ECLI:NL:RBZWB:2023:2478

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
10024564 CV EXPL 22-1968 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Hendriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van betalingsverplichting door Youvia B.V. tegen gedaagde

In deze civiele zaak vordert Youvia B.V. betaling van een openstaand bedrag van € 484,18 van de gedaagde, die een onderneming exploiteert in de speelgoedsector. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst die gedaagde heeft gesloten met DTG B.V., dat per 13 maart 2020 haar naam heeft gewijzigd in Youvia B.V. Youvia stelt dat gedaagde zijn betalingsverplichtingen niet is nagekomen, ondanks meerdere betalingsherinneringen en aanmaningen. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij nooit een overeenkomst met Youvia heeft gesloten en dat hij niet op de hoogte was van de naamswijziging van DTG naar Youvia.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er inderdaad een overeenkomst was tussen gedaagde en DTG B.V. en dat deze overeenkomst stilzwijgend is verlengd. De rechtbank oordeelt dat Youvia recht heeft op betaling van de hoofdsom van € 377,63, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank wijst de vordering van Youvia toe en veroordeelt gedaagde tot betaling van in totaal € 471,81, inclusief proceskosten. Gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten van Youvia, die zijn vastgesteld op € 448,00. Het vonnis is uitgesproken door mr. Hendriks op 12 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kanton
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10024564 \ CV EXPL 22-1968
Vonnis van 12 april 2023
in de zaak van
YOUVIA B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
hierna te noemen: Youvia,
gemachtigde: Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[gedaagde]
,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 juli 2022 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek met producties;
- de akte uitlating producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Youvia exploiteert een online marketingbedrijf.
2.2.
[gedaagde] exploiteert een onderneming op het gebied van winkels in speelgoed, bedrijfsopleiding en -training en beoefening van de podiumkunst.
2.3.
Op 13 maart 2020 heeft de besloten vennootschap “DTG B.V.” (hierna: DTG) haar statutaire naam gewijzigd in “Youvia B.V.” (hierna: Youvia). Youvia handelt volgens het overgelegde uittreksel uit het handelsregister zowel onder de naam “Youvia B.V.” als onder de naam “DTG”.
2.4.
Op 24 maart 2021 heeft Bos Incasso per e-mail namens Youvia aan [gedaagde] op het e-mailadres [e-mailadres] een betalingsherinnering toegezonden. Bos Incasso verzoekt [gedaagde] hierin namens Youvia om voor 31 maart 2021 een openstaand bedrag van € 377,63 te betalen en deelt daarbij mede dat dit bedrag met € 20,00 aan incassokosten wordt verhoogd als de betaling niet op tijd wordt ontvangen.
2.5.
Bos Incasso heeft [gedaagde] vervolgens bij brief van 7 april 2021 aangemaand te betalen. In deze aanmaning is de hoofdsom van € 377,63 vermeerderd met
€ 20,00 aan incassokosten en € 11,75 aan rente.
2.6.
Op 13 april 2021 heeft [gedaagde] een aangetekende brief naar Bos Incasso gestuurd. Hij betwist hierin de vordering van Youvia en geeft aan niet tot betaling over te zullen gaan.
2.7.
Vervolgens heeft Bos Incasso [gedaagde] per e-mail van 13 september 2021 en per e-mail van 29 september 2021 gesommeerd om in totaal € 459,18 op 13 september 2021, respectievelijk € 460,51 op 29 september 2021, bestaand uit de hoofdsom, vermeerderd met incassokosten en rente te betalen.
2.8.
[gedaagde] heeft voornoemde bedragen niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
Youvia vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 484,18, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 12 juli 2022 over € 377,63, vanaf 12 juli 2022 tot de dag der algehele voldoening, zulks met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en nakosten.
3.2.
