In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 maart 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vernietiging van de erkenning van de man door zijn juridische vader. De man, verblijvende in een kliniek, heeft verzocht om de erkenning te vernietigen, omdat hij na de echtscheiding van zijn ouders vernam dat de juridische vader niet zijn biologische vader is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man in 2017 bekend is geworden met deze informatie, maar zijn verzoek tot vernietiging pas in 2021 heeft ingediend, waarmee hij de wettelijke termijn heeft overschreden. De rechtbank oordeelt echter dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is, gezien de problematische levensfase waarin de man zich bevond en de therapieën die hij heeft ondergaan om zijn verleden te verwerken.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de juridische vader pas een rol in het leven van de man is gaan spelen toen de man 8 of 9 jaar oud was, en dat de juridische vader niet de verwekker kan zijn. De man heeft geen contact met de juridische vader en heeft pijnlijke herinneringen aan zijn jeugd. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de man is dat zijn juridische status in overeenstemming wordt gebracht met zijn biologische afkomst. De rechtbank heeft daarom de erkenning door de juridische vader vernietigd, waardoor de man de geslachtsnaam van zijn moeder zal verkrijgen. De beschikking kan in kracht van gewijsde gaan, tenzij er binnen drie maanden hoger beroep wordt ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak behandeld met inachtneming van de relevante wetgeving, waaronder artikel 1:205 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. De Graaf, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier.