Uitspraak
1.[gedaagde in conventie sub 1] ,
2.
[gedaagde in conventie sub 2],
1.De procedure
- het bericht van 6 februari 2023 met productie 38 van [eiser in conventie] ;
- de mondelinge behandeling van 7 februari 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
2.De feiten
C. De koper verbindt zich tot het bijdragen in de exploitatie-, onderhouds- en beheerskosten van de algemene en/of recreatieve voorzieningen van het villapark zoals hiervoor onder 12.A. omschreven en het buiten-schilderwerk van iedere villa, zoals hierna onder 12.G vermeld, één en ander zoals omschreven in de statuten van voornoemde vereniging.
(…)
De leden zijn per bebouwde kavel aan de vereniging jaarlijks een contributie en verdere bijdragen verschuldigd als door de algemene vergadering zal worden vastgesteld. Onder “verdere bijdragen” vallen onder meer een jaarlijks vast te stellen omslag terzake van door de vereniging gemaakte en te maken exploitatiekosten, voortvloeiende uit de nastreving van haar doel, en welke nader zijn omschreven in artikel 3 van het reglement.
Jaarlijks wordt door het bestuur een begroting van de exploitatiekosten van de vereniging ontworpen en ter vaststelling aan de algemene vergadering voorgelegd.
Met ingang van een door het bestuur te bepalen datum moeten de leden jaarlijks ten behoeve van de vereniging voorschotbijdragen in één bedrag, aan de vereniging overmaken.
Met het door het lid verschuldigde aandeel in de vastgestelde exploitatiekosten over enig boekjaar wordt verrekend hetgeen reeds door hem aan voorschotbijdragen werd voldaan. (…).
Indien een lid niet binnen éénentwintig dagen na verloop van de in het vorig lid van dit artikel vermelde termijn het door hem verschuldigde heeft voldaan, is hij daarover een rente verschuldigd, waarvan het percentage nader in het reglement zal worden bepaald. (…)”
- bij tussenvonnis van 18 juli 2012 van de Rechtbank Breda heeft de kantonrechter overwogen: “
- [eiser in conventie] heeft tegen dit tussenvonnis tussentijds hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Het hof heeft het tussenvonnis van de Rechtbank Breda op 9 december 2014 bekrachtigd: “
- [eiser in conventie] in vervolgens cassatie gegaan. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat niet op het cassatieberoep kon worden beslist (artikel 81 RO). De Advocaat-Generaal in kwestie heeft op 29 april 2016 desondanks overwogen: “
- daarna is de kwestie weer bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant terecht gekomen. Bij vonnis van 6 november 2019 heeft de rechtbank de vorderingen van [eiser in conventie] afgewezen: “
- [eiser in conventie] heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. In hoger beroep heeft het hof in zijn arrest van 27 juli 2021 overwogen: “
- geen van partijen heeft cassatie ingesteld tegen dit arrest.
3.Wat vinden partijen?
4.Wat vindt de kantonrechter?
- op welke juridische grondslag [eiser in conventie] haar vordering baseert;
- welke kosten bij [gedaagden in conventie] in rekening worden gebracht, omdat [eiser in conventie] slechts heeft gesteld welke kosten wél in rekening worden gebracht;
- of de bij [gedaagden in conventie] in rekening gebrachte kosten ook daadwerkelijk voor de beoogde doelen zijn aangewend en of deze kosten zijn gebaseerd op daadwerkelijke facturen;
- hoe de bij [gedaagden in conventie] in rekening gebrachte bedragen zich uiteindelijk verhouden tot de exploitatierekeningen over de betreffende jaren;
- dat de in rekening gebrachte kosten betrekking hebben op enig profijt dat [gedaagden in conventie] ten gevolge van inspanningen van [eiser in conventie] hebben genoten.