ECLI:NL:RBZWB:2023:2479

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
10282477 \ CV EXPL 23-125
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Hendriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot nakoming van betalingsverplichting uit overeenkomst

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Youvia B.V. en een gedaagde die handelt onder een bedrijfsnaam. Youvia vorderde betaling van een bedrag van € 873,99, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten, op basis van een overeenkomst die in 2016 was gesloten met DTG B.V., dat later Youvia B.V. werd. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat hij geen overeenkomst meer had met Youvia, omdat hij deze in 2017 had opgezegd. Hij voerde aan dat hij geen werkzaamheden had ontvangen en dat hij eerder al een bedrag aan een incassobureau had betaald.

De rechtbank oordeelde dat Youvia onvoldoende bewijs had geleverd voor haar vordering. De kantonrechter stelde vast dat Youvia niet had aangetoond dat de gefactureerde werkzaamheden waren verricht en dat de factuur van 1 augustus 2020 niet overeenkwam met de eerder gesloten overeenkomst. De rechter concludeerde dat Youvia niet had voldaan aan haar stelplicht en dat de vordering daarom moest worden afgewezen. Youvia werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde op nihil werden vastgesteld, aangezien deze zonder gemachtigde had geprocedeerd.

De beslissing van de rechtbank was dat de vorderingen van Youvia werden afgewezen en dat Youvia de proceskosten moest vergoeden, vastgesteld op nihil.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kanton
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10282477 \ CV EXPL 23-125
Vonnis van 12 april 2023
in de zaak van
YOUVIA B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
hierna te noemen: Youvia,
gemachtigde: Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V. (LAVG),
tegen
[gedaagde]
handelend onder de naam [bedrijfsnaam],
wonende te [woonplaats] , [gemeente] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 december 2022 met producties;
- het mondeling antwoord van 18 januari 2023, waarbij producties zijn overgelegd;
- de conclusie van repliek;
- de mondelinge toelichting (dupliek) van 15 maart 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Youvia exploiteert een online marketingbedrijf.
2.2.
[gedaagde] heeft een onderneming op het gebied van haarverzorging.
2.3.
Op 13 maart 2020 heeft de besloten vennootschap “DTG B.V.” (hierna: DTG) haar statutaire naam gewijzigd in “Youvia B.V.” (hierna: Youvia). Youvia handelt volgens het overgelegde uittreksel uit het handelsregister zowel onder de naam “Youvia B.V.” als onder de naam “DTG”.
2.4.
Op 7 oktober 2022 ontving [gedaagde] een brief van [naam] namens Youvia B.V. [naam] verzoekt [gedaagde] hierin namens Youvia om binnen vijf dagen na dagtekening van deze brief € 867,56 te betalen. Als betalingskenmerk wordt [dossiernummer] genoemd.
2.5.
[gedaagde] heeft voornoemd bedrag niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
Youvia vordert veroordeling, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, van [gedaagde] tot betaling van € 873,99, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 644,93, vanaf 5 december 2022 tot de dag der algehele voldoening, zulks met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en nakosten.
3.2.
Youvia legt aan deze vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft in 2016 op afstand een overeenkomst gesloten met DTG B.V., sinds 2020 Youvia B.V. genaamd. Op grond van deze overeenkomst moet [gedaagde] Youvia in hoofdsom nog een bedrag van € 644,93 betalen. Hij is dit bedrag verschuldigd voor het door eiseres in opdracht en voor rekening van [gedaagde] opzetten van een website en het verzorgen van de online vindbaarheid van deze website. Youvia heeft dit bedrag bij factuur van 1 augustus 2020 met [nummer] aan [gedaagde] in rekening gebracht. De overeenkomst c.q. verlenging en de facturen zijn verzonden naar het adres waar [gedaagde] kantoor hield en dus heeft [gedaagde] de stukken ontvangen. [gedaagde] heeft de factuur niet betaald. Hij is in verzuim vanaf de dag na de vervaldatum van de factuur. Vanaf die dag moet [gedaagde] ook wettelijke handelsrente voldoen. De wettelijke handelsrente is tot 4 november 2022 begroot op € 132,32. Door het betalingsverzuim was Youvia genoodzaakt haar vordering op [gedaagde] ter incasso uit handen te geven. Daarom moet [gedaagde] ook € 96,74 aan buitengerechtelijke incassokosten aan Youvia vergoeden.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij voert hiertoe, samengevat, aan dat de vordering van Youvia niet klopt. [gedaagde] heeft geen overeenkomst meer met DTG, nu Youvia genaamd. Hij heeft zijn overeenkomst met DTG in 2017 per 1 januari 2018 telefonisch opgezegd. In 2018 stond hij niet meer in de telefoongids. Niet met zijn kapsalon, waar hij al mee was gestopt, en ook niet meer privé. Youvia heeft geen werkzaamheden voor [gedaagde] verricht. Op 25 juni 2021 heeft hij, na een mail van een incassobureau, € 509,25 betaald. Daarna is er door LAVG beslag gelegd op zijn AOW-uitkering. Dit ging om
