In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 januari 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de echtscheiding van een echtpaar dat in algehele gemeenschap van goederen was gehuwd. De man en de vrouw hebben huwelijkse voorwaarden opgesteld die op 19 augustus 2006 in werking zijn getreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam ontwricht is en heeft de echtscheiding uitgesproken. De verzoeken van beide partijen zijn beoordeeld, waarbij de man verzocht om echtscheiding, het huurrecht van de echtelijke woning en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. De vrouw heeft ook om echtscheiding verzocht en heeft aanvullende verzoeken gedaan met betrekking tot de huurtoeslag en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 23 november 2022 is gebleken dat de vrouw inmiddels een eigen huurwoning heeft en de echtelijke woning heeft verlaten. De rechtbank heeft het verzoek van de man om de vrouw te laten vertrekken uit de woning afgewezen. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw om voor recht te verklaren dat haar opgebouwde ABP-pensioenrechten over de huwelijkse jaren alleen aan haar toekomen, toegewezen. De rechtbank heeft ook de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden behandeld, waarbij partijen het eens zijn geworden over de verdeling van de inboedel en de waarde van de Opel Astra. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de helft van de waarde van de Opel Astra aan de vrouw moet betalen en dat de vrouw de man moet terugbetalen voor de kosten van de Toyota Aygo.
De rechtbank heeft verder bepaald dat de huurtoeslag over de periode van juni 2022 tot en met oktober 2022 aan de vrouw toekomt en dat de man een bedrag van € 1.800,= aan de vrouw moet betalen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. Meyboom.