ECLI:NL:RBZWB:2023:2483

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
AWB- 23_1246
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag gemeentelijk monument

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 13 april 2023, is het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen aan de orde. Eiseres had op 5 oktober 2012 een aanvraag ingediend om de Grotekerk in [plaatsnaam 2] aan te wijzen als gemeentelijk monument. Na jaren van stilstand en een gebrek aan besluitvorming, heeft eiseres op 8 mei 2022 bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing. De rechtbank oordeelt dat de aanvraag niet tijdig is behandeld en dat de procedure niet correct is verlopen. Eiseres heeft verweerder op 11 september 2022 in gebreke gesteld, maar het bezwaarschrift is niet als beroepschrift door verweerder doorgestuurd naar de rechtbank. De rechtbank merkt het beroep aan als gericht tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag, ondanks dat verweerder stelt dat er in overleg met partijen is afgesproken om de zaak te laten rusten. De rechtbank concludeert dat de beslistermijn voor de aanvraag is verstreken en dat verweerder alsnog een besluit moet nemen binnen twee weken na de uitspraak. Tevens wordt verweerder verplicht een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt haar griffierecht van € 365,- vergoed, maar er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1246

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 april 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam 1] , eiseres

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 5 oktober 2012 om de [naam kerk] de Grotekerk te [plaatsnaam 2] aan te wijzen als gemeentelijk monument.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Eiseres heeft de aanvraag ingediend op 5 oktober 2012. Op 8 mei 2022 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag door verweerder. Volgens artikel 6:12 van de Awb staat tegen het niet tijdig beslissen geen bezwaar open, maar dient er beroep bij de rechtbank te worden ingesteld. Verweerder heeft echter nagelaten om het bezwaarschrift ter behandeling als beroepschrift door te sturen naar de rechtbank. Vervolgens heeft eiseres verweerder op 11 september 2022 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing door verweerder op haar bezwaarschrift. Gelet op het voorgaande merkt de rechtbank het beroep echter aan als te zijn gericht tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag.
In het verweerschrift van 28 maart 2023 heeft verweerder uiteengezet dat de zeer lange doorlooptijd allerminst gebruikelijk is, maar dat dit in overleg met partijen zo is afgesproken. Daarnaast zijn er ook langere periodes geweest waar geen actie noodzakelijk was. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat het wel of niet aanwijzen van de kerk geen invloed zou hebben gehad op het uiteindelijke resultaat. De leegstaande kerk en de pastorie zijn inmiddels getransformeerd tot een horecagelegenheid. Verval en uiteindelijk sloop is daarmee voorkomen. Volgens verweerder is de doelstelling van eiseres hiermee verwezenlijkt. Verweerder heeft diverse malen geprobeerd met eiseres in contact te komen om het dossier te laten rusten. Verweerder wijst hierbij op een e-mail van eiseres van 6 november 2018 waarin eiseres verweerder vraagt om de aanvraag on hold te zetten. Vervolgens ontbrak het bij verweerder aan de drive om nog tijd en energie in dit dossier te steken. Alhoewel verweerder bewust is van het feit dat er niet tijdig een beslissing is genomen, is verweerder van mening dat het niet zinvol en efficiënt is om alsnog een procedure op te starten en te doorlopen.
De rechtbank stelt vast dat eiseres op 5 oktober 2012 een aanvraag heeft ingediend om de [naam kerk] de Grotekerk te [plaatsnaam 2] aan te wijzen als gemeentelijk monument. Uit het collegebesluit van 10 april 2018 blijkt dat door een verschil van opvatting tussen partijen de aanvraag eerst in 2018 formeel is opgepakt. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiseres op 6 november 2018 verweerder heeft verzocht om de aanvraag on hold te zetten. Echter, in diezelfde mail heeft eiseres ook aangegeven dat verweerder na de verbouwing van de kerk en pastorie een besluit kan nemen op hun aanvraag. Hieruit blijkt dat eiseres nog steeds een beslissing op haar aanvraag wenst. Verweerder heeft op 11 oktober 2019 eiseres per e-mail bericht dat de verbouwing is afgerond en dat het kerkgebouw in gebruik is genomen als horecagelegenheid. Verweerder deelt eiseres tevens mede dat zij voornemens zijn om het kerkgebouw niet aan te wijzen als gemeentelijk monument.
De rechtbank is van oordeel dat met dit gestelde voornemen niet formeel op de aanvraag is beslist. Derhalve was de beslistermijn voor de aanvraag verstreken voordat eiseres beroep heeft ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is kennelijk gegrond.
Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. Naar het oordeel van de rechtbank moet een termijn recht doen aan de reële mogelijkheden om op de aanvraag te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen. De rechtbank ziet geen reden voor een langere termijn dan twee weken, nu verweerder in 2019 al het voornemen heeft geuit om de aanvraag af te wijzen. Dat verweerder het niet zinvol en efficiënt acht om alsnog een procedure op te starten, is niet relevant. Het is immers de taak van verweerder om formeel op een aanvraag te beslissen.
De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 13 april 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.