€ 47,00 per maand + vakantiegeld. In de brief van de SVB van 11 augustus 2022 staat dat toen de laatste inhouding is geweest en dat het beslag daarmee was afgerond. Hieruit blijkt niet voor welke vordering LAVG destijds beslag heeft gelegd. Alles zou nu moeten zijn betaald. De door Youvia aan deze vordering ten grondslag gelegde factuur van 1 augustus 2020 heeft [gedaagde] in ieder geval nooit ontvangen. Hij heeft ook geen aanmaningen van Youvia ontvangen. De brief van LAVG van 7 oktober 2022 waarin betaling van deze factuur wordt verzocht, kwam voor hem uit het niets. [gedaagde] begrijpt hier niets van.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De overeenkomst en de daaruit voortvloeiende verplichtingen
4.1.
Youvia vordert nakoming van een uit een overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichting van [gedaagde] . Ter onderbouwing van de betwiste stelling dat er een overeenkomst tussen Youvia en [gedaagde] bestaat, heeft Youvia als productie 3 een orderbevestiging van 24 augustus 2016 overgelegd. Het betreft een orderbevestiging van DTG aan [bedrijfsnaam] , t.a.v. Meneer/Mevrouw [gedaagde] , [adres] . De orderbevestiging is als volgt gespecificeerd:
Product Specificatie Credit DebetWebsite abonnement Maandbedrag € 25,50 € 306,00
Website realisatie Eenmalige opstartkosten € 899,00
Eenmalige korting € 899,00
Facturatie: n.v.t.Subtotaal € 1.205,00
Totaal jaar 1 exclusief BTW € 1.205,00
Totaal jaar 1 inclusief 21% BTW € 1.458,00
Totaal jaar 2 exclusief BTW € 306,00
Totaal jaar 2 inclusief 21% BTW € 370,26
Totaal jaar 3 exclusief BTW € 306,00
Totaal jaar 3 inclusief 21% BTW € 370,26
OpmerkingenTotaal jaar 2 en totaal jaar 3 omvat alleen de producten met initiële looptijd van 24 t/m 36 maanden.
4.2.
De factuur van 1 augustus 2020 waar Youvia haar vordering op heeft gebaseerd, is als volgt gespecificeerd:
Product Bedrag
Website abonnement € 29,00
Product(en): Website abonnement
Bedrijfsprofiel op netwerk € 504,00Product(en): Bedrijfsprofiel basis + netwerk compleet
Totaal exclusief BTW € 533,00
BTW € 111,93
Totaal te voldoen € 644,93
4.3.
Dat [gedaagde] op enig moment een overeenkomst met DTG B.V. is aangegaan, is niet in geschil. Youvia heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende onderbouwd dat er in 2016 een overeenkomst tussen [gedaagde] en DTG was die zag op de realisatie van een website en een website abonnement. Youvia heeft echter op geen enkele wijze onderbouwd hoe deze overeenkomst zich verhoudt tot de factuur van 1 augustus 2020. Uit de door Youvia overgelegde opdrachtbevestiging volgt een opdracht voor de realisatie van een website en een website abonnement voor een periode van drie jaren. Gesteld noch gebleken is dat deze overeenkomst sedertdien (stilzwijgend) is verlengd of aangepast. De werkzaamheden die Youvia in de factuur van 1 augustus 2020 in rekening heeft gebracht zien op een bedrijfsprofiel basis + netwerk compleet waar € 504,00 voor in rekening is gebracht en een website abonnement van € 29,00. Youvia heeft geen overeenkomst overgelegd waaruit blijkt dat [gedaagde] voor deze werkzaamheden opdracht heeft verleend. Dat had, gelet op de betwisting door [gedaagde] , wel op haar weg gelegen. Voorts heeft Youvia op geen enkele wijze aangetoond dat de gefactureerde werkzaamheden zijn verricht. Ook dat had zij, gelet op de betwisting door [gedaagde] , wel moeten onderbouwen. [gedaagde] stelt dat hij niets meer verschuldigd is aan Youvia. Zijn stelling dat hij zijn overeenkomst met DTG per 1 januari 2018 had opgezegd, omdat hij gestopt was met de kapsalon, is niet onderbouwd en kan hem dus niet baten. [gedaagde] verwijst echter ook naar de eerder door hem aan een incassobureau betaalde bedragen en het loonbeslag dat LAVG namens Youvia heeft gelegd op de AOW-uitkering van [gedaagde] . Youvia stelt weliswaar dat dit zag op een andere vordering, maar heeft dit op geen enkele wijze onderbouwd. Youvia heeft ook niet toegelicht hoe de nu voorliggende vordering zich hiertoe verhoudt en wat er nu wel of niet is betaald door [gedaagde] . Het is aan Youvia om te stellen en te onderbouwen wat de grondslag is voor de op 1 augustus 2020 gefactureerde werkzaamheden. Youvia beroept zich immers op het rechtsgevolg van die stelling, namelijk betaling voor overeengekomen en geleverde diensten. De in de aan de vordering ten grondslag gelegde factuur van 1 augustus 2020 genoemde producten/diensten en bedragen stemmen niet overeen met de in de opdrachtbevestiging van 24 augustus 2016 genoemde producten/diensten. Youvia heeft niet aangetoond dat de op 1 augustus 2020 gefactureerde producten/diensten met [gedaagde] overeengekomen zijn. Ook heeft Youvia op geen enkele wijze aangetoond dat de gefactureerde producten/diensten geleverd zijn. Dit had gelet op de betwisting door [gedaagde] wel op haar weg gelegen.
4.4.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat Youvia haar vordering, niet, althans onvoldoende, heeft onderbouwd. Nu Youvia niet heeft voldaan aan de stelplicht, wordt aan bewijslevering niet toegekomen. De vordering van Youvia wordt dan ook afgewezen.
Proceskosten;
4.5.
Youvia zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, met dien verstande dat deze kosten aan de kant van [gedaagde] worden vastgesteld op nihil. [gedaagde] heeft zonder bijstand van een gemachtigde geprocedeerd en gesteld noch gebleken is dat hij ten behoeve van deze procedure anderszins kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van Youvia af,
5.2.
veroordeelt Youvia in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hendriks en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2023.