ECLI:NL:RBZWB:2023:2485

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
C/02/403574 FA RK 22-5226
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor erkenning en omgangsregeling in een complexe gezinszaak met veiligheidsaspecten

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de erkenning van een minderjarige en de omgangsregeling met de kinderen. De man verzoekt vervangende toestemming voor de erkenning van zijn biologische dochter, [minderjarige 1], en vraagt om een omgangsregeling met zijn andere kinderen, [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De vrouw, de moeder van de kinderen, verzet zich tegen de verzoeken van de man, onder andere vanwege een contactverbod en veiligheidsafspraken die zijn getroffen na eerdere incidenten van huiselijk geweld. De rechtbank heeft de verzoeken van de man beoordeeld in het licht van de belangen van de kinderen en de veiligheid van de vrouw.

De rechtbank oordeelt dat de man, als biologische vader, recht heeft op erkenning van [minderjarige 1], maar dat deze erkenning pas kan plaatsvinden nadat de beschikking definitief is geworden. De rechtbank stelt een termijn van twee maanden in voor de erkenning. Wat betreft de omgangsregeling oordeelt de rechtbank dat de veiligheid van de kinderen en de vrouw voorop staat. Gezien de omstandigheden, waaronder het contactverbod dat aan de man is opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat omgang met de man op dit moment niet in het belang van de kinderen is. De rechtbank ontzegt de man dan ook het recht op omgang met de kinderen.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de vrouw de man éénmaal per kwartaal schriftelijk moet informeren over belangrijke zaken met betrekking tot de kinderen, maar dat deze informatie via een veiligheidsteam moet worden verstrekt. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de belangen van de kinderen in situaties van huiselijk geweld en de rol van de rechtbank in het waarborgen van hun veiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/403574 FA RK 22-5226
Datum uitspraak: 14 maart 2023
Beschikking
in de zaak van
[de man] ,hierna te noemen: de man,
volgens de Basisregistratie Personen woonachtig in [woonplaats] , maar blijkens het verzoek verblijvende te [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. M.H. Aalmoes, gevestigd te Amsterdam.
Als belanghebbenden in onderhavige zaak worden aangemerkt:
de [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2020, hierna te noemen: [minderjarige 1] , vertegenwoordigd door mr. N.A. Boelhouwer, als bijzondere curator,
[de vrouw], hierna te noemen: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.A.E. van Raak-Kuiper, gevestigd te Udenhout.
Deze beschikking gaat ook over de minderjarigen
- [minderjarige 2] ,geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2015, hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
- [minderjarige 3] ,geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 3] 2016, hierna te noemen: [minderjarige 3] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.
1. Het procesverloop
De rechtbank oordeelt op grond van:
- de op 21 december 2022 gegeven beslissing tot benoeming van een bijzondere curator en het daarin genoemde verzoek;
- het op 18 januari 2023 ontvangen verweerschrift met een zelfstandig verzoek, met bijlagen;
- het op 6 februari ontvangen emailbericht van de bijzondere curator met als bijlagen het verslag van bevinding van de bijzondere curator en het strafvonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2023.
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 13 februari 2023. Bij die behandeling zijn gekomen partijen, met hun advocaten, en de bijzondere curator. Ook was een vertegenwoordiger aanwezig namens de Raad.

2.Het verzoek

De man verzoekt
vervangende toestemming voor de erkenning van [minderjarige 1] ;
vaststelling van een omgangsregeling met de kinderen op de door hem aangegeven wijze dan wel vaststelling van een in goede justitie te bepalen omgangsregeling;
hem mede te belasten met het gezag over de kinderen;
een informatie- en consultatieregeling vast te stellen op de door hem aangegeven wijze dan wel vaststelling van een in goede justitie te bepalen informatie- en consultatieregeling;
onder verbeurte van een dwangsom dan wel een in goede justitie vast te stellen dwangsom.
De vrouw verzoekt de man de omgang met de kinderen te ontzeggen.

