haar vriendinnen. Een verhuizing zal het moeilijker maken om de banden zo intensief mogelijk te houden en ook de bereikbaarheid van beide ouders wordt voor lastiger, met name voor de jongste dochter. Er zullen verder allerhande praktische problemen ontstaan bij de uitvoering van de zorgregeling. Dit alles druist in tegen de achterliggende gedachte van de ouders bij de opstelling van het ouderschapsplan. Ook de rust die de kinderen hadden na de echtscheiding wordt door een verhuizing onderuit gehaald. De raad vreest verder dat er een loyaliteitsconflict op de loer ligt, omdat de kinderen tegen ieder van de ouders iets anders zeggen en vooral zeggen wat zij denken dat die ouder wil horen.
De raad adviseert dan ook om de situatie zoals die nu is in stand te houden.
2.6.
De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW), kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Voordat de rechtbank beslist, dient zij op grond van artikel 1:253a lid 5 BW, een vergelijk tussen beide ouders te beproeven. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 september 2022 is gebleken dat ouders het niet eens worden over de verhuizing van de man. Nu ook het mediationtraject niet heeft geleid tot een oplossing van het geschil, zal de rechtbank het verzoek van de man inhoudelijk beoordelen en een beslissing nemen aan de hand van de hierna weergegeven criteria.
In verhuisgevallen ligt voor: verhuizen met de kinderen behoeft toestemming van
de andere ouder (met gezag). In beginsel moet een ouder met de kinderen kunnen
verhuizen. Gezocht moet worden naar passende oplossingen voor de (verwachte)
nadelige gevolgen van de voorgenomen verhuizing voor de kinderen en / of
de achterblijvende ouder; indien geen passende oplossingen kunnen worden gevonden,
kan de uitkomst zijn dat de rechter de vervangende toestemming (vooralsnog) niet
verleent.
De Hoge Raad heeft in zijn beschikking van 25 april 2008, LJN: BC5901 geoordeeld dat vooropgesteld dient te worden, dat uit de omstandigheid dat in artikel 1:253a BW is bepaald dat de rechtbank een zodanige beslissing neemt als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt, niet mag worden afgeleid, dat het belang van het kind bij geschillen over gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt dan andere belangen. De rechter zal bij zijn beslissing over dergelijke geschillen alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen, wat er in voorkomend geval ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen.
De vrouw betwist in de eerste plaats de noodzaak tot verhuizen aan de zijde van de man.
De rechtbank overweegt dat de man zowel in zijn verzoekschrift als bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft toegelicht waarom hij buiten de [wijk] wenst te wonen: waar in het verzoekschrift zijn overwegingen nog in belangrijke mate verband hielden met de relatie die hij op dat moment onderhield bleek tijdens de mondelinge behandeling dat zijn overwegingen veel meer verbonden waren met zijn persoonlijke gevoelens en gedachten over de plek waar hij wenst te wonen. Dat is, daar is de man stellig in, niet de [wijk] . Hij wenst in of omgeving van [stadsdeel] te wonen, dichter bij zijn ouders. Zijn huidige woning voldoet onvoldoende aan de behoeften die hij voor zijn kinderen en zichzelf heeft. Als hij verhuist, en dat is de man van plan, dan is het buiten de [wijk] . Nu de man daar zo stellig in is, is het de vraag of het vasthouden door de vrouw aan de letter van hetgeen in de overeenkomst is opgenomen, namelijk de [wijk] als de wijk waarin de ouders hebben te wonen, niet een voorwaarde wordt die de man te zeer beperkt in zijn mogelijkheden om zijn leven in te richten zoals hij dat minimaal noodzakelijk acht om zijn leven een zinvolle invulling te geven.
De man stelt daar tevens bij aan de orde dat hij het belang van de minderjarigen voorop wil blijven stellen: wanneer hun belangen gediend kunnen blijven zal hij verhuizen. De man ziet zo een verhuizing mogelijk binnen een straal van 15 km van af zijn huidige woning.
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het vast houden van de vrouw aan het ouderschapsplan, de voorwaarde daarin dat de ouders in de [wijk] zullen blijven wonen, een te ver gaande inperking van de vrijheid van de man om zijn leven in te richten naar zijn inzichten en behoeftes. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat artikel 2.1 is geformuleerd als een uitgangspunt, zodat er enige ruimte moet zijn tot een nadere duiding van de situatie zoals die is als een van de ouders wenst te verhuizen.
De vraag die vervolgens op komt is of een verhuizing zo als door de man gewenst wel of niet in strijd komt met de belangen van de minderjarigen.
De rechtbank overweegt in dit opzicht dat een vorm van co-ouderschap zo als de ouders die in hun situatie zijn overeengekomen en uitvoeren ook mogelijk blijft indien de ouders op een iets grotere afstand van elkaar wonen, en zij beiden de inspanningen blijven leveren om het co-ouderschap in leven te houden.