Youvia legt aan deze vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft een overeenkomst met DTG B.V. DTG B.V. heet sinds een statutenwijziging van 13 maart 2020 Youvia B.V.. Youvia heeft de overeengekomen promotiewerkzaamheden voor (de onderneming van) [gedaagde] verricht. [gedaagde] heeft de overeengekomen bedragen niet betaald. Hij is dus toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen. In hoofdsom is [gedaagde] een bedrag van € 377,63 aan Youvia verschuldigd. Door het betalingsverzuim van [gedaagde] was Youvia genoodzaakt haar vordering op hem ter incasso uit handen te geven. [gedaagde] dient daarom ook € 56,64 aan buitengerechtelijke incassokosten te voldoen en de wettelijke handelsrente, tot aan 12 juli 2022 begroot op € 49,91, aan Youvia te vergoeden.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij concludeert dat de vorderingen van Youvia moeten worden afgewezen. [gedaagde] betwist dat hij een betalingsverplichting heeft jegens Youvia. Hij voert hiertoe, samengevat, het navolgende aan. [gedaagde] heeft geen overeenkomst met Youvia. Hij werkt enkel op basis van offertes en heeft nooit een offerte van Youvia ontvangen of geaccordeerd. Hij is ook nooit akkoord gegaan met een jaarlijkse stilzwijgende verlenging van de overeenkomst met DTG. [gedaagde] is nooit bij brief geïnformeerd over de naamswijziging van DTG in Youvia. De door Youvia aan haar vordering ten grondslag gelegde factuur heeft [gedaagde] niet ontvangen. Ook heeft hij van Youvia geen aanmaningen gehad. Voorafgaand aan de betalingsherinnering van Bos Incasso is er nooit enig contact tussen Youvia en [gedaagde] geweest.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De overeenkomst en de daaruit voortvloeiende verplichtingen
4.1.
Niet in geschil is dat [gedaagde] op enig moment met DTG B.V. een overeenkomst heeft gesloten ten behoeve van de vermelding van de onderneming van [gedaagde] in de papieren DTG Telefoongids / Gouden gids en later ook online. In geschil is de vraag of er, zoals Youvia stelt, sprake is van een overeenkomst, die stilzwijgend kon worden verlengd. [gedaagde] betwist dit. Hij voert aan dat de verlenging van de overeenkomst met DTG jaarlijks en altijd schriftelijk plaatsvond op basis van een offerte, een orderbevestiging en een papieren gespecificeerde factuur en dat hij nooit met een stilzwijgende verlenging heeft ingestemd. [gedaagde] stelt dat hij in mei 2018 van DGT een aankondiging ontving dat zijn abonnement automatisch zou worden verlengd voor de periode van een jaar, dat hij hier in een telefoongesprek met DTG op 5 juni 2018 uitdrukkelijk bezwaar tegen heeft gemaakt en dat hij daarbij heeft aangegeven dat hij na 2019 niet langer gebruik zou maken van de diensten van DTG. Uit de door Youvia overgelegde stukken blijkt echter dat [gedaagde] daarna, in het telefoongesprek met DTG op 24 oktober 2018, akkoord is gegaan met een verlenging. Uit de orderbevestiging van 26 oktober 2018 en artikel 11.1 van de overgelegde algemene voorwaarden blijkt dat de initiële looptijd van de overeenkomst in beginsel één jaar is en dat de overeenkomst vervolgens steeds met een jaar wordt verlengd, tenzij de overeenkomst uiterlijk twee maanden voor het einde van de contractperiode schriftelijk wordt opgezegd. DTG heeft geen opzegging ontvangen. [gedaagde] heeft ook niet gesteld noch bewezen dat hij de overeenkomst schriftelijk heeft opgezegd voor 2020 en dus is de overeenkomst door DTG per 24 oktober 2019 stilzwijgend verlengd. Vast staat ook dat [gedaagde] DTG B.V. in 2018 en 2019 voor de door DTG verrichte werkzaamheden heeft betaald. Daarmee is de (verlenging) van de overeenkomst voldoende komen vast te staan. Per 24 oktober 2020 is de overeenkomst door DTG, toen genoemd Youvia, wederom stilzwijgend verlengd. Dat de overeenkomst per 1 november 2021 is geëindigd staat tussen partijen vast. Aan de orde is nu de vraag of [gedaagde] de factuur van 2 november 2020 voor de periode van 2 november 2020 tot en met 1 november 2021 nog moet betalen.