3.De nadere beoordeling

3.1
Uit de stukken en de mondelinge behandeling blijken de volgende feiten:
- Uit de relatie tussen de man en de vrouw zijn [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 1] geboren.
- [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn door de man erkend.
- Op de geboorteakte van [minderjarige 1] staat alleen de vrouw als ouder vermeld.
- De vrouw is alleen belast met het gezag over de kinderen.
- Er vindt geen contact plaats tussen de man en de kinderen.
- De man, de vrouw en de kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit.
Erkenning
3.2
Tussen partijen is niet in geschil dat de man de biologische vader is van [minderjarige 1] . De vrouw heeft aanvankelijk geen toestemming voor de erkenning willen verlenen, uit vrees dat de man een verzoek in zou dienen om mede met het gezag over de kinderen te worden belast. Sinds 1 januari 2023 leidt een erkenning in beginsel ook tot gezamenlijk gezag. Uit veiligheidsoverwegingen mag de vrouw momenteel geen contact hebben met de man en gezamenlijk gezag acht zij om die reden niet haalbaar. De vrouw heeft echter geen principiële bezwaren tegen een erkenning van [minderjarige 1] door de man. Hij zou daardoor dezelfde geslachtsnaam krijgen als [minderjarige 2] en [minderjarige 3] en daarmee vormt [minderjarige 1] niet langer een uitzondering binnen het gezin.
De bijzondere curator heeft het feit dat de twee andere kinderen al wel door de man zijn erkend zwaar mee laten wegen in haar advies om het afstammingsverzoek toe te wijzen. De erkenning van [minderjarige 1] zal daardoor niet leiden tot een extra belasting of een hele nieuwe situatie, als gevolg waarvan de belangen van de vrouw of [minderjarige 1] worden geschaad. Het belang van [minderjarige 1] is volgens de bijzondere curator juist gebaat bij het hebben van een juridische vader.
De Raad wijst erop dat het in zijn algemeenheid voor een kind belangrijk is te weten van wie het afstamt en dat het voor een kind niet fijn is om een uitzonderingspositie in het gezin te bekleden, zoals voor [minderjarige 1] nu wel geldt. De Raad adviseert dan ook het afstammingsverzoek toe te wijzen.
3.2
De rechtbank overweegt met betrekking tot het afstammingsverzoek het volgende.
Op grond van artikel 1:204, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de toestemming van de moeder om een kind te erkennen door de rechtbank worden vervangen, als het kind de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt. Dit kan op verzoek van de man die het kind wil erkennen, als de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind of de belangen van het kind niet zal schaden en de man de verwekker is van het kind.
3.3
De man en de vrouw hebben geen enkele twijfel over het biologische vaderschap van de man. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling van de verzoeken is gebleken dat de man en de vrouw een turbulente relatie achter de rug hebben, waarin sprake is geweest van huiselijk geweld. Dit heeft ertoe geleid dat de vrouw, hoewel zij niet afwijzend staat ten opzichte van een erkenning van [minderjarige 1] door de man, terughoudend is geweest in haar afweging om hiervoor aan de man toestemming te verlenen. De vrouw vreest met name dat de man mede het gezag verkrijgt en zich daardoor kan mengen in haar leven en dat van de kinderen. [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn al door de man erkend en hun belangen en die van de vrouw zijn hierdoor niet geschaad. De rechtbank verwacht niet dat dit ten aanzien van een erkenning van [minderjarige 1] anders zal zijn. Een erkenning zal ertoe leiden dat [minderjarige 1] dezelfde geslachtsnaam als [minderjarige 2] en [minderjarige 3] krijgt en dat draagt bij aan de eenheid binnen het gezin. Daarnaast zal door een erkenning ook vast komen te staan van wie [minderjarige 1] afstamt. De rechtbank acht een erkenning dan ook in het belang van [minderjarige 1] Ten overvloede merkt de rechtbank hierbij op dat ten aanzien van de verzoeken van de man over het gezag en de omgang andere afwegingen moeten worden gemaakt dan ten aanzien van de vervangende toestemming, nu de gronden voor deze verzoeken verschillen van die voor het afstammingsverzoek.
