ECLI:NL:RBZWB:2023:2463

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
C/02/407632 / JE RK 23-487
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2018. De ouders van de minderjarige zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag. Op 18 maart 2023 werd de minderjarige zonder voorafgaand horen van de ouders voorlopig onder toezicht gesteld van een gecertificeerde instelling (GI) en werd er een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, vanwege zorgen over verwaarlozing en alcoholmisbruik door de ouders. De minderjarige verblijft sindsdien in een pleeggezin.

Tijdens de mondelinge behandeling op 30 maart 2023 zijn de ouders gehoord, waarbij zij hun situatie toelichtten. De vader gaf aan dat hij zijn werk had verloren en dat de ouders alcohol hadden gedronken om met stress om te gaan. De moeder benadrukte dat zij goed voor de minderjarige zorgt en dat zij naar school gaat. De GI heeft aangegeven dat de ouders zich aan de gemaakte afspraken hebben gehouden, maar dat er nog steeds zorgen zijn over de opvoedsituatie.

De kinderrechter oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de eerdere beslissing zouden moeten herroepen. De zorgen over de opvoedsituatie en het alcoholgebruik van de ouders blijven bestaan. Daarom heeft de kinderrechter besloten de voorlopige ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen tot 18 juni 2023 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening eveneens te verlengen. De Raad voor de Kinderbescherming zal verder onderzoek verrichten naar de noodzaak van een definitieve ondertoezichtstelling en de mogelijkheden voor terugplaatsing van de minderjarige bij de ouders.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/407632 / JE RK 23-487
Datum uitspraak: 30 maart 2023
Nadere beschikking van de kinderrechter over voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,

locatie Breda, hierna te noemen: de Raad,
over de minderjarige:

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2018 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden in deze zaak aan:

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

locatie [plaats] , hierna te noemen: GI (Gecertificeerde Instelling).

Het verdere procesverloop

Het procesverloop van deze zaak blijkt uit de beschikking van deze rechtbank van 18 maart 2023 en alle daarin vermelde stukken.
Op 30 maart 2023 heeft de kinderrechter het verzoek, met gesloten deuren, mondeling behandeld. Bij die mondelinge behandeling zijn verschenen en heeft de kinderrechter gehoord:
  • de vader en de moeder, bijgestaan door mevrouw [tolk] , tolk in de Poolse taal (met tolkennummer: [nummer] );
  • een vertegenwoordigster namens de Raad;
  • een tweetal vertegenwoordigers namens de GI.

De feiten

De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
Bij beschikking van 18 maart 2023 is [minderjarige] , zonder daaraan voorafgaand horen van partijen, voorlopig onder toezicht gesteld van de GI en is er een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder of in een voorziening voor pleegzorg verleend, met ingang van 18 maart 2023 tot 1 april 2023. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden tot de mondelinge behandeling van 30 maart 2023.
[minderjarige] verblijft momenteel in een pleeggezin.

Het verzoek

De kinderrechter dient, na het horen van de betrokkenen, te beoordelen of zich feiten en/of omstandigheden voordoen die er toe moeten leiden dat de spoedbeslissing van 18 maart 2023 met ingang van heden dient te worden herroepen.
Daarnaast is nog aan de orde het resterende deel van het verzoek van de Raad tot voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] en tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder of in een pleeggezin voor de duur van 1 april 2023 tot 18 juni 2023.
De Raad heeft verzocht om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De standpunten