4.2.
Ten aanzien van het verweer van [gedaagde] dat hij de factuur van Youvia van 2 november 2020 niet hoeft te betalen, omdat hij geen overeenkomst heeft met Youvia en ook niet geïnformeerd is over de naamswijziging overweegt de kantonrechter als volgt.
4.3.
Per 13 maart 2020 heeft een statutenwijziging plaatsgevonden in die zin dat de besloten vennootschap “DTG B.V.” verder is gegaan onder de naam “Youvia B.V.”. Youvia is dus dezelfde rechtspersoon als waarmee [gedaagde] heeft gecontracteerd. Er is dus geen sprake van een contractsovername, maar enkel van een naamsverandering. De kantonrechter deelt het standpunt van [gedaagde] dat het op de weg van Youvia had gelegen om [gedaagde] duidelijk te informeren over deze naamswijziging. Dat Youvia, zoals zij stelt, [gedaagde] bij brief van 16 maart 2020 over deze statutenwijziging heeft geïnformeerd, is niet vast komen te staan. Youvia heeft een algemene brief van 16 maart 2020 overgelegd waarin haar klanten worden geïnformeerd over de naamswijziging, maar zij heeft niet aangetoond dat deze brief [gedaagde] ook daadwerkelijk heeft bereikt. Uit de door [gedaagde] overgelegde excuus-mail van Youvia van 24 juni 2020 blijkt overigens dat Youvia ook wist dat voornoemde brief [gedaagde] mogelijk niet had bereikt. Anderzijds blijkt uit deze e-mail, die gericht is aan [e-mailadres] en door [gedaagde] is overgelegd, wel dat [gedaagde] in ieder geval op 24 juni 2020 door Youvia over de naamswijziging is geïnformeerd. In de betreffende e-mail staat in dit verband immers onder meer:
“(…)
DTG heet nu dus Youvia.Op 16 maart lanceerden we apetrots ons nieuwe merk Youvia. Jij was klant bij DTG en bent dat nu bij Youvia. Hetzelfde bedrijf met een frisse identiteit. Youvia gaat jouw onderneming meer oplossingen bieden om je online succes vast te houden. We streven een betere online service na die het jou nog makkelijk maakt. De komende tijd gaan we je hier meer over vertellen. Houd je e-mail dus in de gaten.Wat ging er mis?
Onze lang geplande livegang viel precies rond de start van de coronamaatregelen. We realiseren ons nu dat onze aankondiging je mede daardoor mogelijk niet heeft bereikt.
(…)Je producten blijven effectief.Nog even een geruststelling: je producten lijden niet onder deze aanpassingen. Je vindbaarheid is niet in het geding, je online reputatie blijft intact en je bereik en advertenties lopen gewoon door, tenzij je ze hebt laten pauzeren. Ook blijven de verschillende producten elkaar versterken, en blijft alles veilig. Daar kun je gerust op zijn. (…)”
4.4.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is voldoende vast komen te staan dat [gedaagde] een overeenkomst had met DTG, per 13 maart 2020 genaamd Youvia, en dat die overeenkomst in stand is gebleven tot 1 november 2021.
4.5.
Dat Youvia de uit de overeenkomst voortvloeiende werkzaamheden heeft verricht en de overeenkomst in die zin is nagekomen is door [gedaagde] niet betwist en staat daarmee vast.
4.6.
Ten aanzien van het verweer van [gedaagde] dat hij de hoofdsom niet hoeft te betalen omdat hij de factuur van 2 november 2020 niet heeft ontvangen, wordt als volgt overwogen.
4.7.