3.4
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het afstammingsverzoek toewijzen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat de man tot erkenning over zal dienen te gaan
binnen twee maanden, nadat de afstammingsbeslissing definitief is geworden. Dat is het geval als binnen drie maanden na afgifte van deze beschikking geen hoger beroep tegen deze beslissing is ingesteld. Indien wel hoger beroep wordt ingesteld, dan dient de man de beslissing van het gerechtshof af te wachten. Het verbinden van een termijn aan de erkenning draagt bij aan de rechtszekerheid voor de vrouw en [minderjarige 1] .
Gezag
3.5
De man wenst mede met het gezag over [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 1] te worden belast. Hij wil zich niet bemoeien met de dagelijkse gang van zaken, maar hij wil wel betrokken worden bij belangrijke beslissingen over hen. De vrouw is een aantal keren met de kinderen naar het buitenland vertrokken en de man wil dit in de toekomst voorkomen. Mogelijk kunnen instanties de communicatie tussen de man en de vrouw begeleiden. De man begrijpt evenwel dat gezamenlijk gezag op dit moment misschien nog niet voor de hand ligt.
De vrouw stelt dat gezamenlijk gezag op dit moment niet haalbaar is. Als gevolg van de onveiligheid in de thuissituatie door het handelen van de man, verblijven de vrouw en de kinderen op een geheime verblijfplaats en worden zij bijgestaan door een veiligheidsteam. Daaraan zijn voorwaarden verbonden, die door de vrouw zijn ondertekend. Een van die voorwaarden houdt in dat zij en de kinderen op geen enkele wijze contact mogen hebben met de man. Zelfs schriftelijke communicatie moet eerst met het veiligheidsteam worden besproken.
Hoewel dit niet tot haar primaire opdracht behoort, heeft de bijzondere curator zich uitgelaten over het verzoek van de man om mede met het gezag te worden belast. Zij wijst in dat kader op het strafvonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2023, waarin de man, samengevat, is veroordeeld wegens mishandeling van de vrouw en meermalen gepleegde bedreiging jegens de vrouw met een misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling. In dat kader is aan de man onder meer een contactverbod opgelegd voor de duur van vijf jaar, dat geldt jegens de vrouw, haar twee oudste kinderen en haar moeder, waarbij slechts een uitzondering geldt voor oproepingen van instanties. De bijzondere curator meent dat het verzoek tot gezamenlijk gezag alleen al om die reden moet worden afgewezen.
De Raad sluit zich aan bij het standpunt van de bijzondere curator.
3.6
De rechtbank overweegt het volgende ten aanzien van het verzoek van de man hem mede met het gezag over [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 1] te belasten.
In artikel 1:253c BW staat dat de vader van het kind, als hij het gezag mag krijgen, de rechtbank kan verzoeken hem ook, dus samen met de moeder, het gezag te geven. Hij mag dit gezag dan niet eerder al met de moeder hebben gehad. Verder staat in dat artikel dat dit verzoek alleen kan worden afgewezen als het risico bestaat dat het kind daarmee erg klem komt te zitten tussen zijn of haar ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen korte tijd genoeg verbetering komt. Het verzoek kan ook worden afgewezen als dat om een andere reden in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.7
De rechtbank stelt vast dat de man recent strafrechtelijk is veroordeeld wegens mishandeling van de vrouw en het uiten van ernstige bedreigingen aan haar adres. Deze feiten hebben ertoe geleid dat de vrouw momenteel met de kinderen op een geheime locatie verblijft en wordt begeleid door een veiligheidsteam. Aan de geboden bescherming zijn stevige voorwaarden verbonden, waaronder het niet hebben van contact met de man. Daarnaast is aan de man door de Amsterdamse strafrechters een contactverbod met onder meer de vrouw opgelegd, voor de duur van vijf jaar. Gezamenlijk gezag vereist dat sprake is van een adequate vorm van communicatie tussen de gezagdragers over een kind en over de beslissingen die ten behoeve van dat kind genomen moeten worden. Nu aan de man een contactverbod met de vrouw is opgelegd en de vrouw op grond van de veiligheidsafspraken evenmin contact op mag nemen met de man, is de rechtbank van oordeel dat van voornoemde adequate vorm van contact tussen hen geen sprake is en op korte termijn ook niet zal kunnen zijn. Dat maakt dat gezamenlijk gezag praktisch niet uitvoerbaar is, noch in het belang van [minderjarige 1] na hij ermee gebaat is dat de belangrijke beslissingen over hem steeds adequaat, spanningsloos en op korte termijn genomen kunnen worden. Om die reden zal dit verzoek van de man worden afgewezen.
Omgang
3.8
De man wil graag omgang met [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 1] , maar daarover gemaakte afspraken worden volgens hem door de vrouw niet nagekomen. Om die reden verzoekt de man ook een dwangsom aan de nakoming van de omgangsregeling te verbinden. Hij heeft [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 1] in februari 2022 voor het laatst gezien en hij mist hen. De man beseft dat er niet onmiddellijk sprake kan zijn van tweewekelijks contact, maar hij wil graag bezien hoe het contact kan worden hersteld. Daarbij kan in bepaalde waarborgen worden voorzien, bijvoorbeeld door omgang onder begeleiding te laten plaatsvinden en door het stellen van duidelijke voorwaarden aan de man, waaronder het contact plaats kan vinden. In veel zaken waarin sprake is van een ondertoezichtstelling en huiselijk geweld wordt toch vaak ingezet op de totstandkoming van een omgangsregeling en dat zou, volgens de man, in deze situatie ook het uitgangspunt moeten zijn. Het belang van de kinderen vereist ook dat zij contact hebben met de man en [minderjarige 3] geeft aan dat ook te willen. De man verzoekt de Raad om onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden van contact en het verzoek anders aan te houden.
De vrouw staat in beginsel niet afwijzend tegenover omgang tussen de man en de kinderen, maar zij acht het onmogelijk om onder de gegeven omstandigheden een omgangsregeling tot stand te brengen. Veiligheid moet immers voorop staan en de vrouw ziet niet hoe daaraan vorm kan worden gegeven. Zij acht omgang momenteel dan ook in strijd met de zwaarwegende belangen van de kinderen en zij verzoekt om die reden de man het recht op omgang te ontzeggen. Gelet op de omstandigheden vindt zij een raadsonderzoek overbodig. Desondanks gunt zij de kinderen omgang met de man en zij hoopt dat hiervoor in de toekomst wel mogelijkheden ontstaan.
De bijzondere curator acht een omgangsregeling, in welke vorm dan ook, momenteel niet haalbaar. De situatie is precair en de vrouw heeft met de kinderen al een aantal keren voor de man moeten vluchten. De veiligheid van de vrouw en [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 1] vereist dat de kinderen tijdens het contact met de man op geen enkele wijze informatie aan de man verstrekken over hun verblijfplaats of daaraan gerelateerde zaken, op basis waarvan de man die verblijfplaats kan achterhalen. Dat betekent dat ze niets mogen vertellen over hun vriendjes, school of bijvoorbeeld hobby’s. Dat vindt de bijzondere curator ondoenlijk en te belastend voor de kinderen.
De Raad erkent het belang van contact tussen de man en [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 1] , ook gelet op hun identiteitsontwikkeling. Dat contact moet dan echter wel veilig en onbelast zijn. Gelet op de geheimhoudingsplicht en daarmee gepaard gaande risico’s zullen de kinderen gedurende de contacten met de man constant op hun hoede moeten zijn en dat maakt dat het contact op voorhand al niet op onbelaste wijze plaats kan vinden. Daarmee is omgang, volgens de Raad, niet in het belang van [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 1] . De Raad ziet ook geen meerwaarde in een raadsonderzoek, omdat op voorhand geen mogelijkheden worden gezien om te komen tot een onbelaste vorm van contact, zelfs niet in het kader van een ondertoezichtstelling.
3.9
Met betrekking tot de omgang tussen de man en [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 1] overweegt de rechtbank het volgende.
In artikel 1:377a BW staat dat een ouder zonder gezag over het kind, recht heeft op omgang met het kind. De rechtbank kan op verzoek van één ouder of op verzoek van de ouders samen een omgangsregeling vaststellen. De rechtbank kan een ouder ook het recht op omgang ontzeggen. Dat kan alleen als er sprake is van één van de volgende omstandigheden:
  • omgang zou schadelijk zijn voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind;
  • de ouder is ongeschikt of niet in staat tot omgang met het kind;
  • het kind is twaalf jaar of ouder en heeft laten weten dat hij echt geen contact met de ouder wil;
  • er is een andere redenen waarom omgang in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
3.1
Voorop staat dat (onbelaste) omgang tussen een ouder en kind in zijn algemeenheid in het belang van het kind wordt geacht. In dit geval is de rechtbank echter van oordeel dat omgang met de man ernstig nadeel oplevert voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de kinderen. De rechtbank legt daaraan ten grondslag dat de vrouw zich met de kinderen, om veiligheidsredenen, op een voor de man geheime verblijfplaats bevindt, onder begeleiding van een veiligheidsteam dat allerlei waarborgen heeft getroffen om te voorkomen dat de man deze verblijfplaats achterhaalt. Het is de vrouw onder meer verboden om contact met de man te hebben. Dat de situatie van de vrouw en de kinderen onveilig is geweest, blijkt uit het recente strafvonnis van de rechtbank Amsterdam. Hoewel in het kader van een omgangsregeling allerlei maatregelen te treffen zijn, die voorkomen dat de man en de vrouw rechtstreeks contact met elkaar hebben en aan de man ook voorwaarden kunnen worden opgelegd, waaraan hij zich tijdens de omgang moet houden en dit gemonitord kan worden door de omgang te begeleiden, is de rechtbank van oordeel dat omgang, in welke vorm dan ook, onder de gegeven omstandigheden belastend zal zijn voor [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 1] . Zij zullen in het kader van de omgang immers moeten reizen, omdat hun veiligheid met zich brengt dat omgang niet in de buurt van hun verblijfplaats mag plaatsvinden en aan hen zullen tal van restricties moeten worden opgelegd teneinde te voorkomen dat de man hun huidige verblijfplaats kan achterhalen. Omdat dergelijke verwijzingen al kunnen voorkomen in op het oog onschadelijke informatie over hun dagelijkse leven, zullen de kinderen op eieren moeten lopen tijdens de omgang en daarmee is nog niet gegarandeerd dat zij per ongeluk niet toch informatie verstrekken die niet geschikt is om te delen met de man. Dit maakt dat de omgang niet op onbelaste en voor de kinderen veilige wijze vormgegeven kan worden. Op dit moment wordt alles in het werk gesteld om de veiligheid van de vrouw en de kinderen te waarborgen en wordt iedere vorm van contact met de man als potentieel risicovol beschouwd. Onder die omstandigheden acht de rechtbank omgang op dit moment schadelijk voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de kinderen en in strijd met hun zwaarwegende belangen. Daarom zal het verzoek van de vrouw om de man het recht op omgang te ontzeggen worden toegewezen, onder afwijzing van het verzoek van de man om een omgangsregeling vast te stellen. Gelet op de betrokkenheid van het veiligheidsteam en de door dat team gestelde voorwaarden, ziet de rechtbank geen reden om een raadsonderzoek te gelasten.
