In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 14 april 2023, wordt het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres, een besloten vennootschap, was opgehouden te bestaan op 10 mei 2021, voordat het beroepschrift werd ingediend. De rechtbank behandelt het beroep tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst, die een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen had opgelegd. De gemachtigde van eiseres had bij brief van 14 juni 2021 beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat er geen rechtsgeldige machtiging was om namens eiseres op te treden, aangezien eiseres op het moment van indiening van het beroepschrift niet meer bestond.
De rechtbank wijst erop dat volgens artikel 8:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) iemand die namens een ander beroep instelt, een machtiging moet indienen. De gemachtigde heeft een document overgelegd waarin staat dat hij gemachtigd is, maar de rechtbank concludeert dat dit document niet rechtsgeldig is, omdat eiseres op dat moment niet meer bestond. De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld, maar de gemachtigde kon geen overtuigende uitleg geven over de rechtsgeldigheid van zijn vertegenwoordiging.
De inspecteur heeft verzocht om veroordeling van eiseres of de gemachtigde in de proceskosten, maar de rechtbank wijst dit verzoek af, omdat er onvoldoende bewijs is voor de gestelde feiten. Ook de verzoeken om immateriële schadevergoeding en proceskostenvergoeding worden afgewezen, omdat de rechtbank niet kan vaststellen dat deze verzoeken rechtsgeldig zijn gedaan. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat het betaalde griffierecht niet wordt terugbetaald.