Youvia heeft gesteld dat de factuur aan [gedaagde] per post aan hem is toegezonden op het in het handelsregister bekende adres van zijn onderneming. [gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat hij deze factuur ontvangen heeft. Op grond van artikel 3:37 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) moet een tot een bepaald persoon gerichte verklaring, om haar werking te hebben, die persoon hebben bereikt. Als uitgangspunt geldt daarbij dat een verklaring de geadresseerde heeft bereikt als zij door hem is ontvangen. Youvia moet dus stellen en zo nodig bewijzen dat de factuur is verzonden naar een adres waarvan zij redelijkerwijs mocht aannemen dat [gedaagde] aldaar kon worden bereikt en dat de factuur daar is aangekomen. Youvia heeft de factuur weliswaar aan het in het handelsregister bekende adres van de onderneming van [gedaagde] gestuurd, maar dat de verklaring daar ook is aangekomen, heeft zij niet aangetoond. Youvia heeft gesteld, noch bewezen wanneer de factuur is verstuurd. Ook heeft Youvia geen verzendbewijs, of, wanneer de factuur per e-mail zou zijn verstuurd, een kopie van de betreffende e-mail, overgelegd. Youvia heeft de ontvangst van de factuur door [gedaagde] , gelet op zijn betwisting, onvoldoende onderbouwd. Het beroep van Youvia op het arrest van de Hoge Raad van 8 januari 2019 (ECLI:NL:HR:2019:17) doet aan het voorgaande niet af. Dit arrest ziet immers, zoals [gedaagde] ook stelt, op de in het strafrecht geldende verzendtheorie en niet op de in het civiel recht geldende ontvangsttheorie zoals voortvloeit uit het hiervoor genoemde artikel 3:37 BW.
4.8.
Het niet ontvangen van een factuur betekent echter nog niet dat betaling niet (meer) verschuldigd is. Ook zonder factuur heeft Youvia immers op grond van de overeenkomst recht op betaling van de door haar verrichte werkzaamheden. De vordering tot betaling van de hoofdsom van € 377,63 zal dan ook worden toegewezen.
Wettelijke handelsrente
4.9
Wettelijke handelsrente is verschuldigd wanneer er sprake is van vertraging in de betaling van een geldsom bij een handelsovereenkomst. De overeenkomst tussen partijen is een handelsovereenkomst, omdat beide partijen de overeenkomst zijn aangegaan ten behoeve van hun onderneming. Nu niet is vast komen te staan dat de factuur van 2 november 2020 [gedaagde] heeft bereikt en gesteld noch gebleken is dat een vaste betaaldatum is overeengekomen, zal de wettelijke handelsrente overeenkomstig het arrest van de Hoge Raad van 26 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:339) worden toegewezen vanaf 30 dagen na aanvang van de dag volgend op de dag waarvan vast is komen te staan dat een (ander) gelijkwaardig verzoek tot betaling van Youvia [gedaagde] heeft bereikt. De dag waarvan vast is komen te staan dat een (ander) gelijkwaardig verzoek tot betaling is ontvangen, is in dit geval 24 maart 2021. Niet in geschil is immers dat [gedaagde] op die dag van Bos Incasso een e-mail heeft ontvangen op het [e-mailadres] , waarin hij namens Youvia wordt verzocht om een openstaand bedrag van € 377,63 te betalen. De gevorderde handelsrente zal derhalve worden toegewezen vanaf 25 april 2021 en wordt tot aan de dag der dagvaarding berekend op € 37,54.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.10.
De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen. Youvia heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat er na de e-mail van 24 maart 2021 niet is betaald en dat er vervolgens buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Youvia heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. De gevorderde vergoeding van € 56,64 voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is bepaald en wordt daarom toegewezen.
Toewijsbaar bedrag
4.11.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen
de hoofdsom van € 377,63 + € 37,54 aan wettelijke handelsrente + € 56,64 aan buitengerechtelijke incassokosten = € 471,81 in totaal.
Proceskosten
4.12.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze kosten worden aan de zijde van Youvia tot op heden vastgesteld op:
- kosten van de dagvaarding
107,22
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
160,00
+ (2,00 punten × € 80,00)
Totaal
448,00
4.13.
De na dit vonnis te maken kosten aan salaris gemachtigde worden begroot op
€ 40,00, te vermeerderen met de explootkosten als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Youvia te betalen een bedrag van € 471,81 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 15 juli 2022, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Youvia tot dit vonnis vastgesteld op € 448,00.
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hendriks en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2023.