3.11
Ten overvloede merkt de rechtbank hierbij op dat de tijdsduur van de ontzegging van omgang altijd van tijdelijke aard is en dat in geval van wijziging van omstandigheden en in ieder geval na verloop van een jaar, de man zich opnieuw tot de rechter zal kunnen wenden om een omgangsregeling te laten vaststellen (ECLI:NL:HR:2009:BG5045). Om die reden acht de rechtbank geen gronden aanwezig om dit onderdeel van het verzoek aan te houden. De man dient zich daarbij bewust te zijn van het feit dat zijn gedrag een belangrijke rol zal spelen bij de beoordeling van een nieuw verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling. Het zal dan ook helpend zijn als hij te zijner tijd aan kan tonen, bijvoorbeeld door een behandeling voor zijn agressieregulatie-problematiek aan te gaan en verslagen van zijn behandelaars te overleggen, dat hij zijn gedrag ten goede heeft veranderd en dat hij zijn agressieregulatie-problematiek onder controle heeft. Het maken van ruimhartige excuses aan de slachtoffers en erkenning van het leed dat hij heeft toegebracht zal daarbij helpend zijn. Daarnaast zal mede bepalend zijn de inschatting van het veiligheidsteam en de door dat team gestelde voorwaarden en waarborgen, die noodzakelijk worden geacht om de veiligheid van de vrouw en de kinderen te waarborgen.
Informatie en consultatie
3.12
De man wenst viermaal per jaar te worden geïnformeerd over belangrijke aangelegenheden met betrekking tot [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 1] , voorzien van foto’s en een tekening of schrijven van de kinderen. Daarnaast wenst de man in te kunnen loggen op de schoolsystemen, zodat hij de resultaten van de kinderen kan inzien, hij wenst besprekingen over de kinderen op school te kunnen bijwonen en hij wil worden geconsulteerd over belangrijke zaken als medische behandelingen, schoolkeuzes en verblijf in het buitenland.
De vrouw is bereid de man via derden over [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 1] te informeren, maar zij acht de overige onderdelen van dit verzoek van de man niet haalbaar, omdat zij niet in de gelegenheid is om contact met de man te hebben.
3.13
Nu de vrouw bereid is de man van informatie over [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 1] te voorzien, zal de rechtbank bepalen dat deze informatie in overleg met en via het veiligheidsteam aan de man zal worden verstrekt. Gelet op de beperkingen die door het veiligheidsteam aan de vrouw zijn opgelegd, zal de rechtbank geen nadere invulling geven aan de informatie die door de vrouw zal worden verstrekt. Algemene informatie over schoolresultaten, hobby’s en eventuele medische aangelegenheden lijken de rechtbank haalbaar, doch de vrouw zal de informatie dienen op te stellen binnen de restricties die het veiligheidsteam haar oplegt. Gelet op hetgeen eerder in deze beschikking al is overwogen, zal de rechtbank het verzoek van de man tot het vaststellen van een informatie- en consultatieregeling voor het overige afwijzen.
3.14
Het verzoek van de man tot vaststelling van een dwangsom of de inschakeling van de sterke arm van de wet, zal de rechtbank eveneens afwijzen. Immers wordt de omgang aan de man ontzegd en stelt de vrouw bereid te zijn de man van informatie over de kinderen te voorzien. De rechtbank acht het dan ook niet nodig aan de nakoming daarvan een dwangsom te verbinden.
3.15
Omdat partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de zaak over hun kinderen gaat, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij de eigen kosten moet dragen.

4.De beslissing

De rechtbank
verleent, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vrouw, aan de man toestemming tot het erkennen van de [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2020 en bepaalt dat de man, binnen twee maanden nadat deze beslissing definitief is geworden, tot erkenning dient over te gaan bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. Na het ongebruikt verstrijken van deze termijn komt de vervangende toestemming van de rechtbank te vervallen;
ontzegt de man, uitvoerbaar bij voorraad, met onmiddellijke ingang het recht op omgang met [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 1] ;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de vrouw de man éénmaal per kwartaal, te starten op 1 april 2023, schriftelijk informeert over [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 1] , welke informatie in overleg met het veiligheidsteam zal worden opgesteld en via datzelfde veiligheidsteam aan de man zal worden verstrekt;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Triest, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2023, in aanwezigheid van de griffier.
mv
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een procureur worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch