ECLI:NL:RBZWB:2023:2402

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
C/02/406807 / JE RK 23-349 en C/02/406794 / JE RK 23-346
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • W. Struijs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen na positieve ontwikkelingen in de zorgsituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling (GI) had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van zes maanden, omdat de ontwikkeling van de kinderen nog steeds bedreigd zou zijn. De ouders, die samen met hun kinderen in Nederland wonen, hebben echter aangegeven dat de situatie is verbeterd en dat zij in staat zijn om de zorg voor hun kinderen zelf te dragen. Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat de ouders inmiddels voldoende hulp hebben ontvangen en dat de kinderen goed functioneren op school. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de doelen die bij de ondertoezichtstelling waren gesteld, nagenoeg zijn behaald en dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging meer is voor de kinderen. De kinderrechter heeft daarom het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De kinderrechter heeft de ouders en de GI erop gewezen dat zij de hulpverlening in het vrijwillig kader moeten voortzetten, en dat de GI verantwoordelijk is voor een goede overdracht aan de hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/406807 / JE RK 23-349 en C/02/406794 / JE RK 23-346
Datum uitspraak: 23 maart 2023

Beschikking van de kinderrechter over verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JR,

locatie Amsterdam, hierna te noemen: GI,
betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2007 te [geboorteplaats 1] ,

hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2007 te [geboorteplaats 2] ,

hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ;
advocaat mr. T. Möller,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] .
advocaat mr. T. Möller.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlage(n) van GI van 20 februari 2023, ingekomen bij de griffie op 21 februari 2023.
Op 9 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader en de moeder en hun advocaat;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling.
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn apart gehoord op 6 maart 2023.

De feiten

De vader en moeder zijn met elkaar gehuwd.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn gedurende het huwelijk van de vader en de moeder geboren.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun vader en moeder.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 maart 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 27 maart 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Het standpunt van de belanghebbenden

De GI
De GI legt aan het verzoek ten grondslag dat de gestelde doelen nog niet voldoende zijn behaald. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden nog steeds in hun ontwikkeling bedreigd. De kern van de zorgen richt zich op de opvoedvaardigheden van de ouders. Er is een gezinscoach vanuit [zorgaanbieder] sinds februari 2022. Deze helpt het gezin op alle gebieden. Vanuit de ondertoezichtstelling is hij betrokken als opvoedondersteuner. Hij heeft een hechte band opgebouwd met het gezin en kent hun culturele achtergrond heel goed.
Wat betreft [minderjarige 1] zat de grootste zorg daarnaast bij de aansluiting bij school en zijn beïnvloedbaarheid. [minderjarige 1] zit inmiddels op het speciaal onderwijs en doet het in de klassensetting goed. Praktijk en theorie gaan ook goed. Verder komt hij minder in conflictsituaties terecht. De invloed van zijn medicatie voor ADHD is dus ook zichtbaar op zijn sociaal emotionele ontwikkeling. Samen met begeleiders is gewerkt aan verdere stimulering van de sociaal emotionele ontwikkeling, praktische vaardigheden en zelfredzaamheid. Er is wel een wisselend beeld van hem. Hij wil het graag goed doen, maar laat ook manipulerend en sociaal wenselijk gedrag zien.
Wat betreft [minderjarige 2] zat de grootste zorg bij de lichamelijke verzorging en haar sociaal emotionele ontwikkeling. Dit doel is deels behaald. Er is inmiddels sprake van voldoende lichamelijke verzorging maar de GI wil dit de komende tijd monitoren. Verder zit zij op een nieuwe school. Zij heeft daar vriendjes en leuke contacten. Er zijn nog wel zorgen over de contacten met de oude school. [minderjarige 2] heeft daar regelmatig te maken gehad met negatieve uitingen over haar op sociale media. De gezinscoach is hiermee bezig.
In aanvulling op het verzoek is door de GI tijdens de zitting naar voren gebracht dat de situatie na indiening van de verzoeken een verdere positieve ontwikkeling heeft laten zien. De GI is trots op wat de ouders en de kinderen tot nu toe hebben bereikt in Nederland. Er zijn grote stappen gezet. Het gezin is verhuisd naar [gemeente] en dit heeft voor meer rust gezorgd voor het hele gezin. Ook hebben de ouders inmiddels voldoende hulp gekregen voor praktische zaken, onder andere voor de financiën. Hun vertrouwen in de hulpverlening is gegroeid en als ze nog hulp nodig hebben dan zullen ze daarom vragen en weten ze die te vinden. De [gemeente] heeft een contract met [zorgaanbieder] , zodat deze hulpverlening ook zonder ondertoezichtstelling kan doorgaan. De ouders hebben al aangegeven dat zij het belang hiervan inzien en dat zij bereid zijn om die hulpverlening voort te zetten. Ook zijn zij bereid om overige hulpverlening die voor de kinderen nodig is te aanvaarden. Verder is de opvoedondersteuning inmiddels actief ingezet.
Het enige dat nu nog moet worden opgestart is de traumabehandeling voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . [zorgaanbieder] heeft al een verwijzing naar een geschikte hulpverlener afgegeven. Op dit moment heeft de jeugdzorgwerker hierin nog een regierol. De GI vindt het van belang dat de traumatherapie wordt opgestart voordat de ondertoezichtstelling eindigt. Het komende half jaar zal met het sociaal wijkteam bekeken moeten worden hoe zij deze rol in het vrijwillig kader kunnen overnemen.
Desgevraagd brengt de voogd naar voren dat er ten aanzien van [minderjarige 1] niet direct meer sprake is van een ernstige bedreiging van zijn ontwikkeling. Wat betreft [minderjarige 2] speelt nu alleen nog dat er negatieve social media berichten worden verstuurd door leerlingen van haar vorige school. De GI wil de komende periode hieraan blijven werken.
Mocht de ondertoezichtstelling niet worden verlengd, dan zal de GI ervoor zorgen dat de hulpverlening actief bij het gezin betrokken blijft.
De ouders
Namens de ouders is tijdens de zitting het volgende naar voren gebracht. Er is een positieve lijn ingezet. Het gezin is verhuisd. Toen zij nog in [plaats] woonden waren er veel ruzies met de buren. In hun huidige woning in de [gemeente] gaat het veel beter. Ze hebben daar een nieuwe start kunnen maken. De samenwerking met de huidige voogd gaat goed. De traumabehandeling is nog niet van de grond gekomen vanwege de onrust die er vorig jaar is ontstaan door de (spoed) uithuisplaatsingen van [minderjarige 2] . De focus lag toen op de veiligheid van [minderjarige 2] . Het vertrouwen van het gezin was door de manier waarop de hulpverlening toen heeft gehandeld helemaal weg. Inmiddels is dit weer hersteld. Zij hebben vertrouwen in hun huidige jeugdzorgwerker. Verder is [zorgaanbieder] nauw betrokken bij het gezin en ook die samenwerking verloopt goed.
Het gezin heeft veel moeite gehad om te aarden in Nederland, maar dit is nu anders. De kinderen gaan naar een voor hen geschikte school, zij hebben een bijbaantje en mede door de verhuizing is er veel meer rust.
De ontwikkelingsbedreiging van de kinderen is volgens de ouders zodanig afgenomen dat hulp in het gedwongen kader niet meer nodig is. De ouders weten bij welke hulpverlener zij terecht kunnen als ze hulp nodig hebben en zij zullen zich daar dan ook toe wenden. Ondanks dat zij de toegevoegde waarde van een ondertoezichtstelling niet (meer) zien, zullen zij zich niet nadrukkelijk verzetten tegen een verlenging daarvan voor de duur van zes maanden.

De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat zijn te dragen.
Op grond van artikel 1:260 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de zitting naar voren is gebracht, komt de rechtbank tot het oordeel dat niet langer wordt voldaan aan de gronden voor ondertoezichtstelling.
Bij aanvang van de ondertoezichtstelling is een aantal doelen geformuleerd dat behaald moest worden om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. Uit hetgeen door de GI in het verzoekschrift en aanvullend op zitting is verklaard blijkt dat deze doelen inmiddels nagenoeg zijn behaald voor beide kinderen door alle (hiervoor onder het standpunt van de GI weergegeven) positieve ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden. Ten aanzien van [minderjarige 1] kan de GI ter zitting niet benoemen waarin de ernstige ontwikkelingsbedreiging nu nog gelegen is. Wat betreft [minderjarige 2] speelt weliswaar dat er nog steeds negatieve berichten over haar worden verspreid op social media, maar niet gebleken is dat dit een ernstige bedreiging vormt voor haar ontwikkeling.
Daar komt bij dat naar het oordeel van de rechtbank voldoende gebleken is dat de ouders bereid zijn om de hulpverlening die al is in gezet voort te zetten én de hulpverlening die nog zal worden opgestart te accepteren, ook in het vrijwillig kader. Deze bereidwilligheid wordt door de GI bevestigd. De ouders hebben een goede band ontwikkeld met de hulpverlener vanuit [zorgaanbieder] , en de ouders hebben aangegeven ermee in te stemmen dat deze persoon nu en in de toekomst nauw betrokken blijft bij het gezin. De GI heeft aangegeven dat [zorgaanbieder] de hulpverlening kan en wil voortzetten na beëindiging van de ondertoezichtstelling. In het bijzonder hebben de ouders benadrukt dat zij in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de traumabehandeling die de kinderen nodig hebben zullen laten opstarten. De rechtbank vertrouwt er daarom op dat de ouders hulpverlening, ook in het vrijwillig kader, zullen blijven accepteren en in de toekomst hun weg tot hulpverlenende instanties weten te vinden wanneer daarvoor aanleiding is.
Op basis al van het voorgaande komt de kinderrechter tot het oordeel dat niet is gebleken dat het in het belang van een onbedreigde ontwikkeling van de kinderen nog langer noodzakelijk is dat er hulpverlening in het gedwongen kader wordt ingezet.
De kinderrechter zal op grond van het voorgaande de verzoeken van de GI afwijzen. De kinderrechter gaat er vanuit dat de GI zal zorgen dat de zaak goed wordt overgedragen aan de hulpverlening in het vrijwillig kader.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst de verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling af.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Struijs, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2023, in tegenwoordigheid van mr. Maas-Klink als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.