De Raad handhaaft het verzoek en legt daaraan, samengevat, ten grondslag dat er al langere tijd zorgen zijn over verwaarlozing en alcoholmisbruik (in de opvoedsituatie) van de ouders. [hulpverlener] is al een aantal maanden betrokken en er zijn veiligheidsafspraken gemaakt dat er altijd een nuchter persoon bij [minderjarige] aanwezig moet zijn. Deze afspraak is gemaakt omdat [hulpverlener] betwijfelt of de ouders voldoende emotioneel en fysiek beschikbaar zijn voor [minderjarige] , wanneer zij in een beschonken toestand verkeren.
Op zaterdagavond 18 maart 2023 zijn de ouders door de politie in een dronken toestand aangetroffen in hun auto, in aanwezigheid van [minderjarige] . Met de ouders is toen afgesproken dat [minderjarige] tot maandagochtend 09:00 uur zal worden opgevangen door [naam] , een familielid dat bij de ouders inwoont en dat de ouders tot die tijd niet in hun woning en straat zullen komen. Diezelfde avond zijn de ouders echter bij de woning aangetroffen, waarbij de vader voor de woning stond te schreeuwen en te toeteren en de moeder in de auto zat. Omdat de veiligheid van [minderjarige] niet langer kon worden gewaarborgd in de woning van de ouders, heeft de Raad verzocht om [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen en uit huis te plaatsen, zonder de ouders hierover van te voren te horen. Deze maatregelen zijn door de kinderrechter bij beschikking van 18 maart 2023 uitgesproken.
In de komende maanden zal de Raad nader onderzoek verrichten naar de noodzaak van een definitieve ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [minderjarige] . Omdat de ouders zich binnen het vrijwillig kader meermaals niet aan de afspraken hebben gehouden, vindt de Raad het noodzakelijk dat [minderjarige] gedurende die periode uit huis geplaatst blijft. Met enkel de voorlopige ondertoezichtstelling is de veiligheid van [minderjarige] naar de mening van de Raad onvoldoende gewaarborgd.
De vader heeft, samengevat, aangegeven dat hij zijn werk is verloren en dat de grootvader moederszijde is overleden, waardoor de ouders werden geconfronteerd met veel stress. Zij wilden die stress op de Poolse manier verwerken en hebben daarom die avond alcohol gedronken. De vader erkent dat de ouders te veel hadden gedronken en dat [minderjarige] bij hen in de auto is aangetroffen. De ouders hadden een slechte dag en zij kunnen helaas niet terugdraaien wat er is gebeurd. De vader belooft dat het niet meer zal gebeuren. Hij is ook bereid om alle noodzakelijk geachte hulp en begeleiding te accepteren, ook als dat betekent dat hij behandeling gericht op zijn alcoholgebruik moet ondergaan. Het enige wat de ouders willen is dat [minderjarige] per direct terugkeert naar huis. [minderjarige] was het kindje waarvan ze niet hadden gedacht dat te zullen krijgen, hun wonder. De ouders willen er alles aan doen om [minderjarige] een goede toekomst te geven. Zij hebben een huis gekocht, zodat [minderjarige] altijd een plek heeft en zij haar ook iets na kunnen laten in de toekomst.
De moeder heeft ter aanvulling op de vader, samengevat, aangegeven dat zij veel stress heeft ervaren en dat zij daaronder is bezweken. Zij houdt veel van [minderjarige] en zij verzorgt haar goed. Zij gaat naar school, in schone kleren en met de spulletjes die zij nodig heeft. Als ouders werken, gaat [minderjarige] ook naar de bso. Ook heeft [minderjarige] een eigen kamer. De bezoeken met [minderjarige] zijn moeilijk; zij missen elkaar en [minderjarige] mist ook de dieren. De moeder is behandeld voor haar alcoholgebruik.
De GI heeft, samengevat, aangegeven dat [hulpverlener] enkele maanden geleden betrokken is geraakt vanwege zorgen over het alcoholgebruik van de ouders, de hygiëne in de thuissituatie en de persoonlijke verzorging van [minderjarige] . Ook hadden de ouders onderhuurders in huis, waardoor [minderjarige] niet beschikte over een eigen kamer. [zorgaanbieder] is in de afgelopen periode ingezet voor het bieden van praktische hulpverlening. De GI stelt dat de ouders die hulpverlening in de afgelopen maanden hebben geaccepteerd en dat zij de gegeven adviezen hebben opgevolgd. De woning ziet er inmiddels beter uit, [minderjarige] heeft haar eigen kamer, er is opvang geregeld en de huurders zijn vertrokken (met uitzondering van [naam] , een neef van de ouders).
In de afgelopen weken, nadat [minderjarige] met spoed voorlopig onder toezicht is gesteld en zij uit huis is geplaatst, hebben de ouders zich volgens de GI goed aan de afspraken gehouden. Hoewel de ouders veel vertrouwen hebben in [zorgaanbieder] , hebben zij weinig vertrouwen in de overige (Nederlandse) hulpverlening.
In het pleeggezin gaat het naar omstandigheden goed met [minderjarige] , aldus de GI. Wel mist zij haar ouders en zij wil graag terugkeren naar huis. Er hebben inmiddels een tweetal contactmomenten tussen [minderjarige] en de ouders plaatsgevonden, waarbij is gezien dat er sprake is van warm en liefdevol contact.
Gezien de recente gebeurtenissen, vindt de GI de opvoedsituatie van de ouders echter nog onvoldoende veilig voor [minderjarige] om te worden thuisgeplaatst. De GI benadrukt dat het uitgangspunt is dat er zal worden toegewerkt naar thuisplaatsing van [minderjarige] . In de komende periode zal uit het onderzoek van de Raad moeten blijken wat hiervoor nodig is. De GI denkt hierbij aan het inzetten van opvoedondersteuning. Ook zal er, hoewel [minderjarige] nog niet leerplichtig is, worden ingezet op de terugkeer van [minderjarige] naar school.