De oudste minderjarige voorziet hier geen problemen; voor de jongste voorziet de Raad wel enige problemen. De rechtbank acht de ouders capabel en in staat deze problemen, die ontstaan wanneer zij op iets grotere afstand van elkaar wonen, goed op te vangen: de man heeft zich daartoe ook nadrukkelijk bereid verklaard. Van de vrouw mag dat, gelet op de leeftijd die de minderjarigen inmiddels bereikten, ook verwacht worden. Het gaat om tijdelijke extra inspanningen, die de man in hoofdzaak voor zijn rekening zal nemen.
Daarbij acht de rechtbank het wel van belang dat de man in de [gemeente] blijft wonen. In die zin zal dus een beperking worden gesteld aan de kilometerstraal die de man heeft verzocht.
De rechtbank stelt vast dat door de vrouw niet is gesteld dat zijzelf er belang bij heeft dat de man in de [wijk] blijft wonen, maar dat het belang is gelegen bij de kinderen. Zij vindt het belangrijk dat de kinderen op dezelfde school kunnen blijven, zich binnen dezelfde sociale kring
kunnen blijven bewegen en dat de afstand die de kinderen afleggen tussen hun ouders, school en vriendjes kort zijn. Dit is volgens de vrouw ook de achterliggende gedachte geweest van partijen bij de opstelling van het ouderschapsplan, meer specifiek artikel 2.1.
Nu de man daartegenover heeft gesteld dat er door zijn extra inspanningen voor de kinderen weinig zal veranderen, wordt aan de bezwaren van de vrouw in voldoende mate tegemoet gekomen. Op de doordeweekse dagen is de man wat zijn werk betreft flexibel en daardoor in staat om nog steeds uitvoering te geven aan de co-ouderschapregeling. Hij kan de kinderen naar school brengen en ophalen. Ook zal hij ervoor zorgen dat de kinderen speelafspraakjes kunnen blijven maken en hun sport kunnen blijven beoefenen.
Naar het oordeel van de rechtbank biedt de man hiermee voldoende waarborgen om de gevolgen van een verhuizing voor de kinderen zo klein als mogelijk te houden. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze nadrukkelijk toezegging van de man in twijfel te trekken en gaat ervan uit dat hij het belang van de kinderen steeds voorop zal blijven stellen.
Onder al die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het niet passend is dat de vrouw de man strikt houdt aan de passage in het ouderschapsplan dat de ouders in de [wijk] blijven wonen. Het verzoek van de man tot het verlenen van vervangende toestemming om te verhuizen wordt dan ook toegewezen, zo als na te melden. De rechtbank heeft bij dit oordeel mede betrokken dat tijdens het kindgesprek dat met [minderjarige 1] is gevoerd de indruk is ontstaan dat het echt haar eigen mening is dat zij er geen moeite mee heeft als haar vader gaat verhuizen binnen een straal van 15 kilometer.
Hoofdverblijf
2.7.
De vrouw verzoekt om het hoofdverblijf van de [minderjarige 1] bij haar te bepalen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken van een wijziging van omstandigheden die het noodzakelijk maakt dat het hoofdverblijf van [minderjarige 1] wordt gewijzigd. Dit verzoek wijst de rechtbank dan ook af.
Inschrijving [minderjarige 1] op toekomstig adres man
2.8.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.6. en 2.7. is overwogen en aangezien partijen het er niet over eens zijn op welk adres [minderjarige 1] ingeschreven zou moeten staan, wijst de rechtbank het verzoek van de man tot vervangende toestemming om [minderjarige 1] te zijner tijd in de Basis Registratie Personen in te schrijven op zijn toekomstige adres toe.
Zorgregeling
2.9.
De vrouw verzoekt voorwaardelijk, in het geval aan de man toestemming wordt verleend om te verhuizen naar een woning gelegen buiten de [wijk] , wijziging van de huidige zorgregeling in die zin dat de kinderen een keer per twee weken van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de man zijn, met verdeling van de vakanties bij helfte.
Zoals uit voorgaande overweging blijkt, kan en zal de huidige zorgregeling nog steeds worden uitgevoerd als de man is verhuisd. Het verzoek van de vrouw wijst de rechtbank daarom af.
Halen en brengen in het kader van de zorgregeling
2.10.
De vrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de man in het geval van een verhuizing voor het ophalen en terugbrengen van de kinderen dient zorg te dragen. Naar het oordeel van de rechtbank dienen de ouders, zoals gebruikelijk, de verantwoordelijkheid voor het vervoer in het kader van de zorgregeling te delen. Een afstand van 15 km of kleiner, is niet dusdanig groot dat het onredelijk is om van de vrouw te vragen haar aandeel hierin te nemen.

3.De beslissing

De rechtbank
verleent aan de man – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vrouw – toestemming om te verhuizen binnen een straal van 15 kilometer gerekend vanaf de huidige woning van de man, met dien verstande dat de man gehouden is zich te huisvesten binnen de [gemeente] ;
verleent aan de man – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vrouw – toestemming om de minderjarige [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2010 in te schrijven in de Basis Registratie Personen op zijn toekomstige adres;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. van Leuven, en in tegenwoordigheid van mr. Maas-Klink, griffier, in het openbaar uitgesproken op 5 april 2023.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.