De nadere beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), eerste lid, kan de kinderrechter de minderjarige voorlopig onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien een ernstig vermoeden bestaat dat de grond, bedoeld in artikel 255, eerste lid, is vervuld en de maatregel noodzakelijk is om een acute en ernstige bedreiging voor de minderjarige weg te nemen.
De kinderrechter verwijst naar de beschikking van 18 maart 2023. Hierbij is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst met ingang van 18 maart 2023 tot 1 april 2023, zonder daaraan voorafgaand horen van partijen. Het verzoek is verder aangehouden tot de mondelinge behandeling van 30 maart 2023. Tijdens die mondelinge behandeling zijn partijen in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen kenbaar te maken. Naar aanleiding daarvan is naar het oordeel van de kinderrechter niet gebleken dat er sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden waardoor de beslissing van 18 maart 2023 met ingang van heden zou moeten worden herroepen.
Uit de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat er al langere tijd zorgen bestaan over de (opvoed)situatie en het overmatige alcoholgebruik van de ouders. De acute aanleiding voor het spoedverzoek van de Raad was dat de ouders op 18 maart 2023 zijn aangetroffen in een auto en in aanwezigheid van [minderjarige] , terwijl beide ouders in een dronken toestand verkeerden. Dit is een zeer zorgelijke situatie, die bovendien in strijd is met de gemaakte afspraken, Vervolgens hebben de ouders zich niet aan de afspraak met [hulpverlener] en de hulpverlening gehouden dat [minderjarige] tot maandagochtend opgevangen zou worden door [naam] , een familielid dat bij de ouders inwoont, en dat de ouders tot die tijd niet in hun woning en straat zouden komen. Het betekende dat de medewerker die ging kijken of [minderjarige] naar huis kon, geconfronteerd werd met de ouders die in de straat aan het roepen en toeteren waren. Hierdoor zijn er voor [minderjarige] sociaal-emotioneel en fysiek onveilige situaties ontstaan.
Gelet hierop bestaat naar het oordeel van de kinderrechter op dit moment het ernstige vermoeden dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Daarnaast is gebleken dat het de ouders in de afgelopen periode onvoldoende is gelukt om zich aan de gemaakte (veiligheids)afspraken te houden. De maatregel tot voorlopige ondertoezichtstelling is bovendien noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [minderjarige] weg te nemen. De kinderrechter zal het resterende deel van het verzoek van de Raad tot voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] , dat niet is weersproken, daarom toewijzen in die zin dat zij de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] zal verlengen tot 18 juni 2023.
Over de vraag of [minderjarige] nog langer uit huis geplaatst moet blijven, overweegt de kinderrechter als volgt. De ouders hebben aangegeven dat er sprake is geweest van een eenmalig incident en dat zij altijd goed voor [minderjarige] zorgen. Zij willen niets liever dan dat [minderjarige] per direct bij hen wordt thuisgeplaatst. Daarnaast heeft de GI aangegeven dat tijdens de contactmomenten tussen de ouders en [minderjarige] is gezien dat er sprake is van warm en liefdevol contact. Er is echter nog weinig zicht op de (opvoed)situatie van de ouders en er is veel onduidelijk over het ontstaan van de zorgen en over wat er nodig is om nieuwe (crisis)situaties met onveiligheid voor [minderjarige] in de toekomst te voorkomen. Na eerdere zorgen hebben de ouders de kans gekregen om dit met goede afspraken beter te doen. Gebleken is dat dit de ouders niet gelukt is. Wanneer zij stress of problemen ‘op de Poolse manier’ willen verzachten, mag [minderjarige] daar niet mee geconfronteerd worden. Volgens de informatie van de politie waren beide ouders erg dronken. Zij waren op dat moment dus niet in staat om voor [minderjarige] te zorgen, maar tóch hadden zij haar bij zich. De Raad zal hier in de komende maanden in het kader van het onderzoek naar de noodzaak van een definitieve ondertoezichtstelling van [minderjarige] onderzoek naar verrichten. Gebleken is wel dat er al langere tijd zorgen bestaan met betrekking tot onveiligheid van [minderjarige] bij de ouders, dat de moeder een behandeling heeft ondergaan vanwege haar alcoholproblemen en dat de ouders de (veiligheids)afspraken met [hulpverlener] en de hulpverlening, die zijn gemaakt om een uithuisplaatsing van [minderjarige] te voorkomen, meermaals niet zijn nagekomen. Aangezien [minderjarige] vanwege haar jonge leeftijd volledig afhankelijk is van haar verzorgers/opvoeders, is de kinderrechter, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de veiligheid van [minderjarige] bij de ouders op dit moment onvoldoende gewaarborgd is, ook al is er sprake van voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] . Dit maakt dat uithuisplaatsing momenteel in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] noodzakelijk is (artikel 1:265b lid 1). Gelet hierop zal de kinderrechter het resterende deel van het verzoek van de Raad tot uithuisplaatsing van [minderjarige] toewijzen, in die zin dat zij de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg zal verlengen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, tot 18 juni 2023.
In de komende periode zal de Raad onderzoek verrichten naar de noodzaak van een definitieve ondertoezichtstelling van [minderjarige] en, indien nodig, een daartoe strekkend verzoek bij de kinderrechter indienen. Daarbij zal worden onderzocht of [minderjarige] (stapsgewijs) kan worden teruggeplaatst bij de ouders. Als in de komende periode blijkt dat [minderjarige] thuisgeplaatst kan worden, dan verwacht de kinderrechter dat de GI daarop zal inzetten. Van belang daarbij is dat er sprake blijft van regelmatig en structureel contact tussen [minderjarige] en de ouders. Ook is belangrijk dat [minderjarige] weer onderwijs kan volgen. Het liefst op haar vertrouwde school, maar anders op een andere school. Van de ouders wordt verwacht dat zij hun medewerking (blijven) verlenen aan de hulpverlening en aan het onderzoek van de Raad. De kinderrechter wijst de ouders ten slotte op de mogelijkheid om uitleg en (juridische) ondersteuning te verkrijgen bij het Juridisch Loket en dat zij zich, al dan niet met verwijzing vanuit het Juridisch Loket, in eventuele toekomstige procedures kunnen laten bijstaan door een advocaat. Misschien dat [zorgaanbieder] de ouders hier ook bij kan ondersteunen.
De kinderrechter zal, gelet op de aard daarvan, de beslissing over de machtiging tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing. Aangezien de maatregel tot voorlopige ondertoezichtstelling van rechtswege uitvoerbaar bij voorraad is, is het afzonderlijk uitvoerbaar bij voorraad verklaren daarvan niet nodig. Het daartoe strekkende verzoek van de Raad zal dan ook worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 1 april 2023 tot 18 juni 2023;
verlengt, uitvoerbaar bij voorraad, de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 1 april 2023 tot 18 juni 2023;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2023 door mr. Tempel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Wallerbos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 13 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
- door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.